Minder borstamputaties noodzakelijk bij lobulair borstkanker

Ook chemotherapie na operatie is mogelijk minder vaak nodig

Onderzoek van Máxima Medisch Centrum, het Integraal Kankercentrum Nederland en het Maastricht UMC+ naar de behandeling van lobulair borstkanker wijst uit dat er bij deze tumorsoort vaker voor een borstamputatie wordt gekozen dan bij het meer voorkomende ductale borstkanker. Het onderzoek van promovendus en chirurg-oncoloog Wilfred Truin toont daarnaast aan dat ook het toedienen van chemotherapie (naast hormoontherapie) na de operatie bij dit type borsttumor vaak geen meerwaarde lijkt op te leveren in termen van levensverwachting. Hij vergeleek de behandelwijze van twee typen borstkanker met elkaar en concludeert dat er specifiekere behandelprotocollen nodig zijn.

Het onderzoek spitste zich toe op de chirurgische behandeling en chemotherapie bij vrouwen met lobulair borstkanker, een speciale vorm van borstkanker, die ontstaat in de melkklier en die bij maximaal 15% van het totaal aantal vrouwen met borstkanker wordt gevonden. De behandeling van dit type borstkanker is in de praktijk gelijk aan de behandeling van het veel vaker voorkomende ductale type.

Amputatie
Na een uitgebreide analyse van gegevens van meer dan 150.000 patiënten – afkomstig uit de Nederlandse Kankerregistratie -  kon Truin vaststellen dat er bij lobulair borstkanker opvallend vaker wordt gekozen voor een amputatie van de borst dan bij ductaal borstkanker. Dit is opmerkelijk, aangezien de protocollen voor beide tumorsoorten dezelfde behandeling voorschrijven. Het vaker toepassen van een borstamputatie bij lobulair borstkanker, schrijven de onderzoekers toe aan het feit dat de grootte van lobulair borstkanker moeilijker te bepalen is op de borstfoto. “Dat maakt een borstsparende ingreep ook lastiger, met een groter risico op het achterblijven van tumorweefsel. Om een heroperatie te voorkomen kiezen chirurgen waarschijnlijk vaak meteen voor een borstamputatie”, aldus de promovendus.

Chemotherapie
Ook onderzocht Truin het effect van chemotherapie bij lobulair borstkanker vóór de operatie. Voorbehandeling met chemotherapie wordt normaliter toegepast om de tumor kleiner te maken. Dat heeft als voordeel dat een borstsparende operatie eenvoudiger is uit te voeren. Uit het onderzoek komt echter naar voren dat vrouwen met lobulair borstkanker veel minder goed reageren op chemotherapie. “Ook dat kan een aanleiding zijn voor chirurgen om eerder voor een borstamputatie te kiezen”, zegt Truin.

Ook na een operatie lijkt chemotherapie niet van toegevoegde waarde om de levensverwachting te verbeteren. Die conclusie trekt de promovendus na onderzoek bij postmenopauzale vrouwen die naast hormoontherapie ook chemotherapie kregen. Bij het meer voorkomende ductaal type borstkanker blijkt dit wel effect te hebben.

Gepersonaliseerd
Allesomvattend blijken er dus verschillen te bestaan in de behandeling van patiënten met lobulair en ductaal borstkanker, ondanks hetzelfde behandelprotocol. Voordat de richtlijnen worden aangepast is wel nog vervolgonderzoek nodig volgens Truin: “we willen toe naar een specifieker behandelprotocol, voor een zo groot mogelijke effectiviteit van therapie. Daarvoor is het wel van uiterst belang we eerst bepalen welke behandelingen wel of geen meerwaarde hebben.”

Wilfred Truin promoveert op 24 maart 2017 aan de Universiteit Maastricht op zijn proefschrift: "Surgical and systemic treatment of lobular breast cancer".

Het onderzoeksteam, dat naast Truin bestaat uit chirurg dr. Rudi Roumen van Máxima Medisch Centrum, epidemioloog dr. Adri Voogd van Integraal Kankercentrum Nederland en medisch-oncoloog prof. Vivianne Tjan-Heijnen van Maastricht UMC+, pleit voor meer onderzoek rond dit onderwerp om in de toekomst een specifieker behandelprotocol te ontwikkelen voor vrouwen met lobulair borstkanker.

Lees ook

Meer nieuws