Dutch police and headscarf policy

by: in Law
politie blog hoofddoekjes

No headscarves or other religious expressions in the police, in this way we impair the 'neutral' image associated with the police. (Dutch only)

Op 20 november oordeelde echter het College voor de Rechten van de Mens (oordeel 2017-135) dat de  Nationale Politie een politiemedewerkster discrimineert door haar te verbieden om haar functie (het beantwoorden van het 0900-servicenummer en het opnemen van 3D-aangiften) uit te oefenen in politie uniform, in combinatie met een hoofddoek. 

Eigenlijk was de beleidslijn van de politie dat bij publiekscontacten medewerkers geen religieuze symbolen mag dragen, en dat is een hoofddoek voor betrokkene, want zij beriep zich op haar vrijheid van godsdienst en verzocht gevrijwaard te blijven van discriminatie op grond van godsdienst. Het College verwijt als het ware de politie dat de politie verzoekster was tegemoet gekomen door een hoofddoek toe te staan in combinatie met eigen kledij. De les daaruit zou dan ook moeten zijn dat een organisatie als de politie personeel niet meer tegemoetkomt. Dat idee van de Commissie komt voort uit de rechtspraak dat een werkgever een consistente beleidslijn moet volgen want als je dat niet doet, kan er kennelijk geen objectieve rechtvaardiging zijn. Consequentie is dan wel dat in concrete gevallen het lastig is voor een organisatie om op maat gesneden oplossingen te zoeken. Het wordt dan meteen alles of niets.

Verder veronachtzaamt het College dat het niet alleen gaat om de intensiteit van de klantencontacten, of het feit dat verzoekster wel of geen (grote) beslissingsbevoegdheid heeft, maar ook en vooral om de uitstraling van een overheidsorganisatie. Een organisatie die niet voor niets ook geüniformeerd is, namelijk daarmee overheidsgezag uitstraalt en neutraliteit, waarbij de politie zonder aanziens des persoons optreedt en dat doet ook zonder aanziens van de persoon van de politiewerknemer. Dat is een typisch seculier staatsbelang en een zwaarwegend belang. Dat lijkt mij ook een nogal zwaarwegende rechtvaardiging, die niet kan worden weggeredeneerd door te wijzen op de geringe contacten van betrokkene, of de toegevendheid van de werkgever om de hoofddoek toe te staan zonder uniform. Het hoofdbeginsel van de neutraliteit van de gehele politieorganisatie blijft mijns inziens ook dan overeind. En dat is belangrijk genoeg om aan vast te houden. Met de op het individu van de betrokkene toegespitste benadering door het College miskent het College, dat er er sprake is van een afweging ten opzichte van het algemene beginsel en uitgangspunt: neutraliteit van de politie. Bij uitstek organisaties als politie, zittende en staande magistratuur, maar ook de overheid in haar klantencontacten en –uitstraling, horen een neutrale attitude uit te stralen gedurende het werk en contacten met burgers. Het is ook niet relevant, zoals het College overweegt, dat betrokken medewerker wel aangiften in ontvangst neemt maar niet beslist wat er mee gaat gebeuren. Ook werk van administratief karakter hoort bij de neutraliteit en daarmee gepaard gaande uitstraling.

Daarmee is evenmin te verenigen dat, zoals het motief van de medewerker was, zij uitdrukking wil geven aan haar persoonlijkheid of volgens haar geloof wil leven. Beide motieven staan haaks op de noodzaak van een neutrale overheid, in casu politie, waar niet in past dat als medewerker van de politie specifieke statements worden gemaakt op de werkplek, tijdens het werk, en als medewerker. Met de concrete afweging ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden had het College kortom niet kunnen volstaan omdat daarmee het algemene belang wordt genegeerd, en betrokken medewerker met haar beroep laat zien meer oog te hebben voor haar eigen individuele oogmerk, dan het specifieke oogmerk van de politie organisatie. Dat te honoreren lijkt mij geen goed idee.

Hier volgt de hoofdoverweging van het College:
”Voor zover verzoekster via de 3D-videoverbinding aangiften van burgers opneemt, waarbij wel sprake is van visueel contact, ligt de beoordeling van de noodzakelijkheid anders. Het College is echter van oordeel dat ook in die situatie het verbod in de gegeven omstandigheden niet strikt noodzakelijk is. Verzoekster bevindt zich niet in dezelfde ruimte als de burger, die de 3D-aangifte doet. Het met de gedragscode nagestreefde doel van een veilige werkomgeving voor de betrokken medewerker legt reeds daarom geen gewicht in de schaal. Daar komt bij dat verzoekster in haar functie niet belast is met het aan het opnemen van de aangiften verbinden van consequenties of oordelen. Zoals verweerder heeft aangegeven hebben haar werkzaamheden een administratief karakter: zij beslist niet wat de politie naar aanleiding van een aangifte wel of niet gaat doen.

Gegeven dit feit acht het College het doel van een onpartijdige uitstraling - in de zin van het vermijden van een mogelijke schijn van niet-neutraliteit of niet-objectiviteit – slechts in geringe mate aan de orde. Daarom is het College van oordeel dat verweerder de strikte noodzakelijkheid van het middel onvoldoende heeft aangetoond. Het College vindt steun voor dit standpunt in het gegeven dat verweerder, ondanks de gedragscode, verzoekster heeft toegestaan en ook nu nog toestaat, om in burgerkleding met een hoofddoek dit onderdeel van haar functie uit te oefenen. Dit terwijl zij op dat moment voor de personen die aangifte doen, zoals verweerder zelf aangeeft, onmiskenbaar in beeld is als politieambtenaar. Op grond van bovenstaande concludeert het College dat de strikte noodzaak, om verzoekster te verbieden haar functie uit te oefenen met een hoofddoek in combinatie met het uniform, ontbreekt en dat het gemaakte onderscheid dus niet objectief gerechtvaardigd is.”
 

 Meer blogs op Law Blogs Maastricht
  • A.W. Heringa

    Author and editor of numerous books and articles on Dutch Constitutional law, the European Convention on Human Rights, the European Social Charter, comparative constitutional law, US constitutional law, Human Rights and legal education. Author of blogs on the Montesquieu Institute website.

    More articles from A.W. Heringa