ITEM-onderzoeker medeauteur van het WODC-onderzoek naar migratie asielvergunninghouders

Op donderdag 10 oktober is een rapport over migratie van asielvergunninghouders gepubliceerd door het Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (WODC) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit rapport is mede geschreven door Marloes de Hoon, een promovendus die onderzoek doet naar mobiliteit van vluchtelingen onder de paraplu van het Instituut voor Transnationale en Euregionale Grensoverschrijdende Samenwerking en Mobiliteit (ITEM) van de Universiteit Maastricht, en verbonden is aan het CBS. Het rapport is geschreven in samenwerking met Arjen Leerkes, hoogleraar aan de Universiteit Maastricht en onderzoeker aan het WODC.

De publicatie geeft inzicht in de migratie van mensen die in de jaren negentig in Nederland asiel hebben aangevraagd en een Nederlandse verblijfsvergunning hebben verkregen (vergunninghouders). Verbleven zij in hun land van asiel of besloten  voormalig asielzoekers opnieuw te migreren? Wat is het verschil tussen vergunninghouders die zijn vertrokken en degenen die  besloten om te blijven? En wat waren de belangrijkste bestemmingen van degenen die hun emigratie registreerden?

Dit rapport gaat in op deze vragen en geeft empirische inzichten op basis van een longitudinale studie naar vergunninghouders die in 1995-1999 in Nederland asiel hebben aangevraagd en in het Nederlandse bevolkingsregister (GBA) zijn ingeschreven. Van deze populatie van vergunninghouders stond op 31 december 2015 13,6% niet meer geregistreerd in het GBA. Volgens de registraties was 4,3% teruggekeerd naar hun land van herkomst (terugkeer), 12,4% was gemigreerd naar een ander land (doormigratie) en 14,9% was administratief verwijderd zonder dat een bestemmingsland bekend was. Onder degenen die hun emigratie hebben geregistreerd, lijkt doormigratie veel gebruikelijker te zijn dan terugkeer naar het land of de regio van herkomst.

Zowel demografische als sociaal-economische kenmerken spelen een rol bij de migratie-uitkomsten van vergunninghouders. Mannen migreren vaker dan vrouwen. Hoe jonger de persoon bij aankomst in het asielland is, hoe kleiner de kans dat hij of zij tijdens de observatieperiode Nederland verlaat. Ook het samenwonen met een partner en de aanwezigheid van kinderen in een huishouden vermindert de kans op verplaatsing naar het buitenland. Vergunninghouders met een marginale sociaaleconomische positie (zonder inkomen of uitkering) hadden weer meer kans om te migreren. Opvallend is de variatie in migratie-uitkomsten tussen herkomstgroepen. Vergunninghouders uit Somalië vertonen een relatief hoge kans op verdere migratie. In vergelijking met andere herkomstgroepen hebben mensen uit het voormalig Joegoslavië de grootste kans op terugkeer, gevolgd door vergunninghouders van Iraakse en Soedanese afkomst. 

De gemelde emigraties betroffen voornamelijk verplaatsingen binnen de EU, waarbij het Verenigd Koninkrijk de eerste bestemming was, op enige afstand gevolgd door België en Duitsland. Een aanzienlijke groep van hen heeft in de loop der tijd het Nederlandse staatsburgerschap (en dus een EU-paspoort) verkregen, wat hun mobiliteit binnen de EU faciliteert.

Marloes de Hoon

Marloes de Hoon, PhD-kandidaat ITEM

Arjen Leerkes

Professor Arjen Leerkes

Lees ook

Meer nieuws