Justitiële samenwerking in strafzaken tussen lidstaten Europese Unie
Maastricht, 19 juli 2023
De rechtbank Amsterdam en de Universiteit Maastricht gaan voor de derde keer gezamenlijk onderzoek doen naar justitiële samenwerking in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie. Het onderzoek moet in kaart brengen of de verschillende vormen van samenwerking effectief en coherent worden toegepast en, zo nee, hoe een en ander kan worden verbeterd.
Tweemaal eerder werkten de rechtbank en de universiteit samen. Van 2016 tot 2018 in een onderzoek naar problemen met Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s) die specifiek zijn uitgevaardigd tegen personen die bij afwezigheid zijn veroordeeld. In de periode 2020 tot 2022 stond in een onderzoek de vraag centraal op welke andere onderdelen de verdere ontwikkeling van het EAB mogelijk zou zijn. Het nieuwe onderzoek heeft een veel bredere reikwijdte en betreft het verbeteren van de effectieve toepassing van de belangrijkste vormen van samenwerking in strafzaken – waarvan het EAB er maar een is – en van de samenhang tussen die vormen van samenwerking.
Knelpunten tussen Europees en nationaal recht
Het recht van de EU wordt grotendeels uitgevoerd door de nationale rechters. Zij zien zich daarbij in toenemende mate geconfronteerd met problemen rond de doorwerking van Europese strafrechtelijke wetgeving in het nationale straf(proces)recht. Met het nieuwe onderzoek naar deze wisselwerking tussen Europese regelgeving en de nationale strafrechtspraktijk en naar de samenhang tussen de verschillende Europese regelgevingen en tussen de nationale uitwerkingen daarvan, willen de onderzoekers knelpunten signaleren en oplossingen aandragen.
Wisselwerking wetenschap en praktijk
Het onderzoek wordt binnen de rechtbank uitgevoerd door de Internationale Rechtshulpkamer (IRK). De IRK is één van de weinige nationale rechterlijke instanties die zich uitsluitend bezig houden met de toepassing van het strafrecht van de Europese Unie, met name het Kaderbesluit over het EAB (2002/584/JBZ). Op basis van een EAB kunnen Europese lidstaten een verzoek doen tot overlevering van verdachten en veroordeelden. Deze verzoeken worden in Nederland uitsluitend beoordeeld door de IRK. Er is geen beroep tegen deze uitspraken mogelijk. Sinds de invoering van het EAB in 2004 heeft de IRK veel kennis en ervaring opgedaan met de doorwerking van het Europese strafrecht in de Nederlandse rechtsorde. Die kennis en ervaring willen rechtbank en universiteit benutten door samen wetenschappelijk en praktijkgericht onderzoek te doen naar de wisselwerking tussen Europese strafrechtelijke regelgeving en de nationale strafrechtspraktijk.
Het onderzoeksproject wordt uitgevoerd met deskundigen en praktijkbeoefenaars uit Duitsland, Polen en Spanje. André Klip (hoogleraar straf(proces)recht en grensoverschrijdende aspecten van het strafrecht in Maastricht) is projectleider. Gaetano Ancona is project manager. Vincent Glerum (senior juridisch adviseur bij de IRK en bijzonder hoogleraar internationaal en Europees strafrecht in Groningen) coördineert het inhoudelijk onderzoek en voert dat onderzoek uit, samen met Hans Kijlstra (voormalig senior rechter in de IRK) en buitenlandse deskundigen en experts. Het onderzoeksproject wordt gefinancierd door de Europese Unie en loopt tot juli 2025.
Meer informatie
Voor meer informatie, stuur een e-mail naar de afdeling Voorlichting & Communicatie van de Universiteit Maastricht.
Lees ook
-
De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) heeft in het kader van de SGW open competitie een subsidie toegekend aan een onderzoeksvoorstel dat is geschreven door Prof. Dr Math Noortmann (Institute for Transnational and Euregional cross border cooperation and Mobility / ITEM) en...
-
In het ITEM Cross-Border Impact Assessment 2021 zijn de fiscale en sociale gevolgen van thuiswerken door grensarbeiders in het thuiswerkdossier nader bekeken. Samen met het secretariaat-generaal van de Benelux Unie organiseerde het ITEM Expertisecentrum op donderdag 13 oktober 2022 in Brussel de...
-
Wie mag voor een land aan de olympische spelen deelnemen?