Online promotie Hubert Nii-Aponsah

Promotores: Prof. dr. Pierre Mohnen, Prof. dr. Bart Verspagen

Trefwoorden: Automatisering, productiviteitsgroei, ongelijkheid, reshoring
 

"The Future Quantity and Structural Effects of Contemporary Automation"

De scriptie onderzoekt de potentiële gevolgen van de adoptie van moderne automatiseringstechnologieën in zowel geavanceerde als ontwikkelingslanden. In de afgelopen decennia is er steeds meer belangstelling ontstaan voor de effecten van de snelle opkomst van nieuwe automatiseringstechnologieën, zoals kunstmatige intelligentie (AI), robotica en aanverwante gebieden. Aangezien automatisering historisch gezien wordt geassocieerd met productiviteitsgroei, werkloosheid en structurele veranderingen op de arbeidsmarkt die leiden tot ongelijkheid, weerspiegelt het huidige debat zowel hoge verwachtingen als diepe zorgen.

Belangrijke vragen die naar voren komen, zijn onder meer of moderne automatisering zal leiden tot grotere productiviteitswinsten dan eerdere automatiseringsgolven en via welke kanalen deze verwachte winsten worden gerealiseerd. Andere vragen richten zich op het identificeren van de groepen werknemers die het meest kwetsbaar zijn voor verdringing door automatisering. Vanuit een mondiaal perspectief rijzen ook vragen over de vraag of de ontwikkelingslanden nadelig zullen worden beïnvloed door de handel met de geavanceerde economieën, aangezien deze laatste automatisering omarmen en eerder uitbesteede productieactiviteiten terughalen. Deze scriptie richt zich op het beantwoorden van deze vragen.

Hoofdstuk 1 biedt een algemene inleiding tot de scriptie en de achterliggende motivatie. Het hoofdstuk schetst ook de structuur van de scriptie en vat de belangrijkste bijdragen aan de bestaande literatuur samen.

Hoofdstuk 2 analyseert empirisch de effecten van de adoptie van zowel tastbare als ontastbare automatiseringstechnologieën op de arbeidsproductiviteitsgroei op landenniveau en bekijkt de relatieve belangrijkheid van de kanalen waarlangs productiviteitswinsten kunnen worden behaald. Het hoofdstuk suggereert dat, hoewel het gebruik van robottechnologie positieve productiviteitsvoordelen biedt in geavanceerde economieën, deze tot nu toe niet de eerdere automatiseringsgolf (Informatie- en Communicatietechnologie) heeft overtroffen. Structurele verandering of de verschuiving van werknemers tussen sectoren kan echter een alternatief kanaal bieden voor het stimuleren van productiviteitsgroei, naast productiviteitswinsten door de herverdeling van taken naar efficiënte machinale agents binnen sectoren.

De potentiële productiviteitsvoordelen van moderne automatisering gaan echter niet zonder kosten, die zich uiten in het risico van verdringing van werknemers, vooral gezien de capaciteit van nieuwe automatisering om een breder scala aan zowel routinematige als niet-routinematige taken te vervangen, evenals manuele en cognitieve taken. Hoofdstuk 3 schat het risico op automatisering waarmee werknemers in geavanceerde en ontwikkelingslanden worden geconfronteerd, over de dimensies geslacht, leeftijd en vaardigheden op de arbeidsmarkt. De resultaten van dit hoofdstuk tonen aan dat, gezien de taken die werknemers binnen hun functies uitvoeren, werknemers in geavanceerde landen gemiddeld meer blootgesteld zijn aan automatisering dan werknemers in ontwikkelingslanden. Mannen en middelbare leeftijdsgroepen zijn meer kwetsbaar voor automatisering, terwijl hoogopgeleide werknemers waarschijnlijk het minst worden beïnvloed. De resultaten laten ook zien dat automatisering de genderongelijkheid kan verminderen, niet alleen via banen maar ook via de verdiende lonen.

De zorgen over ongelijkheid door structurele veranderingen in de werkgelegenheidseisen beperken zich niet tot de grenzen van de landen die nieuwe automatisering toepassen. Hoofdstuk 4 stelt een uitgebreid Wereldhandelsmodel voor dat rekening houdt met niet-verhandelbare sectoren en onderzoekt het effect van automatisering op de mondiale inkomensverdeling in twee hoofdscenario's. In het ene scenario adopteren alleen landen in de geavanceerde wereld automatisering, en in het andere scenario doen alle landen dat. De bevindingen tonen aan dat de adoptie van automatisering de kostenstructuur van productie in het voordeel van geïndustrialiseerde economieën verandert, wat leidt tot de herverdeling van productieactiviteiten weg van de ontwikkelingslanden naar de geavanceerde wereld, waardoor de mondiale inkomensongelijkheid verergert. Wanneer echter alle landen automatisering adopteren, is de terugverplaatsing van productieactiviteiten zwakker, net als de mate van ongelijkheid. Dit suggereert dat het achterlaten van de ontwikkelingslanden geen optimale keuze is, vooral gezien het feit dat ongelijkheid kan leiden tot andere uitdagingen zoals instabiliteit en immigratieproblemen.

Tot slot biedt Hoofdstuk 5 de slotopmerkingen van de scriptie, samen met beleidsaanbevelingen. De beperkingen van de scriptie en gebieden voor toekomstig onderzoek worden ook in dit hoofdstuk besproken. 

Klik hier voor de livestream.

Lees ook