Beeldformaat en resolutie

Fotografie

Foto’s zijn meestal afkomstig van digitale camera’s. Het inscannen van foto-afdrukken, negatieven of dia’s van analoge camera’s komt nog maar weinig voor.

Een digitale camera beschikt over een lichtgevoelige sensor (de CCD of CMOS sensor) die licht kan omzetten in een digitaal signaal. Deze sensor heeft duizenden kleine lichtgevoelige cellen, die onder invloed van lichtinval ieder een beeldpuntje genereren. Het maximale aantal beeldpuntjes van de CCD/CMOS sensor wordt uitgedrukt in Megapixel (miljoenen pixels). De nieuwste digitale camera’s kunnen beelden tot wel 50 Megapixels schieten.

Als een digitale camera met een sensor met een maximale resolutie van 5616 x 3744 pixels (= ongeveer 21 Megapixels) een foto op de hoogste kwaliteit maakt, is dat tevens de resolutie van de digitale foto. De foto heeft dus een resolutie van 5616 x 3744 pixels. Daarmee wordt de grootte van de foto uitgedrukt; het aantal beeldpunten waaruit de foto is opgebouwd. Hoe meer beeldpunten, hoe fijner en gedetailleerder de foto kan zijn.

Dit zegt nog niets over de afmetingen van de digitale foto. Die hangen af van het medium waarvoor de foto gebruikt wordt, bijvoorbeeld:

  • Beeldscherm: resolutie 72 dpi
  • Print: resolutie 150 dpi
  • Drukwerk: resolutie 300 dpi

De resolutie wordt hier uitgedrukt in aantal pixels per inch (dots per inch = dpi), een standaard in de digitale fotografie en ontwerp/opmaak. Hieruit volgt dat een foto op een beeldscherm veel groter gebruikt kan worden dan in drukwerk. Het beeldscherm heeft immers maar 72 dpi nodig terwijl in drukwerk de kwaliteit pas met 300 dpi goed is.

Een indicatie van de resolutie (en dus de kwaliteit) van een digitale foto is de grootte van het digitale bestand in Kilobytes (kB) of Megabytes (MB). Bij een JPG van 100 Kb is de resolutie erg laag, het is een webplaatje. Bij JPG bestanden van één of meer MB is de resolutie al behoorlijk. Bestanden voor drukwerk zijn vaak (veel) meer dan 5 MB groot.

Foto’s met een hoge resolutie (groot bestand) kunnen worden verkleind naar een minder hoge resolutie. Dat gebeurt in een beeldbewerkings-programma zoals Adobe Photoshop. Bij het verkleinen haalt het programma pixels weg, maar je houdt altijd nog een goede foto over, afgemeten aan de nieuwe resolutie.

Foto’s met een lage resolutie kunnen niet worden vergroot tot een hogere resolutie. Dit gaat altijd ten koste van de beeldkwaliteit omdat de grotere foto het toch met de geringe beeldinformatie van de kleine foto moet doen. Je krijgt dan het bekende ‘blokkerige’ of onscherpe beeld te zien in de vergroting. Daarom is het verstandig om altijd het grootste fotobestand met de hoogste resolutie aan te vragen. Verkleinen kan altijd nog.

Illustraties

Illustraties worden vaak gemaakt in speciale illustratieprogramma’s zoals Adobe Illustrator. Omdat deze bestanden opgebouwd zijn uit vectoren (wiskundig gedefinieerde lijnen en vlakken) zijn ze in principe eindeloos groot te gebruiken. De resolutie wordt gedefinieerd door het uitvoermedium (printer, drukwerk, beeldscherm enz.) en wordt niet gelimiteerd door het bestand zelf. Deze bestanden moeten dan wel als resolutie-onafhankelijke bestandstypes worden opgeslagen, zoals .eps, .pdf of .ai.

Handgemaakte illustraties en tekeningen kunnen worden gefotografeerd of ingescand. De uiteindelijke resolutie van de bestanden die hieruit voortkomen, hangt af van de resolutie van de camera of de scanner waarmee dit wordt gedaan.

Grafieken, tabellen

Ook hier hangt de resolutie af van de software waarmee de graphics gemaakt worden. Grafieken en tabellen uit Word of Excel kunnen worden opgeslagen als .pdf en zijn daarmee in principe resolutie-onafhankelijk. Datzelfde geldt voor graphics uit Illustrator (.eps, .pdf of .ai.).