De rechten van kinderen in niet-bestaande staten

Wat gebeurt er met de universele kinderrechten wanneer hun thuis een ‘de facto’-staat is – een politieke entiteit die alle kenmerken van een natie heeft, maar niet officieel erkend is? En wie draagt de wettelijke en morele verantwoordelijkheid voor deze kinderen wanneer er oorlog uitbreekt? Deze kwesties vormen de kern van het CHILD-WAR-project, dat wordt geleid door onderzoekers van de Faculty of Law van de Universiteit Maastricht. Het doel van het project is beleidsondersteuning en het beschermen van kinderen die in een juridisch en humanitair vacuüm leven.

In theorie zijn instrumenten zoals het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind (UNCRC) van toepassing op kinderen over de hele wereld. In de praktijk schiet dit universaliteitsbeginsel vaak tekort, zegt Guleid Jama, projectmanager bij CHILD-WAR. Aan de telefoon vanuit Hargeisa, de hoofdstad van Somaliland, legt hij uit dat de bevolking van de facto-staten in een “juridisch schemergebied” leeft.

“Dit kan het moeilijk maken om mensenrechtenverdragen te ratificeren en rechtstreeks samen te werken met internationale toezichtsmechanismen, wat ernstige gevolgen heeft voor de rechten van kinderen,” zegt Jama. “De situatie wordt bijzonder nijpend in tijden van oorlog.”
 

Blinde vlek in de internationale mensenrechten

Het VN-Comité voor de Rechten van het Kind monitort geen kinderen die in de facto-staten wonen. Dit betekent dat wanneer kinderen worden gedood of gewond of ontheemd raken, of wanneer hun onderwijs wordt verstoord door gewapende conflicten, er weinig mogelijkheden zijn voor internationale verantwoordingsplicht en hulp. Dit hiaat in de bescherming vormt voor Jama de belangrijkste motivatie voor zijn werk.

Na zijn rechtenstudie vertrok hij naar Somaliland om zich daar in te zetten voor de mensenrechten. “Ik kaartte schendingen van rechten aan bij binnenlandse instellingen. Toen dat niet werkte, wendde ik me tot regionale en internationale instanties die zijn opgericht op basis van verdragen waarbij de staat partij is.” Het African Court on Human and Peoples' Rights liet hem botweg weten dat zijn zaak niet in behandeling kon worden genomen omdat Somaliland geen erkende staat is. 
 

Sorry, jouw land bestaat niet

“Ik was erg teleurgesteld. Toen ik zag dat er op internationaal niveau geen verantwoording werd afgelegd voor mensenrechtenschendingen in de facto-staten, werd het me duidelijk dat we concrete manieren moesten zoeken om dit gemis aan te pakken, met specifieke aandacht voor de rechten van kinderen. Ik wil kennis bijdragen die het leven van mensen die in deze onmogelijke situaties terecht zijn gekomen, echt verbetert.”

Het twee jaar durende CHILD-WAR-project ging in januari 2025 van start met als doel deze kenniskloof te dichten. Het wordt gefinancierd via het SDG Scaling Grants-programma van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO); dit programma bevordert de praktische toepassing van onderzoeksresultaten om de Sustainable Development Goals (SDG's) van de VN te realiseren.

Het kind centraal

Onder supervisie van projectleider Marieke Hopman analyseert Jama's team de verantwoordelijkheden onder internationaal oorlogsrecht van actoren in gewapende conflicten waarbij de facto-staten betrokken zijn. Empirische gegevens zijn afkomstig uit drie conflictgebieden: Gaza, Las Anod in Somaliland en Nagorno-Karabach, waar Azerbeidzjan in 2023 de macht greep en de bevolking naar Armenië werd verdreven.

Jama benadrukt dat de focus niet ligt op territoriale aanspraken, maar op de rechten van de getroffen kinderen. Welke van de betrokken actoren – de de facto-staat, de internationaal erkende staat (indien van toepassing) of andere gewapende groeperingen – is wettelijk verplicht om kinderen in dergelijke omstandigheden te beschermen?

“Onze methodologie is volkomen uniek en kindgericht,” zegt hij. “We betrekken kinderen niet alleen bij het project als proefpersonen, maar ook als belangrijke onderzoekers. We gaan met hen in gesprek over wat zij als de belangrijkste kwesties in hun context beschouwen, of dat nu het recht op onderwijs, het recht op spelen of andere fundamentele rechten zijn. De kinderen geven aan op welke thema’s we ons onderzoek moeten richten.”

Dit samenwerkingsmodel, ontwikkeld door Hopman, zorgt ervoor dat de stemmen van de kinderen centraal staan in het onderzoek. “We gaan naar plekken als Gaza, waar we, ondanks de gruwelijke omstandigheden en de beperkte toegang, toegewijde onderzoekers ter plaatse hebben die de empirische casestudy's leiden,” legt Jama uit. “Deze lokale onderzoekers bouwen vertrouwen op en leggen rechtstreeks contact met kinderen, die ondanks hun ellendige omstandigheden opmerkelijk bereid zijn om hun ervaringen en meningen te delen. Op dit moment houden we interviews met kinderen in Gaza, zodat ze hun mening rechtstreeks aan de onderzoekers kunnen geven.”

Op weg naar een betere toekomst

In die zin gaat het CHILD-WAR-project verder dan louter juridische wetenschap; het is een humanitair project dat wordt gedragen door een gevoel van morele urgentie. Jama en zijn team willen duidelijkheid scheppen waar nu verwarring heerst, en verantwoordingsplicht afdwingen waar die vaak ontbreekt.

“Voor ons gaat het niet om politiek, maar om de rechten van het kind,” zegt hij. “Waar je ook woont, je hebt rechten. De kinderen hebben er niet voor gekozen om in een betwiste staat te wonen, maar daar bevinden ze zich nu eenmaal. Dus wat kunnen we daaraan doen zonder het politiek te maken? Onze enige zorg zijn de rechten van de kinderen daar.”

Het doel is om een kennisbasis te creëren die kan bijdragen aan mondiaal beleid en dat kan beïnvloeden, met het oog op de bescherming van kinderen die door een staatsgericht internationaal systeem over het hoofd worden gezien. Dit omvat het opstellen van procedureregels voor het VN-Comité voor de Rechten van het Kind over hoe om te gaan met de benarde situatie van kinderen die in de facto-staten leven. Praktische aanbevelingen zullen uiteenzetten hoe internationale instanties op zinvolle wijze kunnen omgaan met de facto-staten, erkende staten en externe mogendheden.

“Het is niet eenvoudig om tegelijkertijd wetenschapper, activist en mens te zijn,” zegt Jama. Maar juist deze krachtige combinatie vormt de basis van het CHILD-WAR-project, dat streeft naar aandacht, bescherming en gerechtigheid voor de onzichtbare slachtoffers van onze geopolitieke blinde vlekken.

Tekst: Theo Tamis
Beeld: Guleid Jama

Lees ook