Life certificates: a barrier to the free movement of pensioners
Have you ever considered of enjoying your retirement elsewhere, perhaps in a sunnier European destination? (Dutch only)
Een van deze belemmeringen van de Europese vrijheden is het levenscertificaat
Na emigratie naar het buitenland blijft een pensioengerechtigde zijn Nederlands pensioen ontvangen, zowel zijn AOW-pensioen als een eventueel aanvullend pensioen. Eén van de voorwaarden hiervoor is het jaarlijks indienen van een zogenaamd ‘levenscertificaat’ (ofwel ‘attestatie de vita’). Deze verplichting bestaat aangezien geen gegevensuitwisseling plaatsvindt tussen enerzijds de SVB (Sociale Verzekeringsbank) of Nederlandse pensioenfondsen en anderzijds de buitenlandse gemeenten, administraties, sociale verzekeringsbanken of pensioenfondsen. De SVB of het pensioenfonds wordt dus niet automatisch door de buitenlandse autoriteiten in kennis gesteld van het leven en overlijden van de in het buitenland wonende gerechtigde. In tegenstelling gebeurt dit wel indien de pensioengerechtigde in Nederland woont. Deze verplichting geldt overigens ook voor Duitse of Belgische pensioengerechtigden die hun pensioen buiten Duitsland respectievelijk België genieten.
Het levenscertificaat wordt door de SVB of het pensioenfonds aan de buitenlandse pensioengerechtigde toegestuurd (meestal digitaal). Vervolgens is de buitenlandse pensioengerechtigde verplicht dit document in te vullen en te laten tekenen door de buitenlandse bevoegde autoriteit (bv. de Nederlandse ambassade of de buitenlandse gemeente). Hiervoor is in de meeste gevallen een lege of een kostenvergoeding verschuldigd. Ingeval het certificaat niet wordt ingevuld en geretourneerd zal de pensioenuitkering worden stopgezet en daarmee eindigt de Europees gegarandeerde export van de pensioenuitkeringen. Ondanks enige harmonisatiemaatregelen, zoals de ‘Overeenkomst betreffende de afgifte van een attestatie de vita’ waartoe Nederland op 3 augustus 2011 is toegetreden, bestaan nog verschillen ten aanzien van de inleverwijze en -tijdstippen.
Uit vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (bijvoorbeeld de zaken Kohll, Martens, Turpeinen of Pusa) blijkt dat een nationale regeling die bepaalde personen met de nationaliteit van het land benadeelt om de enkele reden dat zij hun recht om vrij in een andere lidstaat te reizen en te verblijven hebben uitgeoefend, een beperking vormt van de vrijheden die elke burger van de Unie geniet. Ingeval van de levenscertificaten, kunnen de vrije verkeersrechten zich niet in hun volle werking ontplooien, aangezien de pensioengerechtigde in de uitoefening van deze rechten wordt belemmerd door een regeling van de staat van herkomst (Nederland) die hem benadeelt wegens het feit dat hij de vrije verkeersrechten heeft uitgeoefend. In het licht van het Europees Burgerschap en de Europese vrijheid van personen en alle elementen in acht nemende, kan deze verplichting tot het indienen van een levenscertificaat worden gezien als een belemmering van het Europese vrije verkeersrechten.
Hoewel het Europese integratie- en eenwordingsproces als een van de belangrijkste verwezenlijkingen kan worden gezien van het Verdrag van Maastricht, wordt dit belemmerd door nationale administratieve verplichtingen. Het initiatief ligt bij de lidstaten door het opheffen van deze bureaucratische en administratieve hindernissen voor de grensoverschrijdende mobiliteit en de uitoefening van de Europese vrijheden. Grensoverschrijdende controle van ‘in leven zijn’ kan in samenwerking plaatsvinden met de buitenlandse partners, zoals sociale verzekeringsbanken, pensioenfondsen en (gemeentelijke) administraties (goed voorbeeld doet volgen).
Gepubliceerd op Law Blogs Maastricht