(PhD)-onderzoek

Universiteit Maastricht is verantwoordelijk voor multidisciplinair, fundamenteel en toegepast onderzoek. Hiertoe werken verschill faculteiten van de Universiteit Maastricht samen. Elke faculteit wordt afhankelijk van haar expertise ingezet in de verschillende onderzoeken van ITEM. De expertise van zowel NEIMED en Zuyd Hogeschool vullen die van de Universiteit Maastricht uitstekend aan en bieden een voldoende basis voor de samenwerking binnen ITEM.

De geprogrammeerde onderzoeken zijn als volgt:<a name="top"></a>

 Een rechtsvergelijkend pensioenonderzoek tussen Nederland en België inzake de belemmeringen bij grensoverschrijdende pensioenuitvoering van buitenlandse pensioenregelingen

Wanneer: Januari 2019, Joint PhD tussen Universiteit Maastricht / Expertisecentrum ITEM & Universiteit Hasselt
Thema: Grensoverschrijdende pensioenuitvoering van buitenlandse pensioenregelingen
Titel:  ‘Een rechtsvergelijkend pensioenonderzoek tussen Nederland en België inzake de belemmeringen bij grensoverschrijdende pensioenuitvoering van buitenlandse pensioenregelingen’

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:
Mr. S.H.W.A. Bemelmans | Prof. dr. Anouk Bollen-Vandenboorn (Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid) & Prof. dr. Elly Van de Velde (Universiteit Hasselt, Faculteit Rechten).

Omschrijving:

Sinds de invoering van de Europese IORP-richtlijn kunnen pensioenuitvoerders grensoverschrijdend actief zijn en buitenlandse pensioenregelingen uitvoeren. Verschillende pensioenuitvoerders maken reeds gebruik van deze mogelijkheid. Een grondig onderzoek naar achterliggende redenen, uitwerkingen en uitdagingen is echter vooralsnog uitgebleven. Aan deze leemte komt dit rechtsvergelijkend pensioenonderzoek tegemoet.

Nadat de (rechts)verhouding tussen België en Nederland is onderzocht, zal vanuit Europees perspectief aandacht worden besteed aan deze thematiek. Hierbij geldt als uitgangspunt dat ieder pensioenstelsel in beginsel uniek is en derhalve rekening dient te worden gehouden met de verschillende (pensioen)culturen van de Europese lidstaten. Met name de pensioenuitvoerders, werkgevers en werknemers staan centraal. Bezien wordt met welke belemmeringen deze partijen binnen het fiscale recht, privaatrecht (governance), arbeidsrecht en het sociaal zekerheidsrecht worden geconfronteerd bij de grensoverschrijdende pensioenuitvoering van buitenlandse pensioenregelingen. Daarnaast wordt ook aandacht besteed aan de wijze waarop toezicht wordt gehouden op de pensioenuitvoerders en aan de democratische legitimatie. Indien een pensioenregeling wordt ondergebracht bij een IORP-instelling in een andere lidstaat, dan is er immers ook een mogelijk risico tot verlies van zeggenschap/beschikkingsmacht over de pensioengelden.  

De doelstelling van dit rechtsvergelijkend pensioenonderzoek is om de belemmeringen in kaart te brengen en aanbevelingen aan de Europese en nationale wetgevers aan te dragen zodat een barrièrevrije grensoverschrijdende pensioenuitvoering van buitenlandse pensioenregelingen bewerkstelligd wordt. Om deze doelstelling te bereiken zal gedurende het doctoraat ook aan de hand van interviews samengewerkt worden met verschillende professionals die werkzaam zijn in de pensioenpraktijk.

Boven

 De Euregio Maas-Rijn als Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS)

Wanneer: januari-juni 2019
Thema: grensoverschrijdende samenwerking van lokale overheden
Titel:  De Euregio Maas-Rijn als Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS)

Project, verantwoordelijke: Martin Unfried (projectleider)

Omschrijving:

De centrale vraag van dit onderzoek is hoe lokale overheden in de Euregio Maas-Rijn (hierna: EMR) kunnen worden betrokken in de structuur van de nieuwe EGTS met een doeltreffende taakuitvoering en een slanke organisatiestructuur. In dat opzicht betreft het een governance- en organisatievraagstuk tegen de achtergrond van het functioneren van het huidige en toekomstige grensoverschrijdende governancesysteem in de Euregio Maas-Rijn. Het onderzoek wordt uitgevoerd door ITEM in opdracht van EMR.

Voor een eerste EGTS-analyse in opdracht van de Provincie Limburg (NL) en het ministerie van Binnenlandse Zaken, stelde ITEM-medewerker Martin Unfried al in 2009 vast dat op dat moment de betrokkenheid van de gemeenten niet optimaal was. Op basis van de toenmalige governancestructuren hadden gemeenten weinig belangstelling om zich in te zetten binnen de EMR.  In de toenmalige aanbevelingen werd daarom beargumenteerd dat het formeren van een EGTS ook gebruikt zou kunnen worden om juist steden en gemeenten meer te betrekken in het euregionale governancesysteem en te vervlechten met de EMR en haar organisaties.

Met het besluit de EMR te transformeren in de EGTS dient zich nu de mogelijkheid aan juist deze betrokkenheid van actoren op gemeentelijk niveau in de tweede fase substantieel te verbeteren. Daarbij is het van wezenlijk belang dat ook de vervlechting van bestaande netwerken zoals de MAHHL-steden, AG Charlemagne of Eurode met de Euregio Maas-Rijn positief vorm gegeven kan worden als EGTS. Voorwaarde voor een analyse van de ontwikkelingsperspectieven is een nauwkeurige kwantitatieve en kwalitatieve bestandsopname van de lokale actoren binnen de EMR, evenals hun verhouding tot supraregionale/euregionale, regionale, nationale en internationale actoren. Het onderzoek legt daarom nogmaals vast welke tekortkomingen en positieve aspecten er in dit opzicht zijn, en brengt de historische ontwikkeling van de rol van het gemeentelijke niveau in kaart.

Boven

Opdrachtondersteuning Euregionale borging Grensinfopunt Maastricht 2019

Wanneer: Januari-december 2019
Thema: grensoverschrijdende ontwikkeling van grensinformatiepunten
Titel:  Opdrachtondersteuning Euregionale borging Grensinfopunt Maastricht 2019

Project, verantwoordelijke: Martin Unfried (projectleider)

Omschrijving:

Het grensinformatiepunt Maastricht (GIP Maastricht) is partner in het INTERREG-project grensinformatievoorziening Vlaanderen-Nederland, dat eind mei 2019 afloopt. Het GIP Maastricht heeft ITEM verzocht de coördinatie van de afsluiting van het INTERREG-project namens GIP Maastricht op zich te nemen. Daarnaast gaat ITEM zorgen voor de coördinatie van de samenwerking GIP Maastricht met Belgische partners na afsluiting van het INTERREG Programma. De looptijd van deze opdracht is van januari t/m december 2019.

Achtergrond:
In het INTERREG project Grensinfovoorziening Vlaanderen-Nederland werken sinds medio 2016 verschillende partners grensoverschrijdend samen. Het gaat om nationale, regionale en lokale overheden, uitvoeringsinstellingen, publieke arbeidsbemiddelaars en sociale partners. Doel van de samenwerking: alle relevante informatie ontsluiten door de inrichting van een uniform en overkoepelend netwerk waar bestaande èn nieuwe informatiepunten deel van zullen uitmaken. Via dit project worden grenswerkers de weg gewezen. Gewerkt wordt aan de inhoudelijk alsook organisatorisch best passende opzet, daarbij rekening houdend met de specifieke aandachtspunten en kenmerken van de verschillende regio’s.

Boven

Methodologie voor de territoriale effectbeoordeling voor grensoverschrijdende regio's

Wanneer: start 2018
Titel: ‘Methodology for territorial impact assessment for cross-border regions’
Omschrijving

Informatie met betrekking tot dit onderzoek wordt te zijner tijd bekendgemaakt.

Boven

Toegang tot digitale (vermogens)bestanddelen

Wanneer: lopend ITEM Onderzoek
Thema: Grensoverschrijdende informatieverbetering
Titel: 'Toegang tot digitale (vermogens)bestanddelen'

Verantwoordelijke:

Prof.mr. S. van Erp (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Omschrijving

Dit onderzoek adresseert problemen rondom de toegang tot digitale (vermogens)bestanddelen, bijvoorbeeld na overlijden (iemands zogenaamde “digital afterlife”). Gedacht kan worden aan e-mail accounts, maar ook aan digitale bankrekeningen, uitstaande saldi bij webwinkels of betaalsites (zoals PayPal) etc. Dit probleem blijkt in de praktijk per definitie grensoverschrijdend te zijn, denk aan wereldwijde webdienstverleners als Microsoft, Yahoo en Facebook, maar ook aan meer regionale dienstverlening (bijvoorbeeld aankoop door Nederlands ingezetene via een webwinkel in België, Duitsland of Luxemburg). Problemen kunnen zich ook bij leven van een betrokkene voordoen, bijvoorbeeld wanneer iemand onder bewind wordt gesteld of failliet gaat.

Boven

De invloed van het onderwijs op de grensoverschrijdende regionale identiteit in de Euregio Maas-Rijn

Thema: Grensoverschrijdende regionale identiteit
Titel: ‘De invloed van het onderwijs op de grensoverschrijdende regionale identiteit in de Euregio Maas-Rijn’

Proefschrift, verantwoordelijken:

F. de Vries, Prof. dr. H. Schneider en Prof. mr. S. van Erp (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid)

Beschrijving

De Euregio Maas-Rijn is een complexe grensregio met een diversiteit aan cultuur en taal (Nederlands, Duits, Frans). Ondanks deze complexiteit en de relatief lage economische, educatieve en culturele uitwisseling tussen de verschillende regio’s, is er wel, althans zo lijkt, een groeiende politieke en maatschappelijke wens om op de Euregio te focussen en zo de economische en culturele ontwikkeling van de Euregio te bevorderen. Het bestaan, creëren of inspireren van een grensoverschrijdende regionale identiteit zou een vereiste kunnen zijn voor de ontwikkeling van een politiek en sociaal sterke Euregio Maas-Rijn.

In dit onderzoek wordt het begrip ‘regionale identiteit’ in de Euregio Maas-Rijn geanalyseerd. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op Zuid-Limburg (NL) en de Belgische provincie Luik.

De complexiteit van een gedeelde identiteit in deze regio is enerzijds te verklaren door grote taalkundige en culturele verschillen, en anderzijds een gedeelde economische geschiedenis en het gevoel van verbondenheid.

De focus in de analyse ligt op de rol van het onderwijs en de gecentraliseerde Nederlandse en Belgische onderwijssystemen in het verleden, het heden en ook de toekomst. Historisch gezien heeft onderwijs een belangrijk aandeel gehad in het versterken van de grenzen en de nationale ten opzichte van regionale identiteiten. Als gevolg daarvan heeft het Nederlands en Belgisch onderwijs in het verleden gezorgd voor het verdwijnen van regionale identiteiten. Ironisch genoeg heeft de ontwikkeling van de Europese Unie en de economische globalisering gezorgd voor het ontstaan van een nieuwe trend waarvan het onderwijs wordt gezien als de drijvende kracht achter het versterken van deze trend, namelijk de opkomst van regionale identiteiten. In dit onderzoek wordt een analyse gemaakt naar het huidige talenonderwijs in de Euregio Maas-Rijn en de initiatieven gericht op het vergroten van de kennis van het dialect en de cultuur van elkaars buurregio’s, waardoor er daadwerkelijk menselijke interactie ontstaat.

Dit is een interdisciplinair onderzoek: historisch, sociologisch, economisch en juridisch.

Boven

Inzicht in de beslissing van internationale migranten om de Euregio te verlaten dan wel om er te blijven

Wanneer: 1 januari 2018, ITEM Onderzoek
Thema: Binding migranten aan Limburg
Titel: ‘Inzicht in de beslissing van internationale migranten om de Euregio te verlaten dan wel om er te blijven’

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

J. Reinold, Prof. Dr. M. Siegel (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Maastricht School of Governance), co-promotor: Dr. M. van der Giessen (expertise vanuit NHL Hogeschool, Leeuwarden)
Omschrijving

Het doel van het project is om een beter inzicht te krijgen in de beweegredenen van hoog opgeleide internationale migranten om naar de Euregio Maas-Rijn te verhuizen, om er te blijven of om de regio te verlaten. Het onderzoek spitst zich voornamelijk toe op de verkregen voordelen of nadelen van het wonen in een grensregio. De uitkomsten van het project zullen beleidsmakers in de regio in de mogelijkheid stellen om een beter beleid toe te passen, waarmee hoog opgeleide internationale migranten in de regio beter aangetrokken en behouden worden. Het onderzoek zal de volgende regio’s bestrijken, in Nederland: Sittard/Geleen, Maastricht, Heerlen; In Duitsland: Aachen, Düren/Jülich; in België: Liège, Hasselt, Genk. Dit project zal gebruikmaken van zowel vragenlijsten onder migranten in de regio, als diepte-interviews met kennismigranten en stakeholders. Focusgebieden voor dit project zijn internationale migranten, grenswerkers, onderdanen van derde landen, de oorspronkelijke reden voor migratie en meer. Onderstaand vindt u een lijst van enkele factoren in de besluitvorming, welke onderzocht zullen worden, dit is echter niet volledig:

  • Harde locatiegebonden factoren zoals werkgelegenheid en loopbaanmogelijkheden, werkzekerheid, verdere opleidingsmogelijkheden, salaris en kosten voor levensonderhoud.
  • Zachte locatiegebonden factoren zoals leefomgeving, vrijetijdsbesteding, recreatieve en culturele mogelijkheden, (ethnische) diversiteit, tolerantie, gezinsvriendelijke omgeving, openbare veiligheid, zowel politiek als economische stabiliteit, overheidsdiensten (belastingstelsel, medische diensten, zorgstelsel, sociale zekerheid).
  • Sociale factoren, zoals de rol van de partner, kinderen, familie en vrienden, integratieniveau/contact met omwonenden en sociaal capitaal/netwerken.
  • Demografische/socio-economische achtergrondfactoren.

Boven

Buitenlandse studenten en schoolverlaters in de Euregio

Wanneer: start 2018, ITEM Onderzoek
Thema: Binding migranten aan Limburg
Titel: 'Buitenlandse studenten en schoolverlaters in de Euregio'

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

Prof. dr. F. Cörvers, ROA (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Research Centre for Education and the Labour market / School of Business and Economics). Tweede promotor is nog niet bekend.
Omschrijving

Het project richt zich op de aantrekkingskracht van Limburg en de Euregio op buitenlandse jongeren. In welke mate zijn instellingen in het vervolgonderwijs (mbo, hbo en wo) in staat om jongeren met een andere nationaliteit te binden aan Limburg of aan één van de aangrenzende regio’s? Bestaat er voldoende binding met het land waar het onderwijsprogramma is gevolgd, zijn er 'bindende' factoren te identificeren (bijvoorbeeld lidmaatschap van verenigingen), en hoe transparant en reëel zijn de carrièreperspectieven van buitenlandse jongeren? Wat zijn de belangrijkste beslismomenten om hier te blijven wonen en werken? Welke strategieën hanteren bedrijven om jonge immigranten aan de regio te binden? Welke slimme verbindingen kunnen ontstaan om de investeringen in buitenlandse studenten regionaal te laten renderen? De centrale onderzoeksvraag is: welke omstandigheden binden jongere buitenlandse schoolverlaters aan de regio waardoor zij na hun opleiding hier blijven wonen en werken, en welke persoonskenmerken (bijvoorbeeld soort opleiding, beroepsgroep) maken dat zij ofwel doorverhuizen binnen Nederland of Nederland weer verlaten? Bij het onderzoeken maken we gebruik van CBS-data en afgestudeerdengegevens van het ROA.

Boven

Formele en informele grensoverschrijdende sociale bescherming

Wanneer: Start 2018, ITEM Onderzoek
Thema: Binding migranten aan Limburg
Titel:  ‘Formele en informele grensoverschrijdende sociale bescherming’

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

Prof. dr. V. Mazzucato (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen)
Omschrijving

Eén van de hoofdredenen waarom mensen verhuizen voor werk en studie is om betere levensomstandigheden voor hunzelf en hun familie te waarborgen. Het kan zijn dat werknemers die naar Limburg migreren hun familieleven, en vooral de zorgfuncties, over de grenzen heen moeten regelen. Dit gaat van voor hun bejaarde ouders en kinderen te zorgen die niet in Limburg wonen, tot hun eigen gezondheids- en pensioenregeling te verzekeren alsook toegang tot kwaliteitsonderwijs voor hun kinderen te voorzien. En toch is er slechts weinig bekend over de moeilijkheden waar deze werknemers mee geconfronteerd worden wanneer zij hun sociale zekerheid en die van hun gezin regelen, noch over de kanalen, zowel formeel als informeel, die ze gebruiken om oplossingen te vinden. Deze studie onderzoekt hoe verschillende groepen migranten die naar Limburg komen hun sociale zekerheid en die van hun gezin regelen. 

Er wordt gevraagd: a) wat zijn de uitdagingen die mobiele werknemers ervaren bij het verzekeren van hun sociale zekerheid over de grenzen heen; b) welke formele en informele oplossingen vinden zij voor deze uitdagingen. Ten slotte beoogt dit onderzoek om manieren voor te stellen waarop sociale zekerheidsregelingen kunnen aansluiten bij de mobiele werknemers en hun aantrekken tot de provincie Limburg. De studie betreft zowel hooggeschoolde als laaggeschoolde werknemers alsook zowel werknemers van binnen als buiten de Europese Unie.

Boven

Jeugdmobiliteit over de grens

Wanneer: Start 2018
Thema: Grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit
Titel: ‘Jeugdmobiliteit over de grens’

PhD-onderzoek, verantwoordelijken:

Prof. dr. V. Mazzucato (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen)
Omschrijving

Youth (11-18 years old) in border regions are involved in different types of mobilities. They move across borders for education, leisure and work on a frequent basis. They may live in one country and attend secondary or tertiary schools in another country; they arrange to meet their friends in neighboring countries; they vacation by visiting places not far from home but across borders; and in problematic cases, they may commit offenses in countries other than where they live. The Limburg region is no exception to this phenomenon. However, there is very little research that investigates the way this everyday mobility impacts youth’s transitions into adulthood as they relate to moves into higher education, employment, independent living, social belonging and active citizenship. Youth mobility has been greatly simplified and often studied in the context of adults’ mobility: either as children who accompany their parents, children who reunite with parents or children who ‘stay behind’ while their parents migrate. This project focuses on how youths live the border, what different mobility patterns they have and how these patterns shape their motivations, identities, conditions and transitions into adulthood. By understanding these dynamics, the region of Limburg, which is currently undergoing a population decrease, can be aided in thinking about how to attract young people – future students and workers – to this area. Furthermore, organizations aiming to increase the life-chances and well-being of youth, such as schools or social work institutions, can gain insight into a constituency about which little is known: youth who cross borders on a frequent basis. The project focuses on youths from different socio-economic backgrounds and on those with and without migrant backgrounds.

Boven

Haalbaarheidsstudie grensregionale beroepenkaart

Wanneer: Start 2018
Thema: Grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit
Titel: ‘Haalbaarheidsstudie grensregionale beroepenkaart’

ITEM onderzoek, verantwoordelijken:

L. Kortese, LL.M./ Prof. dr. H. Schneider (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Omschrijving

ITEM start haalbaarheidsstudie ‘grensregionale beroepenkaart

Boven

Grensoverschrijdende fiscaliteit

Wanneer: 2017 - 2018
Titel: ‘Transfrontier fiscality’
Omschrijving

Informatie met betrekking tot dit onderzoek wordt te zijner tijd bekendgemaakt.

Boven

Handzame toelichtingsdocumenten over erkenning van kwalificaties

Wanneer: September 2018
Onderwerp: Grensoverschrijdende mobiliteit
Titel: 'Handzame toelichtingsdocumenten over erkenning van kwalificaties'
Onderzoek op het gebied van recht, verantwoordelijke:
L. Kortese (Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Beschrijving

Bij grensoverschrijdend werken komt veel kijken. Een veelbesproken aspect betreft de erkenning van kwalificaties. Tijdens deze procedures controleren bevoegde autoriteiten of de diploma’s en werkervaring van een persoon aan bepaalde standaarden voldoen. Zulke processen zijn allesbehalve voor de hand liggend. Om helderheid in het complexe onderwerp te bieden heeft het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Expertisecentrum ITEM de opdracht gegeven een set toelichtingsdocumenten op te stellen. Met genoegen kondigt Expertisecentrum ITEM de publicatie van deze documenten aan. 

Richtlijn 2005/36/EC (zoals gewijzigd door Richtlijn 2013/55/EU) is het belangrijkste instrument op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties. Deze richtlijn beroepskwalificaties heeft enkel betrekking op zogenoemde gereglementeerde beroepen. In de Europese Unie bestaat een groot aantal gereglementeerde beroepen waarbij aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten kunnen bestaan. Ieder land mag namelijk verschillende eisen vastleggen ten aanzien van de diploma’s en werkervaring die iemand moet bezitten alvorens in dat land aan de slag te kunnen. Wanneer die eisen in wet- of regelgeving vastgelegd worden, spreekt men van een gereglementeerd beroep.

Wanneer gekeken wordt naar het aantal EU-lidstaten en gereglementeerde beroepen alsmede de grote hoeveelheid wetgeving en bevoegde partijen die daarmee gepaard gaan, is het niet verwonderlijk dat complicaties zich voordoen. De richtlijn beroepskwalificaties heeft tot doel de mobiliteit te vergemakkelijken van die professionals die een gereglementeerd beroep uitoefenen. De richtlijn is gebaseerd op het principe van wederzijdse erkenning. Dit grondbeginsel vereist dat een diploma dat in één lidstaat volgens de geldende voorschriften is behaald, ook in alle andere lidstaten als zodanig wordt beschouwd.

De richtlijn beroepskwalificaties biedt een uitvoerig raamwerk om het principe te bewerkstelligen. Om dit complexe raamwerk in beeld te brengen heeft het Institute for Transnational and Euregional cross border cooperation and Mobility / ITEM (in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) een tweetal toelichtingsdocumenten opgesteld. In de Toelichtingsnota wordt kort en krachtig weergegeven wat de essentie van de richtlijn beroepskwalificaties is. De Bijlagen bij de nota bieden geïnteresseerde lezers een verdieping daarop.

Download het document hier:

ITEM - Toelichtingsnota - Verwezenlijking van een grondbeginsel: De wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties = september 2018 (999KB, PDF)
ITEM - Bijlagen Toelichtingsnota “Verwezenlijking van een grondbeginsel: De wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties” - Richtlijn 2005/36/EG zoals gewijzigd door Richtlijn 2013/55/EU (1.03MB, PDF)

Boven

Grensoverschrijdende mobiliteit van gespecialiseerde verpleegkundigen IC

Wanneer: Maart 2017 - maart 2018
Onderwerp: Grensoverschrijdende mobiliteit
Titel: 'Grensoverschrijdende mobiliteit van gespecialiseerde verpleegkundigen IC'
Onderzoek in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verantwoordelijke:
L. Kortese (Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Beschrijving

Wanneer er op de arbeidsmarkt een tekort aan personeel wordt geconstateerd, denkt men al gauw aan de aanstelling van werknemers van over de grens. Zo ook in het geval van de IC‑verpleegkundigen. De casus die ITEM onlangs onderzocht betrof een vraagstuk uit de praktijk. Een Nederlands ziekenhuis in de grensregio kampte met een tekort aan IC verpleegkundigen en een vergelijkbaar tekort aan Nederlandse sollicitanten. Een logische oplossing zou zijn om IC‑verpleegkundigen te werven over de grens. Inderdaad, Belgische sollicitanten meldden zich voor de functie, toch bleek hun aanstelling geen vanzelfsprekendheid.

Naar aanleiding van deze situatie werd het Institute for Transnational and Euregional cross-border cooperation and Mobility / ITEM door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verzocht om het vraagstuk van de gespecialiseerde verpleegkundigen IC te onderzoeken. Er leek bij deze verpleegkundigen namelijk een obstakel te bestaan in de vorm van een kwaliteitsstandaard. Kwaliteitsstandaarden zijn noodzakelijk en gangbaar in de Nederlandse zorg en waarborgen vooral een hoge kwaliteit gezondheidszorg. Hoge kwaliteit wordt bij IC-verpleegkundigen vooral gewaarborgd door een eis te stellen aan de kwalificaties die zij moeten hebben. Ze moeten namelijk een College Zorgopleidingen (CZO) erkend diploma hebben. Dat diploma kan tot nu toe alleen in Nederland verkregen worden. Belgische IC-verpleegkundigen voldoen daarmee op voorhand niet aan de standaard. Hoe gaat de praktijk hiermee om? Hoe is het in het Europese recht geregeld? Welke oplossingsrichtingen kunnen voorgesteld worden? Deze vragen stonden centraal in het door ITEM uitgevoerde onderzoek.

In het onderzoek werd geconstateerd dat er in de praktijk vaak gekozen wordt om IC-verpleegkundigen met een buitenlands diploma een volledige of gedeeltelijke CZO-erkende opleiding te laten volgen. De reden hiervoor is te herleiden naar verschillen tussen de praktijkonderdelen van de opleidingen alsook naar mogelijke gevolgen van de niet-naleving van de geldende kwaliteitstandaard. De Kwaliteitsstandaard, die een CZO-erkend diploma vereist, werd daarnaast getoetst in het licht van het Europese recht, met name op het gebied van de erkenning van beroepskwalificaties en het vrij personenverkeer. Hoewel de erkenning van beroepskwalificaties op Europees niveau is vastgelegd in de Richtlijn beroepskwalificaties (Richtlijn 2005/36/EG, zoals gewijzigd door Richtlijn 2013/55/EU), geldt het beroep ‘gespecialiseerde verpleegkundige IC’ niet als gereglementeerd beroep waardoor de richtlijn niet van toepassing is op deze beroepsbeoefenaren. ITEM constateerde dat de kwaliteitsstandaard als belemmering op het vrije verkeersrecht van werknemers en het recht op non-discriminatie op basis van nationaliteit kan worden beschouwd.

Ter afronding van het onderzoek stelde Expertisecentrum ITEM enkele oplossingsrichtingen voor, gerelateerd aan de formulering van de kwaliteitsstandaard, de vergelijking van opleidingen in Nederland en België, meer grensoverschrijdende samenwerking in de zorg en verder vervolgonderzoek.

Het rapport en de presentatie kunt u raadplegen via onderstaande links:

ITEM - De Grensoverschrijdende Mobiliteit van Gespecialiseerde Verpleegkundigen IC - Nederland/België - L. Kortese (4.78MB, PDF)
ITEM - Presentatie - Grensoverschrijdende mobiliteit van verpleegkundigen IC - 7 maart 2018 (270KB, PDF)

Lees meer:

Rapport over gespecialiseerde verpleegkundigen IC gepresenteerd
Cross-border mobility of specialized nurses - two Dutch hospitals in border regions

Boven

Grensoverschrijdende ondernemingsmobiliteit in de EU

Wanneer: Maart 2017 - maart 2020
Onderwerp: Grensoverschrijdende ondernemingsmobiliteit
Titel: 'Grensoverschrijdende ondernemingsmobiliteit in de EU'
Onderzoek op het gebied van recht, verantwoordelijken:
Thomas Biermeyer en Marcus Meyer (Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Beschrijving

Grensoverschrijdende mobiliteit van ondernemingen is al meerdere decennia op de agenda van de Europese Commissie. Een doorbrak was de Verordening betreffende het statuut van de Europese vennootschap ("SE-verordening") en de Richtlijn omtrent grensoverschrijdende fusies van ondernemingen. Ook de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie heeft aan een versnelde integratie van ondernemingsmobiliteit een bijdrage geleverd.

Een centrale vraag in het licht van deze ontwikkelingen in de laatste tien jaar - voor zowel nieuwe wetgeving als ook de bescherming van stakeholders zoals aandeelhouders, crediteuren en werknemers – is in hoeverre daadwerkelijk ondernemingsmobiliteit plaatsvindt en zo ja, in welke omvang? De vraag is in hoeverre grensoverschrijdende fusies, afsplitsingen of gebruikmaking van Europese ondernemingsvormen (SE/SCE) in de EU/EER-lidstaten plaatsvindt.

Een aantal onderzoeken hebben reeds op dit gebied plaatsgevonden, maar geen onderzoek heeft tot nu toe een volledig beeld over ondernemingsmobiliteit kunnen schetsen.

Hoewel het project, getiteld 'Grensoverschrijdende ondernemingsmobiliteit van in de EU' geen volledig beeld kan verzekeren, zal het trachten om data te verzamelen in gebieden waarin reeds data is verzameld (SE's, grensoverschrijdende fusies) en streeft ernaar nieuwe gebieden te belichten, zoals dataverzameling op het gebied van grensoverschrijdende zetelverplaatsing en grensoverschrijdende afsplitsingen.

Het project zal, in het kort, een uitvoering van dataverzameling zijn op het gebied van ondernemingsmobiliteit binnen de EU/EER, op basis van deze instrumenten: Europese ondernemingen (SE, SCE), grensoverschrijdende fusies, zetelverplaatsingen en afsplitsingen. Data zal derhalve verzameld worden over deze instrumenten voor alle 28 EU-lidstaten en IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. De data zal verzameld worden vanaf 2017 tot en met 2020. Recent heeft het onderzoeksteam een aanvullend Jean Monnet subsidie van de Europese Commissie toegewezen gekregen. De Jean Monnet subsidie maakt het mogelijk de tijdspanne waarop het onderzoek toeziet te verlengen naar 20 jaar. Daarmee wordt de periode van 2000-2020 afgedekt.

Het project wordt gefinancierd door het Europees Vakbondsinstituut (ETUI).

Voor meer informatie zie de onderzoekspagina Grensoverschrijdende ondernemingsmobiliteit in de EU

Boven

Grensoverschrijdende stages in de Euregio Maas-Rijn

Wanneer: Maart 2017 - juli 2017
Thema: Grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit
Titel: ‘Grensoverschrijdende stages in de Euregio Maas-Rijn’

ITEM contractonderzoek, verantwoordelijken:

Martin Unfried (Ontgrenzer ITEM)
Omschrijving

Expertisecentrum ITEM heeft van de Euregio Maas-Rijn en EURES opdracht gekregen om een onderzoeksproject te starten naar belemmeringen en succesfactoren rondom grensoverschrijdende stages in de Euregio Maas-Rijn. Doel van dit project is te inventariseren wat de succesfactoren danwel belemmeringen zijn voor studenten die in de Euregio Maas-Rijn stage zouden willen lopen. Het onderzoek richt zich met name op mbo-onderwijsinstellingen en wordt geleid door ITEM’s Martin Unfried (ontgrenzer).

Rondom het thema euregionale grensoverschrijdende stages zijn (in het verleden) reeds meer projecten gestart: Linguaclusters, projecten rondom Euregio competenties/certificaten, de Lerende euregio (Rijn-Waal), Xperience (Rijn Maas-Noord) en Eurfriends (Maas-Rijn). Ondanks de verschillende INTERREG-projecten bleek het steeds lastig om een ​​duurzame structuur op te zetten voor grensoverschrijdende stages.

De veronderstelling is dat er een aantal fundamentele obstakels zijn op het gebied van:

  • de verschillende kwalificatiestandaarden;
  • de verschillende definities van stages;
  • de culturele- en taalbarrière en de motivatie van scholieren en studenten;
  • grensoverschrijdend vervoer;
  • financiën.

Verschillende enquêtes en interviews zullen worden afgelegd in samenwerking met mbo-onderwijsinstellingen in de Euregio Maas-Rijn. Dit ITEM onderzoeksproject wordt gefinancierd door EURES en de Euregio Maas-Rijn.

Boven

Project Grensoverschrijdende Uitvoering Strafrechtelijke Vonnissen tussen België, Duitsland en Nederland (CrossBES)

When: January 2017
Topic: Cross border cooperation
Title: 'Project Cross Border Execution of Sentences between Belgium, Germany and the Netherlands (CrossBES)'

Law research, persons in charge:

Project steering committee: T. Dolmans, N. Wiegers, J. Mocken, M. Groven (members of the BES)
Key experts: D. Van Daele (KU Leuven), prof. mr. A. Klip (UM/FL), prof. dr. H. Nelen (UM/FL), J. Simmelink (Public Prosecutor’s Office of the Netherlands / UM/FL) 
Description:

The focus of cross border cooperation in criminal matters has until now always been on the investigation phase. The enforcement of penalties is never a central theme. Nonetheless it is an equally important aspect of the enforcement of criminal law, especially in the fight against organised crime and terrorism. Experiences have shown that sentenced persons use/abuse the borders to hinder the correct, adequate and timely execution of their sentences. The absence of a swift and clear response, in particularly across borders, results in impunity, a sense of insecurity and injustice.

In each of the three countries (the Netherlands and Belgium, Germany) several reports of national authorities show that the execution of sentences is inadequate. The objective of this project is to improve judicial cooperation in the field of Cross Border Execution of Sentences (CrossBES) between the three countries and other EU-countries, contribute to the effective and coherent application of the EU legal framework, strengthen mutual confidence, trust, recognition and the network of legal practitioners and to prevent convicted persons from abusing borders to escape punishment.

To successfully execute sentences across borders, increase the level of reintegration of the convicted person into society, the sense of security and decrease impunity, it is imperative that neighbouring countries know each others’ and EU’s possibilities, limitations and structures in this field.

Building on “BES Practice”, the partners within the project want to create a network of practitioners and to improve the knowledge and cooperation in this field, by offering the practitioners the outcome of a comparative law study including the (new) EU framework decisions, three in-depth trainings and a practical guide being the roadmap on how to successfully execute sentences across borders.

The aim of the comparative law study is to inform legal practitioners of the legal framework/system/structure of each of the three participating countries and to create cross border understanding. This study will give practitioners working in the field of CrossBES an overview of the legal possibilities and allow them to choose the best option to execute the sentence in a specific case. Different from other studies, this comparative law study will actually be used as a reference book. After all, in the execution phase, practitioners can take the time to decide upon the best option for each individual case, taking into account the legal possibilities, the position of the victim, social importance and reintegration of the convicted person into society.

Boven

Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid van Patchwork-Werknemers in een Ontgrenzende Arbeidsmarkt in de EU: Nieuwe arbeidsvormen en Mobiliteit met betrekking tot de Culturele Industrie bezien in het licht van de EU-Wetgeving

Wanneer: Januari 2017
Thema: Grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit
Titel: ‘Werkgelegenheid en Sociale Zekerheid van Patchwork-Werknemers in een Ontgrenzende Arbeidsmarkt in de EU: Nieuwe arbeidsvormen en Mobiliteit met betrekking tot de Culturele Industrie bezien in het licht van de EU-Wetgeving’

ITEM onderzoek, verantwoordelijken:

E.van Ooij / Prof. Dr. Hildegard Schneider (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Omschrijving

In de 21e eeuw wordt meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt vereist door de snelle technologische vooruitgang, de  toegenomen concurrentie als gevolg van globalisering, de veranderende vraag van de consument en door de sterke groei van de dienstensector . Dit blijkt ook uit de opkomende trend van veranderende invulling van werk, werktijden, loon en omvang van de beroepsbevolking. Tegen deze achtergrond lijkt de klassieke 'werknemer' die voor onbepaalde duur voor één werkgever werkt eerder de uitzondering dan de regel te worden. Door deze nieuwe arbeidsvormen werken ook steeds meer mensen grensoverschrijdend binnen de Europese Unie, vooral in grensregio's zoals de Euregio Maas-Rijn. 

Aangezien de werkgelegenheidsstatus en het sociaalzekerheidsrecht met elkaar verbonden zijn, botst het fundamentele EU recht van vrij verkeer van nature met de bevoegdheid van lidstaten om hun eigen stelsel van sociale zekerheid te creëren. De huidige aanpak van coördinatie van de nationale systemen heeft ten doel de wil van de lidstaten om hun socialezekerheidsstelsel te beschermen te verbinden met hun wil om één Europese interne markt op te richten. Daarom past de EU Verordening 883/2004 het beginsel toe dat per individu slechts één nationaal socialezekerheidsstelsel geldt. Flexibele arbeidsovereenkomsten, zoals contracten op oproepbasis of duobanen, maken de toepassing van Verordening 883/2004 complexer. Met name nieuwe arbeidsvormen en mobiliteit, gecombineerd met verschillende soorten aanstellingen tegelijk - de zogenaamde ‘patchwork-werknemer’ - resulteren in complexe en juridisch onduidelijke situaties. Het is weliswaar mogelijk dat werkgevers meer werknemers nodig hebben op basis van flexibele overeenkomsten, werknemers willen echter hun sociale zekerheid beschermd zien en hebben behoefte aan rechtszekerheid. Bovendien zou onvoldoende of niet goed georganiseerde bescherming van de sociale zekerheidspositie van arbeidsmigranten werknemers ervan kunnen weerhouden werkaanbiedingen in andere lidstaten te accepteren die nodig moeten worden bezet. Of werkgevers zouden tijdens een economische recessie kunnen profiteren van de zwakkere positie van werknemers door hun alleen nog flexibele overeenkomsten aan te bieden.

Tegen deze achtergrond rijst de vraag in welke mate Verordening 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels bijdraagt tot de bevordering van het uitoefenen van het vrije verkeer van economisch actieve professionals op een wijze die rekening houdt met de nieuwe vormen van werkgelegenheid en in overeenstemming is met de verdragen. Met dit onderzoek beoogt de onderzoeker te analyseren welke beperkingen en belemmeringen de mobiele professional tegenkomt bij de uitoefening van het recht van vrij verkeer binnen de Europese Unie in een professionele context, waarbij rekening wordt gehouden met nieuwe vormen van werkgelegenheid. Daartoe neemt deze studie de hypermobiele sector van de cultuurindustrie in de Euroregio middels case studies onder de loep. Vervolgens zal een vergelijking tussen de nationale wetgevingen en het eigen beleid van België, Duitsland, Luxemburg en Nederland voor deze hypermobiele en (on)afhankelijke patchwork-werknemers worden gemaakt. Tenslotte zal de onderzoeker, op basis van voorgaande analyses en vergelijkingen, afsluiten met een voorstel dat maatregelen en aanbevelingen bevat om de rechtszekerheid voor de groep van patchwork-werknemers te vergroten en de belemmeringen te verminderen die zij ondervinden bij het oversteken van de grenzen voor de uitoefening van hun beroep in een andere lidstaat. Bovendien kan het resultaat als voorbeeld dienen voor andere, nog op het moment traditioneler georganiseerde sectoren, die mogelijkerwijze in de nabije toekomst geconfronteerd worden met de verschijnselen die horen bij de nieuwe vormen van werkgelegenheid.

Boven

Communicatie op meertalige werkvloeren in de Euregio

Wanneer: januari 2017, start ITEM Onderzoek
Thema: grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit, meertaligheid, identiteit
Titel:  ‘Communicatie op meertalige werkvloeren in de Euregio’
Promotieonderzoek, verantwoordelijken: D. Hovens / prof. dr. L. Cornips (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen / Meertens Instituut, Koninklijke Akademie van Wetenschappen)
Omschrijving

In Nederland neemt, zoals overal in Europa, arbeidsmobiliteit over de grens toe, wat leidt tot meertaligheid, taalbarrières en culturele barrières op de werkvloer. De Nederlandse provincie Limburg en de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen zijn regio's waar werknemers dagelijks de Nederlands-Duitse grens oversteken. Dit gebied maakt deel uit van de Euregio Maas-Rijn en de Euregio Rijn-Maas-Noord.

Op deze werkvloeren kunnen groepen en individuen voor verschillende talen kiezen, waaronder (1) een nationale standaardtaal: Nederlands of Duits, (2) een lokaal dialect: Limburgs of Nederduits, (3) een lingua franca: het Engels, en (4) een minderheidstaal: bijvoorbeeld Pools of Turks. Bovendien is het mogelijk om (5) tussen meerdere talen te switchen: code-mixing, of om (6) voor receptieve meertaligheid te kiezen: een communicatievariant waarbij iedereen de taal van zijn/haar voorkeur spreekt, ervan uitgaande dat anderen deze taal kunnen begrijpen.

De belangrijkste onderzoeksvraag is welke communicatievarianten worden gebruikt op de werkvloer, door welke personen en in welke situaties. Door te kijken hoe concrete, dagelijkse taalpraktijken er op de werkvloer uitzien, is het de bedoeling om knelpunten in kaart te brengen, en om aanbevelingen voor toekomstige werknemers op de euregionale arbeidsmarkt te formuleren.

Boven

NIEM project (National integration Evaluation Mechanism)

Wanneer: 2016 - 2022
Onderwerp: Grensoverschrijdende mobiliteit / migratie
Titel: 'NIEM project (National integration Evaluation Mechanism)'
Onderzoek geleid door het Institute of Public Affairs (Poland) en Migration Policy Group (Belgium), betrokken UM onderzoekers:
Dersim Yabasun and Natasja Reslow (Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Beschrijving

The National Integration Evaluation Mechanism (NIEM) project is een zes jaar durend transnationaal project met als doel het voorbereiden van belangrijke actoren op het gebied van integratie in 15 EU-lidstaten. Dit wordt uitgevoerd om beter bestand te zijn tegen actuele uitdagingen en om resultaten van integratie te verbeteren voor begunstigden die internationale bescherming genieten. Aangezien het momenteel gemiddeld 17 jaar duurt, voordat mensen die gevlucht zijn voor burgeroorlogen mogelijk een kans krijgen om terug te keren naar hun thuisland, waardoor de integratie van pas aangekomen begunstigden van internationale bescherming op de lange termijn geen alternatief heeft en dit een onmiddellijke uitdaging vormt voor Europese samenlevingen. NIEM zal een mechanisme vaststellen voor een tweejaarlijkse, diepgaande evaluatie van de integratie van begunstigden van internationale bescherming om leemten in integratienormen aan te tonen, veelbelovende praktijken te identificeren en de effecten van wets- en beleidswijzigingen te evalueren. © http://www.forintegration.eu​

 

Boven

Naar een grensoverschrijdend pensioenregister tussen Nederland en Duitsland

Wanneer:  juni 2016, ITEM Onderzoek
Thema:   Grensoverschrijdende informatie-uitwisseling & communicatie
Titel:  ‘Naar een grensoverschrijdend pensioenregister tussen Nederland en Duitsland’

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

S. Kramer, prof. dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn (LAW), dr. L. Brüggen (SBE) (expertise vanuit Universiteit Maastricht, interdisciplinaire samenwerking tussen Faculteit der Rechtsgeleerdheid en de School of Business and Economics)
Omschrijving

De vrijheid voor burgers om te wonen en werken waar zij willen is een groot Europees goed. In Europa werken zo’n 8 miljoen mensen voor korte of langere tijd buiten hun thuisland. Daarbij bouwen zij uiteraard pensioen op. Hoe en hoeveel kan van land tot land verschillen, net als de pensioengerechtigde leeftijd en andere keuzemogelijkheden. Probleem waar zij tegenaan lopen is dat er tot op heden niet één centrale plaats is waar zij terecht kunnen om inzicht te krijgen in hun individuele pensioenrechten. Op dit moment moet dat per land bekeken en opgevraagd worden. Een Europees pensioenregister zou daarin een oplossing kunnen bieden: dan is er één overkoepelend systeem waarin alle Europese pensioenen te vinden zijn. Het TTYPE (Track and Trace your Pension in Europe)-consortium, dat in opdracht van de Europese Commissie de mogelijkheden voor een Europees trackingsysteem in kaart bracht, heeft in zijn eindconclusies aangegeven dat dit mogelijk is, maar er moet nog veel gedaan worden.

Binnen deze context richt het promotieonderzoek zich op de grensoverschrijdende informatie- en communicatieverbetering tussen Nederland, België en Duitsland. In Nederland bestaat een nationaal pensioenregister waarin de burger de informatie kan vinden over zijn AOW en zijn werknemerspensioen. In België bestaat sinds kort ook een nationaal pensioenregister. In Duitsland bestaat op dit moment geen nationaal systeem. Toch is er een groot werknemersverkeer tussen deze landen. Het onderzoek richt zich op een gemeenschappelijk informatie- en communicatiesysteem tussen deze landen. Het onderzoek wordt daarbij gedaan binnen de scope van het TTYPE-project en kan als zodanig zijn resultaten inbrengen.

Boven

Productieve grenzen: Artistiek onderzoek van dagelijkse grenspraktijken

Wanneer:  april 2016, start ITEM Onderzoek
Thema:  Euregionale en culturele samenwerking in een tijd van risicovolle grenzen.
Titel:  'Productieve grenzen: Artistiek onderzoek van dagelijkse grenspraktijken'

Onderzoek, verantwoordelijken:

Dr. R. Benschop, lector Autonomie en Openbaarheid in de Kunsten (expertise van Zuyd Hogeschool) samen met Inèz Derksen (Artistiek Directeur van het jeugdtheatergezelschap Het Laagland) en Christophe Aussems (Artistiek Directeur van het Belgische theatergezelschap Het Nieuwstedelijk).
Omschrijving

Het project is een samenwerking tussen het lectoraat, Het Laagland (een theatergezelschap in Sittard) en Het Nieuwstedelijk (een theatergezelschap in België). Het project heeft twee doelen: 1) artistiek onderzoek van dagelijkse grensgedragingen en 2) praktische experimentatie van culturele instanties met grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden. De drie partijen zullen samenwerken over verscheidende (harde en zachte, nationale en culturele) grenzen en daarmee inzichten krijgen in praktijk binnen dit soort samenwerkingsverbanden. Tegelijkertijd, zal er artistiek onderzoek worden gedaan over grenskwesties. Verdere plannen zijn gemaakt voor de drie instanties om een programme te ontwikkelen waarin kennis en methodologie van onderzoek verkend en gedeeld kan worden.

Het project is praktijkgericht actie-onderzoek waarin artistiek onderzoek ontwikkeld wordt in situ en de lokale specificiteit van kennis serieus genomen wordt. Het impliceert geen positieve resultaten van culturele activiteiten, maar neemt de kwestie welke relevante rollen culturele actoren zich zullen ontwikkelen binnen de Euregio als uitgangspunt. Het onderzoek zal gecombineerd worden met workshops, conferenties, cursussen en andere vormen van overdracht en verspreiding. Deze activiteiten zullen specifiek worden vermeld in het projectplan.

Boven

Onderzoek met betrekking tot outlaw motorcycle gangs (OMGs) en het geïntegreerde grensoverschrijdende beleid in de Euregio Maas-Rijn

Wanneer: Maart 2016, ITEM Onderzoek:
Thema: grensoverschrijdende samenwerking van overheden
Titel:  ‘Onderzoek met betrekking tot outlaw motorcycle gangs (OMGs) en het geïntegreerde grensoverschrijdende beleid in de Euregio Maas-Rijn’

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

K. Geurtjens LL.M / Prof.dr.mr. H. Nelen en mr.dr. M. Vanderhallen (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid).
Omschrijving

De laatste jaren is er veel aandacht voor vormen van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit in de grensstreek tussen Duitsland, België en Nederland, de Euregio Maas-Rijn in het bijzonder. Denk b.v. aan de outlaw motorcycle gangs, waarvan het aantal in de afgelopen 10 jaar flink toegenomen is Het doel van het project is het identificeren van zowel de rol van de grens voor de (criminele) activiteiten van outlaw motorcycle gangs en hun leden, als voor de maatregelen tegen outlaw bikers die in het kader van de geïntegreerde aanpak zijn opgelegd door de bevoegde autoriteiten. Met de term geïntegreerde aanpak wordt gedoeld op een benadering waarin de aard, ernst en omvang van een criminaliteitsverschijnsel door diverse partners (politie, OM, fiscus, bijzondere opsporingsdiensten, bestuur) inzichtelijk worden gemaakt en alle betrokken partijen in onderlinge samenhang een werkwijze ontwikkelen om dat probleem in te dammen.

Het onderzoek zal daarom gericht zijn op (1) grensoverschrijdende activiteiten door outlaw motorcycle gangs (2) kennisdeling en grensoverschrijdende acties door bevoegde autoriteiten en (3) hoe de huidige situatie te verbeteren met betrekking tot de grensoverschrijdende aanpak van outlaw motorcycle gangs op basis van een situationeel criminaliteitspreventie-kader.

Boven

Haalbaarheidsonderzoek naar regionale museumsamenwerking en regionale museumkaart

Wanneer: Januari 2016
Thema: grensoverschrijdende samenwerking
Titel: ‘Haalbaarheidsonderzoek naar regionale museumsamenwerking en regionale museumkaart’

Onderzoek, verantwoordelijken:

Prof. dr. H. Schneider / dr. K. Lubina (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Omschrijving

Het idee van een grensoverschrijdende museumpas in de regio Maas-Rijn/Rijn Maas Noord is gebaseerd op het voorbeeld van de Association of Museums-PASS-Musées (www.museumspass.com) (voorheen de Upper Rhine Museum Pass). Deze vereniging werd in december 1998 opgericht. De leden van deze vereniging komen hetzij uit Duitsland, Frankrijk of Zwitserland. Sinds het prille begin zijn er al meer dan 120 deelnemende musea lid van de Upper Rhine Pass. In 2015 zijn meer dan 320 musea, kastelen en tuinen in de drie landen lid van deze vereniging en de geografische dimensie van het project is enorm toegenomen. Dit initiatief is bovendien financieel volledig onafhankelijk geworden.

Download the flyer

Boven

De verdere migratie van asielmigranten in Nederland

Wanneer:  Januari 2016, start ITEM Onderzoek
Thema: Binding migranten aan Limburg
Titel:  'De verdere migratie van asielmigranten in Nederland'

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

Drs M. de Hoon / prof. dr. H. Schmeets (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen / Centraal Bureau voor de Statistiek), prof. dr. M. Vink (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen)
Omschrijving

Wat bindt migranten aan een regio? Dit project analyseert de migratieroutes van migranten in de context van een grensregio met een specifieke focus op de provincie Limburg. In het project analyseren we de mobiliteitspaden onder migranten zodra ze in de bestemmingscontext zijn gearriveerd; terwijl sommigen blijven, trekken anderen verder naar een andere regio in Nederland of naar het buitenland en ten slotte kan het zijn dat weer anderen migreren, maar achteraf terugkeren of als tussensituatie grensoverschrijdend blijken te leven. Wij nemen verschillende types immigranten in beschouwing, gaande van studenten, hoogopgeleide en niet opgeleide arbeidsmigranten, migrantenfamilies en vluchtelingen, zowel van binnen als buiten de Europese Unie. Het project richt zich op migratieroutes in de context van individuele levenslopen, rechtspersoonlijkheid (zoals verwerving van burgerschap) en economische en demografische kenmerken van grensregio’s. Voorts bekijken we het belang van contextuele factoren op gemeentelijk en buurtniveau om te achterhalen of sociaal kapitaal (bijv. sociale contacten, participatie in de maatschappij, institutioneel vertrouwen) van invloed is op het feit waarom sommige gemeentes meer succes boeken bij het binden van immigranten dan andere. Het project hanteert een kwantitatieve methodologie die gegevens uit het longitudinale register en de onderzoeken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) aangaande allochtone en autochtone inwoners analyseert met een focus op de vergelijking van gemeenten binnen Limburg en binnen andere regio’s in Nederland.

Boven

Het verantwoordingsvraagstuk van het sociaal werk. Een vergelijkende case studie naar accountability-strategieën in Vlaanderen, Nordrhein-Westfalen en Nederland

Wanneer: December 2015, ITEM Onderzoek:
Thema: social policy
Titel:  ‘Het verantwoordingsvraagstuk van het sociaal werk. Een vergelijkende case studie naar accountability-strategieën in Vlaanderen, Nordrhein-Westfalen en Nederland’

Promotieonderzoek, verantwoordelijken: 

Drs M. Heijnen van der Tier / dr. N. Reverda, lectoraat Nederlands Kennisinstituut Maatschappelijke Effecten Demografische Krimp (expertise vanuit NEIMED) en prof. dr. K. Hermans (Universiteit van Leuven).
Omschrijving

Limburg is een vergrijzende provincie – zorg en welzijn zijn dan ook belangrijke thema’s. Vermaatschappelijking, decentralisaties, actief burgerschap, buurtzorg - om enkele belangrijke termen te noemen – staan centraal in de omvorming van de verzorgingsstaat. Deze beweging vindt zowel in Vlaanderen als Nederland als Noord Rijn Westfalen plaats. Onderzoek naar kwaliteit van leven in de drie gebieden en transnationale vergelijking, met name als het gaat om de Maatschappelijke ondersteuning en de verantwoordelijkheden daarbij, is dan ook meer dan relevant.

Het onderzoek zal vergezeld worden van workshops, symposia, cursussen en andere vormen van overdracht en disseminatie. In het projectplan zullen deze activiteiten specifiek opgenomen worden.

Boven

De Erkenning van Kwalificaties in de EU: Het Vervagen van de Bevoegdheden tussen de Interne Markt en Onderwijs

Wanneer: oktober 2015 - mei 2020
Thema: intra-Europese - en grensoverschrijdende mobiliteit
Titel:  'De Erkenning van Kwalificaties in de EU: Het Vervagen van de Bevoegdheden tussen de Interne Markt en Onderwijs'

Promotieonderzoek, promovenda, verantwoordelijken:

L. Kortese, LL.M./ Prof. dr. H. Schneider (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid), mr. dr. S. Claessens, LL.M. (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid) en mr. dr. S. Schoenmaekers, LL.M. (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid). 

Links:

Nieuwsartikel: Onduidelijk of je met je diploma in een ander EU-land aan de slag kan (mei 2020)
PhD Thesis Samenvatting:  https://www.maastrichtuniversity.nl/sites/default/files/l._kortese_-_phd_recognition_of_qualifications_-_summary.pdf
PhD Thesis Factsheet:  https://www.maastrichtuniversity.nl/sites/default/files/l._kortese_-_phd_thesis_factsheet.pdf

Omschrijving

Voordat individuen in een andere EU-Lidstaat kunnen werken of studeren, moeten zij ervan verzekerd zijn dat zij toegang krijgen tot de arbeidsmarkt of tot het onderwijssysteem van de ontvangende Lidstaat. In veel gevallen is erkenning van hun professionele of academische kwalificaties een voorwaarde om in een tweede Lidstaat te werken of te studeren. Er is een theoretisch onderscheid tussen twee typen erkenning dat ten grondslag ligt aan de erkenning van kwalificaties. Enerzijds, bestaat er professionele erkenning gerelateerd aan het werken in een andere Lidstaat, anderzijds is er sprake van academische erkenning voor diegenen die in een tweede Lidstaat willen studeren. Oorspronkelijk van een theoretische aard, gaat dit onderscheid nu gepaard met een verdeling in EU bevoegdheden. Terwijl professionele erkenning onder de EU interne markt bevoegdheid valt, valt academische erkenning onder de beperkte EU bevoegdheid op het gebied van onderwijs en cultuur.

In deze context is het duidelijk dat de EU de belangrijkste actor voor professionele erkenning is. De recentelijk gemoderniseerde Richtlijn 2005/36/EG regelt de toegang tot de arbeidsmarkt van een andere Lidstaat voor die beroepsbeoefenaren die een gereglementeerd beroep uitoefenen. De toegang tot niet-gereglementeerde beroepen valt binnen het toepassingsbereik van het vrij personenverkeer als vastgelegd in de EU Verdragen. Dit betekent dat de toegang tot dergelijke beroepen grotendeels afhankelijk is van de beslissing van de werkgever. De situatie voor academische erkenning is minder eenduidig. Omdat academische erkenning buiten de EU bevoegdheden ligt om bindende wetgeving te creëren, wordt het gebied beheerst door verschillende actoren die ook hun eigen wetgeving en samenwerkingsinitiatieven creëren. Dit heeft geleid tot een factor die de erkenning van kwalificaties compliceert: EU-Lidstaten implementeren zowel de EU Richtlijn over professionele erkenning, maar nemen ook deel in non-EU initiatieven voor academische erkenning die ook implementatie vereisen. Wat zijn de gevolgen van deze verscheidenheid aan juridische instrumenten? Welke invloed heeft dit op het vrij personenverkeer? Door middel van dit promotieonderzoek, gelegen op de grens tussen twee sterk verschillende bevoegdheden, wordt beoogd een antwoord te geven op de voornoemde vragen en wordt gestreefd oplossingen te bieden voor de langdurige kwestie van de erkenning van kwalificaties.

Boven

Grensoverschrijdende aansprakelijkheid in onderaannemingsketens

Wanneer: oktober 2015, start ITEM Onderzoek:
Thema: problemen van arbeiders, uitvoerings- en overheidsinstanties
Titel:  ‘Grensoverschrijdende aansprakelijkheid in onderaannemingsketens’
Promotieonderzoek, verantwoordelijken: Mr. K. Heller / Prof. dr. M.J.G.A.M. Weerepas (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid) en prof.dr. R. Prokisch (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid).
Omschrijving

Grensoverschrijdende tewerkstelling kent een aantal lastige problemen. Wat betreft het grensoverschrijdend inhuren van aannemers of onderaannemers stelt zich de cruciale vraag in welk land de inkomstenbelastingen en de aftrek van sociale zekerheid betaald moeten worden. Het onderwerp van grensoverschrijdende tewerkstelling is aanzienlijk onder de aandacht gebracht. De Europese arbeidsmarkt, frauduleuze tewerkstellingsconstructies en het vrij verkeer van diensten zijn hiervoor de belangrijkste redenen. Landen proberen problemen op te lossen door nieuwe wetgeving vast te stellen en een strengere toepassing van de wet. Op Europees niveau worden momenteel ook wijzigingen aangebracht.

Regels inzake de aansprakelijkheid in de onderaannemingsketen kunnen gebruikt worden wanneer de betaling van belastingen en sociale zekerheidsverplichtingen niet op de gebruikelijke manier gebeuren. Aansprakelijkheid in onderaannemingsketens maakt het mogelijk om andere partijen dan de partij die de belasting verschuldigd is aansprakelijk te stellen voor het heffen van belasting en verzekeringsaftrek. Aan het recht dat van toepassing is, zijn talrijke voorwaarden verbonden. Een belangrijke vraag is of de huidige Nederlandse wet toestaat dat onbetaalde belastingen geïnd worden van een derde partij die aansprakelijk gesteld is voor de betaling van deze belastingen wanneer die partij in het buitenland woonachtig is. Er is niet altijd een duidelijk antwoord gegeven in Nederland. Een mogelijk conflict met het vrij verkeer van diensten speelt in deze discussie een rol. Het vrij verkeer van werknemers is hier ook bij betrokken. Het zou zeer nuttig zijn om te weten of België en Duitsland vergelijkbare ketenaansprakelijkheidswetten hebben en hoe deze landen met grensoverschrijdende aansprakelijkheid omgaan. Zowel wetgeving als jurisprudentie zijn belangrijk in dit opzicht. Het doel van het onderzoek is om te bepalen hoe Nederland, België en Duitsland met grensoverschrijdende aansprakelijkheid bij onderaannemingsketens omgaan en om voorstellen te formuleren voor een mogelijke wijziging in grensoverschrijdende aansprakelijkheid.

PhD Presentaties
PhD Presentatie - K. Heller - 5 april 2018 - Optimising the EU legal framework to facilitate cross-border liability of international labour supply

Boven

‘Kwalificatieproblematiek: tussen sociale zekerheid en aanvullend pensioen

Wanneer: september 2015 - december 2019
Thema: Grensoverschrijdende pensioenproblematiek en arbeidsmobiliteit
Titel:  ‘Kwalificatieproblematiek: tussen sociale zekerheid en aanvullend pensioen

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

Mr. B. Didden / prof. dr. A.H.H. Bollen-Vandenboorn en Prof. dr. M.J.G.A.M. Weerepas (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid).
Omschrijving:

De Europese Commissie streeft naar een specificering en stimulering van een adequaat pensioen. Europese landen hebben hervormingen in pensioensystemen geïnitieerd niet alleen om een adequaat pensioen te bieden maar ook om een financieel duurzaam pensioensysteem te bieden. Deze hervormingen zijn echter allemaal nationaal gericht. De pensioensystemen van de Europese landen verschillen onderling sterk. In sommige landen, bijvoorbeeld, ligt de nadruk op de eerste pensioenpijler (sociale zekerheid), terwijl in andere landen de tweede pensioenpijler belangrijk is, en in een interne situatie zijn dan weer de beide pijlers vooral op elkaar afgestemd. Bij grensoverschrijdende situaties is een totaal verschillende wetgeving (Regulering 883/2004) van toepassing op eerste pijler pensioenen dan op tweede pijler pensioenen (belastingverdragen).

Ook de fiscale behandeling van pensioenen is niet in elk land dezelfde (niet elk land, bijv., staat premie-aftrek toe of voorziet in vrijstellingen tijdens de opbouwfase gebaseerd op dezelfde voorwaarden). De problemen zijn nog groter want een en hetzelfde pensioen kan op een andere manier gedefinieerd zijn. Wanneer een mobiele werknemer een pensioen opbouwt in grensoverschrijdende situaties dan zal hij geconfronteerd worden met de problemen rond deze pensioenkwalificatie. Afhankelijk van de kwalificatie kan hij al dan niet in aanmerking komen voor belastingvermindering inzake pensioenopbouw, maar hij kan ook geconfronteerd worden met gunstiger of ongunstiger belastingconsequenties als het pensioen uitbetaald wordt. Het doel van dit onderzoek is om te komen tot gemeenschappelijke criteria die vanuit Europees perspectief toegepast kunnen worden op grensoverschrijdende situaties en die resulteren in een gelijke fiscale behandeling waarbij het vrij verkeer van werknemers gewaarborgd wordt.

Boven

Naar een juridisch kader voor de registratie van grond in Europa

Wanneer: juli 2015, start ITEM Onderzoek:
Thema: grensoverschrijdende samenwerking van overheden
Titel:  ‘Naar een juridisch kader voor de registratie van grond in Europa’

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

Mr. K. Zimmermann / Prof. dr. S. van Erp (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid) en Prof. dr. R. Schulze (Universität Münster).
Omschrijving:
Het onderzoek concentreert zich op de vereenvoudiging van grensoverschrijdende overdrachten van grond in de Europese Unie. De thesis wordt in drie hoofdstukken opgesplitst. In het eerste gedeelte, zal een grondige rechtsvergelijkende studie over de registratiestelsels van Nederland, Duitsland, Spanje, en Engeland/Wales worden uitgevoerd. Om een goed begrip van het registratieproces te garanderen, zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de belangrijkste spelers (bijv. de notarissen, juristen m.b.t. overdrachtsakten en bewaarders) en aan de definitie van het object, dat aan de overdracht is onderworpen. Het tweede gedeelte zal met een discussie over de wenselijkheid van Europese initiatieven op dit gebied beginnen. Daarnaast zal het tweede gedeelte worden voorzien van een inventarisatie en een analyse van deze initiatieven, die door de wetenschap, de notarissen, en de kadasters voorgesteld of gerealiseerd zijn. Op basis van de eerste twee gedeeltes en door het decoderen van andere innovatieve initiatieven zoals het Land Administration Domain Model of de International Registry of Mobile Assets, zal in het derde gedeelte een juridisch kader voor de registratie van grond in Europa worden ontwikkeld.

Boven

ITEM Grenseffectenrapportage

Wanneer: Jaarlijks
Thema: Grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit
Titel: ‘Grenseffectenrapportage 2018’

ITEM onderzoek, verantwoordelijken:

Martin Unfried (Ontgrenzer ITEM)
Omschrijving

Wat zijn de effecten van nationaal en EU beleid en wetgeving op grensregio’s? Worden grensarbeiders getroffen door recent doorgevoerd of binnenkort te verwachten nationaal of EU beleid/wetgeving?

Een van de belangrijkste doelstellingen van het Institute for Transnational and Euregional cross border cooperation and mobility / ITEM is om jaarlijks een grenseffectenrapportage op te stellen en uit te voeren. Er is momenteel een gebrek aan informatie aangaande de (verwachte) effecten van nationaal en EU beleid en wetgeving op grensregio’s. De jaarlijkse grenseffecten beoordeling van ITEM zal de effecten aan het licht brengen.

Voor meer informatie over ITEM's jaarlijkse grenseffectenrapportage, klik hier

Boven

Afhankelijk van externe financiering kan het volgende onderzoek door ITEM opgepakt worden:

Inbraak in de Euregio Maas-Rijn

Wanneer: afhankelijk van externe financiering
Thema: grensoverschrijdende samenwerking van overheden 
Titel: ‘Inbraak in de Euregio Maas-Rijn’

Promotieonderzoek, verantwoordelijken:

Prof. dr. H. Nelen (expertise vanuit Universiteit Maastricht, Faculteit der Rechtsgeleerdheid)
Omschrijving

Inbraken vormen één groot veiligheidsprobleem voor mensen in de Euregio Maas-Rijn. Sterker nog, het fenomeen is als prioriteit aangemerkt in alle partnerregio’s alsook in de EMR. De strijd is met name moeilijk omdat we geconfronteerd worden met lokale en grensoverschrijdende problemen. De initiatieven die over de laatste jaren zijn genomen hebben niet het gewenste succes gehad ondanks het feit dat de samenwerking tussen de politiediensten gestaag is gegroeid. Daarom hebben de belangrijkste veiligheidsactoren van de Euregio gezamenlijk beslist om dit probleem aan te pakken door een globale en geïntegreerde aanpak. De idee is om dit fenomeen te voorkomen en te bestrijden op alle niveaus en met alle actoren.

  •  Het project zou een wisselwerking zijn op het gebied van preventie inclusief burgerparticipatie;
  • Informatie-uitwisseling zou een ander hoofdthema zijn. Daarom worden crossing-technology en informatie een doorslaggevende factor voor succes.
  • Onderzoek en ontwikkeling zouden het ons mogelijk maken om de actoren te versterken door de samenwerking, de middelen en de onderzoeken te analyseren.
  • Technologische middelen combineren. In België en Nederland werden ANPR camera’s (automatic number plate recognition) geïnstalleerd. De idee is om te bekijken hoe de gegevens van deze systemen uitgewisseld kunnen worden met de bedoeling om ze gemeenschappelijk te gebruiken. Voorts kan de plaatsing van deze camera’s gecoördineerd worden zodat een euregionaal netwerk gecreëerd zou kunnen worden.
  • De huidige netwerken ondersteunen met een gezamenlijke aanpak. Het is van belang dat de informatie die de netwerken hebben gedeeld wordt met het projectteam. Daarvoor is regelmatige uitwisseling en onderlinge steun hard nodig.

Dit gezamenlijk project van politie, justitie, overheidsinstanties en wetenschappers zou:

  • zich moeten richten op het terugbrengen van het aantal inbraken in de EMR;
  • burgerparticipatie en informatie over dit probleem moeten waarborgen;
  • de euregionale veiligheidssamenwerking moeten versterken;
  • een euregionale en multidisciplinaire benadering moeten stimuleren.

Boven