Onderzoek naar illegale interlandelijke adoptie bekroond met Edmond Hustinxprijs
Interlandelijke adoptie lijkt vaak de ultieme humanitaire daad: je biedt kinderen zonder ouders de kans op een beter leven in een veilig en liefdevol thuis. De realiteit is echter complexer. Dr. Elvira Loibl, universitair docent bij de vakgroep Strafrecht van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Maastricht, ontdekte aanzienlijke kwetsbaarheden in het Nederlandse interlandelijke adoptiesysteem. Haar onderzoek speelde een cruciale rol in het besluit om alle interlandelijke adopties in Nederland op te schorten vanaf mei 2024. Ter erkenning van haar werk en de verstrekkende impact ervan, heeft de Edmond Hustinx Foundation haar dit jaar de prestigieuze prijs toegekend.
Tien jaar geleden kwam Loibl in aanraking met het onderwerp 'illegale interlandelijke adoptie'. “Het was eigenlijk toeval. Ik wist dat ik een criminologische studie wilde doen voor mijn PhD, en terwijl ik mogelijke onderwerpen onderzocht, las ik over illegale interlandelijke adopties,” begint ze. “Toen ik aan mijn proefschrift werkte, had ik nooit gedacht dat mijn onderzoek zoveel impact zou hebben. In dezelfde maand dat ik mijn proefschrift verdedigde, werd de Joustra-commissie opgericht.” Nog een toeval dat leidde tot een reeks gebeurtenissen die het interlandelijke adoptiesysteem in Nederland opnieuw vormgaven.
Commissie-Joustra
In 2019 voelde de Nederlandse overheid de druk van geadopteerden die wisten of sterke redenen hadden om te geloven dat ze illegaal waren geadopteerd. Ze drongen er bij de overheid op aan om eerdere interlandelijke adopties te onderzoeken. Als reactie hierop stelde Sander Dekker, toenmalig minister voor Rechtsbescherming, de Commissie-Joustra in. “Het mandaat van de Commissie-Joustra was om adopties uit vijf landen tussen 1969 en 1998 te onderzoeken. Ze bracht systematische misstanden aan het licht en concludeerde dat de Nederlandse staat daarvan op de hoogte was,” legt Loibl uit. “Mijn proefschrift, gepubliceerd in 2019, richtte zich op de periode na 1998, na de ratificatie van het Haags Adoptieverdrag. Zelfs toen bleek uit mijn onderzoek dat het systeem nog steeds vol zwakke punten zat, wat illegale praktijken bleef aanmoedigen en faciliteren.”
Het rapport van de Commissie-Joustra werd in 2021 gepubliceerd, waarin ook werd verwezen naar Loibls werk over interlandelijke adopties. “De commissie adviseerde om het systeem ofwel helemaal af te schaffen ofwel te hervormen”, vervolgt Loibl. “In die zin denk ik dat mijn onderzoek heeft bijgedragen aan waar we nu staan.”
Illegale interlandelijke adoptie
Wanneer het adoptieproces van een kind uit een ander land de wetten of regels van een of beide betrokken landen schendt, wordt dit illegale interlandelijke adoptie genoemd. Dit kan het vervalsen van documenten, het omzeilen van noodzakelijke juridische procedures of het adopteren van kinderen omvatten die niet legaal beschikbaar waren voor adoptie. Vaak worden deze kinderen van straat ontvoerd of gekocht van arme gezinnen en vervolgens aangeboden aan adoptiebureaus.
Zwakke plekken en dilemma's
Een van de zwakke plekken van het vorige systeem was dat adoptiebureaus afhankelijk waren van het aantal adopties dat ze plaatsten. "Omdat ze geen subsidies van de overheid kregen, moesten ze hun bedrijf financieren door een bepaald aantal kinderen te plaatsen", legt Loibl uit. "De financiële druk bleef toenemen toen het aantal adopties in 2004 begon te dalen. Deze druk werd een van de grootste kwetsbaarheden van het systeem, waardoor adoptiebureaus werden gestimuleerd om kinderen te blijven overbrengen uit landen van herkomst, zelfs bij duidelijke tekenen van systematische onregelmatigheden in het interlandelijke adoptieproces." Een andere motivatie voor de adoptiebureaus was hun ideologie. "Kinderen redden was hun raison d'être. De reden dat ze bestaan", vervolgt Loibl. "Toen de minister dit probleem onderkende, ontbond hij de adoptiebureaus, omdat hij vond dat zij de oorzaak van het probleem waren." Toen werd het publiekrechtelijk adoptiesysteem geïntroduceerd: een systeem waarin de overheid verantwoordelijk is voor het plaatsen van kinderen voor interlandelijke adoptie in Nederland.
Een andere zwakte die Loibl in haar werk ontdekte, was het blinde vertrouwen dat belanghebbenden in de ontvangende landen vaak hebben in zendende landen die het Haags Adoptieverdrag hebben geratificeerd. Loibl: "Dit verdrag werd in 1993 aangenomen en heeft de normen vastgesteld voor ethische en duurzame interlandelijke adopties die de rechten van kinderen en hun biologische ouders respecteren. Het verdrag is echter niet meer dan een reeks principes en procedures, die alleen zo goed zijn als hun implementatie. In werkelijkheid missen veel zendende landen de middelen om een adoptiesysteem op te zetten dat vrij is van misbruik. Desondanks beschouwen de ontvangende landen het verdrag vaak als een solide bescherming tegen illegale en onethische adoptiepraktijken, en dringen erop aan dat ze moeten vertrouwen op de integriteit van buitenlandse systemen en de nauwkeurigheid van de informatie die over de kinderen wordt verstrekt, zelfs wanneer bewijs van misbruik onmiskenbaar wordt.
Bij de poging om het interlandelijke adoptiesysteem te hervormen en daarmee het risico op misbruik te verminderen, werd de Nederlandse overheid geconfronteerd met verschillende dilemma's. "Een dilemma kwam bijvoorbeeld voort uit het subsidiariteitsbeginsel, een fundamenteel concept dat is vastgelegd in het Haags Adoptieverdrag en het Verdrag inzake de rechten van het kind. Onder het nieuwe systeem wilde de minister alleen adopties voortzetten uit landen die dit principe volledig respecteren. Tegelijkertijd werd echter aangenomen dat het juist kinderen uit landen die dit principe niet effectief hebben geïmplementeerd, zijn die het meest behoefte hebben aan interlandelijke adoptie.
Subsidiariteitsbeginsel
Het subsidiariteitsbeginsel bepaalt dat interlandelijke adoptie alleen overwogen moet worden als het niet mogelijk is om een kind een geschikte en permanente oplossing te bieden in hun eigen land. Het principe is bedoeld om ervoor te zorgen dat interlandelijke adoptie een laatste redmiddel is, alleen gebruikt als binnenlandse opties ontoereikend zijn, en de adoptie in het beste belang van het kind is.
Geen herstelbetalingen
Dus, waar staan we nu? Minister Weerwind heeft interlandelijke adoptie in mei 2024 verboden, maar de slachtoffers blijven nog steeds met talloze onbeantwoorde vragen zitten en krijgen geen herstelbetalingen. Naar aanleiding van het rapport van de Commissie-Joustra bood Weerwind zijn excuses aan en richtte hij een expertisecentrum op dat geadopteerden moet helpen bij vragen over hun afkomst. Dit centrum heeft echter niet de taak om geadopteerden te helpen bij het terugvinden van hun biologische familie. Loibl legt uit: "Sommige geadopteerden zijn zelfs een rechtszaak begonnen tegen de Nederlandse staat om schadevergoeding en herstelbetalingen te eisen. Eén zaak ging helemaal naar de Supreme Court, waar de geadopteerden uiteindelijk verloren. Een argument was dat de Nederlandse overheid destijds geen enkele wet had overtreden. Dus aan de ene kant heb je een minister die excuses aanbiedt; aan de andere kant doet de Nederlandse staat er alles aan om herstelbetalingen te voorkomen.
Werken met slachtoffers
Momenteel is Loibl druk bezig met onderzoek naar de nasleep van illegale interlandelijke adopties. “Ik wil de obstakels blootleggen die het verzoeningsproces in de weg staan,” legt ze uit. “Waarom is het zo lastig om de schade die geadopteerden wordt toegebracht te herstellen? Welke acties zijn nodig en hoe kunnen ze worden uitgevoerd?” Het prijzengeld van de Edmond Hustinxprijs zal haar vervolgonderzoek ondersteunen, dat zich richt op het begrijpen en aanpakken van de behoeften van de slachtoffers. “Ik wil me richten op de slachtoffers, hun behoeften en hoe we effectief kunnen reageren op de schade die hen is toegebracht,” zegt Loibl.
Foto: Philip Driessen
Lees ook
-
Per 1-1-2025 heeft het CvB Sarah benoemd tot hoogleraar.
-
Per 1-1-2025 heeft het CvB Sjoerd benoemd tot hoogleraar.
-
Rechtbanken gebruiken steeds vaker digitale tools in strafzaken. Via een videoverbinding kunnen verdachten hun proces 'bijwonen'. Dit wakkerde de nieuwsgierigheid van Christina Peristeridou aan: hoe kan effectieve participatie worden bereikt in een virtuele setting?