Promovendi-meeting Pensioenen: de veelzijdigheid van pensioenen

14 juli 2016

Op 23 juni jl. vond de eerste Promovendi-meeting Pensioenen plaats. Een gezamenlijk initiatief van het Institute of Transnational and Euregional cross border cooperation and Mobility / ITEM van de Universiteit Maastricht en het Competence Centre for Pension Research / CCP van Tilburg University.

Het doel van de meeting was om promovendi en onderzoekers op het gebied van pensioenen en samenhangende vakgebieden samen te brengen, zowel uit Nederland alsook uit België. Niet alleen voor het stimuleren van multidisciplinaire samenwerking maar ook voor het uitbreiden van het onderzoeksnetwerk. De netwerklunch en -borrel boden hiertoe voldoende gelegenheid.

De nadruk van het programma lag echter op een zestal plenaire pitches en workshops. Deze pitches en workshops boden de mogelijkheid voor een zestal promovendi om hun onderzoek te toetsen, de discussie aan te gaan en om onderling feedback te verkrijgen. Zo werd aandacht besteed aan onderzoek op het gebied van pensioencommunicatie, grensoverschrijdende juridische en fiscale pensioenproblematiek en de benadering vanuit econometrie. Hiernavolgend een kort verslag.

Pitches

Na een woord van welkom door Prof. Dr. Anouk Bollen-Vandenboorn (Maastricht University) en Dr. Bastiaan Starink (Tilburg University), de moderatoren van deze middag, trapte Elmar Schmidt af met de eerste pitch. De pitches boden de mogelijkheid voor een drietal promovendi om ‘kort maar krachtig’ hun onderzoek te presenteren en aansluitend in discussie te gaan met de deelnemers.

Elmar is verbonden aan de Universiteit van Utrecht en het Levenbach Instituut. Zijn promotieonderzoek richt zich op de mogelijkheden voor premiepensioeninstellingen (PPI’s) en vergelijkbare EU-pensioeninstellingen om de keuzevrijheid en duurzaamheid van pensioenen te vergroten. In zijn pitch stond de grensoverschrijdende Institution for Occupational Retirement Provision (IORP) centraal. Elmar stelt vast dat grensoverschrijdend pensioenverkeer van pensioenfondsen maar moeilijk van de grond komt en indien er wel sprake van is, deze hoofdzakelijk plaatsvindt tussen buurlanden. Met name tussen Engeland en Ierland is dit volgens Elmar het geval. Deze vaststelling vormde de opmaat van een van de onderzoeksvragen die centraal staan in zijn onderzoek: onder welke voorwaarden kunnen IORPs grensoverschrijdend actief zijn? Vanuit een Europeesrechtelijke invalshoek, de vrijheid van diensten en de vrijheid van vestiging, zal deze vraag worden benaderd. Een van de aspecten hierbij, waar volgens Elmar acht op dient te worden geslagen,  is de verschuiving van DB- naar DC-pensioenplannen en de vraag hoe deze binnen een PPI, met het oog op de adequaatheid van pensioenen, dient te worden vormgegeven.

Elmar koppelt zijn onderzoek ook aan de door de Europese Commissie in haar White Paper on adequate, safe and sustainable pensions geformuleerde doelstelling ten aanzien van de adequaatheid en duurzaamheid van pensioenen. In zijn onderzoek zal hij namelijk analyseren in hoeverre IORP’s kunnen bijdragen aan de adequaatheid en duurzaamheid van pensioenen.

In de tweede pitch besprak Jakob Werbrouck, verbonden aan KU Leuven, de werking van cumulatieregels binnen de sociale zekerheid, bezien vanuit het oogpunt van de Belgische wetgever. Deze cumulatieregels hebben onder andere invloed op de hoogte van een pensioen- en werkloosheidsuitkering. Jakob maakte inzake de pensioencumulatie onderscheid tussen een actieve en een passieve dimensie. De actieve dimensie betreft de combinatie van een sociale zekerheidsuitkering met inkomen uit arbeid. De passieve dimensie daarentegen ziet op de combinatie van de sociale zekerheidsuitkering met een andere sociale zekerheidsuitkering.
In het promotieonderzoek richt hij zich op de visie van de wetgever ten aanzien van de sociale risico’s van ouderdom. Deze visie stelt de Belgische wetgever in staat om te beoordelen tegen welke risico’s pensioenen dienen te beschermen. Op basis van deze visie stelt de wetgever de cumulatieregels en de bijbehorende voorwaarden vast. In het onderzoek worden voorts de verschillende pensioenratio’s in de loop der tijd en de invloed op de cumulatieregels geanalyseerd. Dit ter beantwoording van de onderzoeksvraag welke variabelen, buiten demografische veranderingen, leiden / hebben geleid tot een verandering van de visie van de Belgische wetgever inzake de sociale risico’s van ouderdom.

In de derde en laatste pitch ging Suzanne Kali, verbonden aan de Radboud Universiteit en het Levenbach Instituut, in op de intergenerationele solidariteit in de Nederlandse tweede pensioenpijler. Suzanne gaf een schets van het huidige pensioenstelsel. Een pensioenstelsel dat onder druk staat wat betreft de financiële houdbaarheid, mede door de vergrijzing. Een ander aspect dat kenmerkend is voor het huidige pensioenstelsel is de combinatie van individuele (denk aan de kapitaaldekking van pensioenen) en collectieve (denk aan de collectieve risicodeling en de doorsneepremie) elementen. Hiermee werd de link gelegd met het doel van het onderzoek: het analyseren van de solidariteit tussen huidige generaties om op basis daarvan te komen tot intergenerationele solidariteit bij pensioen. Hiertoe wordt het onderzoek benaderd vanuit Nederlands en Europeesrechtelijk perspectief en kent voorts een rechtsvergelijkende component met Denemarken en Engeland (welke lessen kunnen worden getrokken van deze twee landen?).  Met name de verplichtstelling, de doorsneepremie, het verbod op ringfencing en het korten van pensioenen zal worden vergeleken en meegenomen bij de aanbevelingen voor de totstandkoming van intergenerationele pensioensolidariteit. Suzanne benadrukte dat vanzelfsprekend ook acht wordt geslagen op de huidige Nederlandse discussie met betrekking tot de houdbaarheid van het pensioenstelsel, denk in dit kader aan de voorstellen van de SER inzake het individuele pensioenpotje met collectieve risicodeling.

Workshops

Na een korte pauze werd de meeting voortgezet met een workshop door Wiebke Eberhardt, verbonden aan Maastricht University.  In de interactieve workshop nam Wiebke de deelnemers mee in haar onderzoek op het gebied van de pensioencommunicatie. Haar onderzoek op het gebied van financiële diensten richt zich met name op de invloed van marketinginterventies op de financiële besluitvorming inzake pensioenen en oudedagsvoorzieningen. Meer specifiek richt het onderzoek zich op de mogelijkheden om pensioencommunicatie aan te passen aan de heterogene kenmerken en behoeften van individuele pensioendeelnemers.

Dit onderzoek naar de optimalisatie van pensioencommunicatie gaat verder dan socio-economische factoren, zoals financiële geletterdheid, maar richt zich ook op factoren zoals overtuigingen, emoties en voorkeuren. Op basis van deze factoren wordt onderzoek gedaan naar de segmentatie van informatiebehoevenden. Deze informatiebehoevenden kunnen worden ingedeeld in drie groepen: de overmoedigen, de geëmotioneerden en de ‘alfamannen’. Op basis van deze segmentatie wordt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het afstemmen van pensioeninformatie op basis van kenmerken van deze drie groepen.

Wiebke presenteerde tevens enkele interessante bevindingen van haar onderzoek. Zo beschouwen vrouwen het zichzelf informeren minder van belang tot de leeftijd van 40 jaar waarna het tussen mannen en vrouwen vrij gelijk opgaat. Daarnaast ervaren vrouwen een hogere ongerustheid ten aanzien van pensioen en hebben zij meer vertrouwen in pensioenfondsen. Tevens zijn vrouwen meer georiënteerd op planning en aanzienlijk terughoudender in het nemen van risico’s, zowel in het algemeen als op financieel gebied.

Vervolgens presenteerde Kristy Jansen, verbonden aan Tilburg University, haar econometrische onderzoek inzake pensioenfondsen en illiquide activa: marktilliquiditeit versus financieringsliquiditeit. Het aandeel illiquide activa, zoals onroerend goed, private equity of infrastructuur, in de beleggingsportfolio van pensioenfondsen is de laatste jaren toegenomen. Pensioenfondsen kunnen namelijk profiteren van toenemende illiquiditeit van de markt door het toepassen van de zogenoemde ‘dynamische handelstrategie’: anti-cyclisch en persistent beleggen. De mate waarin pensioenfondsen deze strategie kunnen toepassen hangt af van de liquiditeitsbehoefte van het fonds, op zijn beurt afhankelijk van onder andere de maandelijkse pensioenbetalingen en de margin calls (renteswaps en valutaswaps). Het onderzoek analyseert het verband tussen investeringen in illiquide activa en de liquiditeitsbehoefte van pensioenfondsen en de mate waarin pensioenfondsen de anti-cyclische en persistente dynamische handelstrategie toepassen. Opvallend is dat grote pensioenfondsen relatief meer investeren in illiquide activa evenals fondsen met een langere beleggingshorizon. Ook kennen groene fondsen een langere duur van verplichtingen dan grijze fondsen, met name wegens de langere beleggingshorizon.

In de afsluitende workshop behandelde Bastiaan Didden, verbonden aan Maastricht University, de kwalificatieproblematiek tussen sociale zekerheid en aanvullende pensioenen. De vraag naar kwalificatie ziet met name op de criteria op basis waarvan kan worden vastgesteld of het een wettelijk pensioen (sociale zekerheid) of een aanvullend pensioen betreft. Vanwege de fiscale soevereiniteit hanteert ieder EU-lidstaat, voor fiscale doeleinden, zijn eigen invulling ten aanzien van de vraag wat als pensioen kan worden aangemerkt. Ook de diversiteit van pensioenstelsels en fiscale faciliëring ervan speelt hierbij een grote rol. De pensioenstelsels matchen echter niet wanneer je ze op elkaar legt. Ongelijkheden in de fiscale faciliëring kunnen obstakels zijn voor de mobiliteit van werknemers en hun pensioenen en dienen daarom weggenomen te worden.

Aan de hand van een concreet voorbeeld, de zogenoemde ‘Nederlandse aanpak’, ging Bastiaan in op de kwalificatieproblematiek. Deze ‘Nederlandse aanpak’ maakt het mogelijk buitenlandse aanvullende pensioenregelingen (fiscaal gezien) tijdelijk te erkennen. De bespreking van deze aanpak vormde de opmaat voor enkele vragen die door Bastiaan aan de deelnemers werden voorgelegd: waarom geldt dit niet voor wettelijke pensioenen? Geldt deze erkenning louter voor gedetacheerde werknemers? En hoe zit het met postactieve werknemers?

Terugblik

Met een twintigtal deelnemers, die zich bezig houden met een diversiteit aan pensioengerelateerde onderzoeksthema’s, mogen we terugkijken op een geslaagde eerste editie. Mede vanwege de verschillende onderzoeksachtergronden ontstonden interessante discussies tussen spreker en deelnemers. Voldoende reden om ook volgend jaar de tweede Pensioen Promovendi-Meeting te organiseren. Een datum is al gepland: donderdag 22 juni 2017, dus ‘save the date’! Hopelijk tot dan!

Bekijk hier de foto's van de Promovendi-meeting

Lees ook