Grensoverschrijdend pensioen in de EU: de processie van Echternach

door: in Rechtsgeleerdheid
item

Ons pensioenland is volop in beweging; zeker als het gaat om de regeling van het grensoverschrijdende pensioen.  Op 17 januari jl. heeft de Tweede Kamer een debat gevoerd over de Wet Toekomst Pensioenen (WTP). Het wekt verbazing dat in de meer dan honderd uur Kamerdebatten en vele honderden pagina’s parlementaire behandeling nauwelijks aandacht is besteed aan de grensoverschrijdende aspecten van onze toekomstig pensioen of het effect op Europese pensioenwetgeving. Dit zou de indruk kunnen wekken dat er geen grenseffecten zijn, maar niets is minder waar. De problemen zijn legio, waarvan de grensoverschrijdende waardeoverdracht en het geringe aantal grensoverschrijdende instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IPBVs) er slechts twee zijn.

Op 16 november 2023 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie Nederland tweemaal in het ongelijk gesteld in zaken betreffende de internationale individuele waardeoverdracht van pensioenen bij wisseling van baan (HvJ EU C-360/22 en HvJ EU C-459/22). De Europese Commissie heeft deze zaken in 2022 bij het Hof aanhangig gemaakt omdat Nederland weerstand bleef bieden en een voor Nederland ongekende onwrikbaarheid aan de dag legde. Het Hof bepaalde dat twee van de Nederlandse voorwaarden voor recht op waardeoverdracht van het opgebouwde pensioen een belemmering zijn van het vrij verkeer van werknemers. Nederland kan tegen deze uitspraken van het HvJ EU niet in beroep. Staatssecretaris van Financiën Van Rij heeft aangegeven de vereiste aanpassingen van de Pensioenwet en fiscale wet- en regelgeving aan te passen. Als de staatssecretaris zijn belofte nakomt, is dat een weer kleine stap richting een vrijer verkeer van werknemers, waarbij grensoverschrijdend pensioen net zo eenvoudig zou moeten zijn als een binnenlandse situatie.

Rond dezelfde tijd dat het Hof haar uitspraak deed, bracht het EIOPA (European Insurance and Occupational Pensions Authority); de Europese ‘pensioentoezichthouder’, haar rapport uit over de ontwikkeling in grensoverschrijdende activiteiten tussen instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) binnen de Europese Economische Ruimte (EER). Uit de gegevens blijkt dat het aantal grensoverschrijdende IBPV’s dat actief is in Europa laag is gebleven en ongewijzigd is gebleven ten opzichte van het voorgaande jaar, met slechts 31 IBPV’s die grensoverschrijdend actief zijn. Deze lezing bevestigt de voortzetting van een decennialange trend waarbij het aantal grensoverschrijdende IBPV’s niet langer toeneemt. Deze bevindingen, in combinatie met geen aanwijzingen voor een opleving in de nabije toekomst, suggereren dat de oorspronkelijke doelstelling van de IORP-richtlijn om een robuuste interne markt voor aanvullende pensioenen te stimuleren onvervuld blijft.

Zo lang de bevoegdheid ten aanzien van de inrichting van de nationale pensioensystemen bij de lidstaten liggen en grenseffecten onvoldoende aandacht krijgen, zal het grensoverschrijdend pensioen verwezenlijkt wordt in het tempo van de processie van Echternach (drie stappen vooruit en twee achteruit). Het is teleurstellend dat bij een historische wijziging van een zo belangrijke nationale arbeidsvoorwaarde als het pensioen de grensoverschrijdende werknemer vergeten lijkt te worden. De Europese Commissie zal aanzienlijke meer stappen moeten zetten om grensoverschrijdende pensioenen in de EU tot volle wasdom te laten komen. Een meer overkoepelende mededeling zal nodig zijn om het achteruitlopen van de lidstaten ongedaan te maken. Op nationaal niveau is echter ook meer aandacht nodig tijdens het parlementair proces omtrent de grensoverschrijdende effecten van ons pensioen.

Labels: