Marloes de Hoon co-auteur WODC study

Marloes de Hoon,  promovendus bij FASoS en verbonden aan het CBS, is co-auteur van een rapport over migratie van vergunninghouders dat werd gepubliceerd door het Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (WODC) en CBS. De Hoon doet onderzoek naar de mobiliteit van vluchtelingen onder de paraplu van het Instituut voor Transnationale en Euregionale grensoverschrijdende samenwerking en mobiliteit (ITEM).

De publicatie geeft inzicht in migratie van mensen die in de jaren negentig asiel hebben aangevraagd in Nederland en een Nederlandse verblijfsvergunning hebben verkregen (vergunninghouders). Zijn ze in hun asielland gebleven of hebben voormalige asielzoekers besloten om opnieuw internationale migratie aan te gaan? In welk opzicht verschillen asielzoekers die zijn vertrokken van degenen die besloten hebben te blijven? En wat waren de belangrijkste bestemmingen van degenen die hun emigratie registreerden?

Het rapport behandelt deze vragen en biedt empirische inzichten op basis van een onderzoek waarin vergunninghouders die in Nederland asiel hebben aangevraagd en in de Nederlandse bevolkingsregisters (GBA) zijn ingevoerd in 1995-1999. Van deze populatie van vergunninghouders was 13,6% niet langer geregistreerd in de GBA op 31 december 2015. Volgens de registraties was 4,3% teruggekeerd naar hun land van herkomst (terugkeermigratie), was 12,4% gemigreerd naar een ander land (verdere migratie) en 14,9% was administratief verwijderd zonder dat een volgend woonland bekend was. Onder degenen die hun emigratie hebben geregistreerd, lijkt verdere migratie veel gebruikelijker te zijn dan terugkeer naar het land of de regio van herkomst.
Zowel demografische als sociaal-economische kenmerken spelen een rol bij de migratie-uitkomsten van vergunninghouders. Mannen migreren vaker opnieuw dan vrouwen. Hoe jonger de persoon is bij aankomst in het asielland, hoe kleiner de kans om Nederland te verlaten tijdens de observatieperiode. Samenleven met een partner en de aanwezigheid van kinderen in een huishouden vermindert ook de kans om over de grenzen te verhuizen. Vergunninghouders met een marginale sociaal-economische positie (zonder inkomen of uitkering) waren meer geneigd om opnieuw te migreren. Opvallend is de variatie in migratie-uitkomsten tussen herkomstgroepen. Vergunninghouders uit Somalië tonen relatief veel kansen op verdere migratie. In vergelijking met andere herkomstgroepen vertonen mensen uit het voormalige Joegoslavië de grootste kans op terugkeermigratie, gevolgd door vergunninghouders van Iraakse en Sudanese afkomst.

Gemelde emigraties betroffen voornamelijk verplaatsingen binnen de EU, waarbij het Verenigd Koninkrijk de eerste bestemming was, gevolgd door België en Duitsland. Onder hen had een substantiële groep na verloop van tijd het Nederlandse staatsburgerschap (en dus een EU-paspoort) verkregen, wat hun mobiliteit binnen de EU vergemakkelijkt.