Gepersonaliseerde voeding op basis van stofwisseling beter voor de gezondheid
Voor het eerst is er wetenschappelijk bewijs dat een gepersonaliseerd voedingspatroon, gebaseerd op iemands stofwisselingsprofiel, tot een betere gezondheid leidt. Dit is een belangrijke stap richting effectievere voedingsinterventies die gericht zijn op het verbeteren van de gezondheid en voorkomen van chronische ziekten.
Deze conclusie is gebaseerd op jarenlang onderzoek in een grootschalige publiek-private samenwerking binnen TiFN, waarin de Universiteit Maastricht, het Maastricht UMC+ (MUMC+) en Wageningen University & Research de krachten bundelden met diverse kennisinstellingen en bedrijven in de voedingsindustrie. Het onderzoek werd uitgevoerd onder leiding van hoogleraar humane biologie Ellen Blaak van het MUMC+. De resultaten verschenen in het vooraanstaande wetenschappelijke tijdschrift Cell Metabolism.
Gepersonaliseerd voedingspatroon
In de praktijk wordt al vaak aangenomen dat gepersonaliseerde voeding positieve effecten heeft, maar zonder wetenschappelijk inzicht in de werking en effect van zo’n voedingspatroon. De onderzoekers ontwierpen daarom een studie waarin 242 onderzoeksdeelnemers een voedingsprogramma van drie maanden volgden, dat was aangepast aan hun stofwisselingsprofiel. De geadviseerde voeding voldeed aan de richtlijnen Goede voeding van de Gezondheidsraad.
Voorafgaand aan en na dit programma werden de glucose- en vetstofwisseling en de gevoeligheid voor het hormoon insuline gemeten. Insuline speelt een belangrijke rol bij de regulatie van de suikerstofwisseling. Dit zijn belangrijke maatgevers voor het risico op diabetes en hart- vaatziekten. Het onderzoek was dus niet gericht op lichaamsgewicht en afvallen.
Stofwisselingsprofiel
De deelnemers aan het onderzoek werden ingedeeld in twee groepen op basis van hun stofwisselingsprofiel. Het functioneren van de stofwisseling verschilt namelijk per persoon. De indeling werd gebaseerd op hoe goed insuline zijn werk doet in de lever en in de spieren. Bij een verminderde werking van insuline zijn de cellen in het lichaam minder of niet goed in staat het suikergehalte in het bloed onder controle te houden, waardoor uiteindelijk diabetes type 2 en hart- en vaatzieken kunnen ontstaan.
De deelnemers kregen vervolgens op basis van loting een gepersonaliseerd voedingsprogramma. Mensen die minder gevoelig waren voor de werking van insuline in de spieren bleken meer baat te hebben bij voeding die relatief hoog is in eiwit (bijvoorbeeld veel zuivel en noten) en voedingsvezels (bijvoorbeeld volkoren producten en groenten) en laag is in vet. De deelnemers met een verminderde werking van insuline in de lever hadden meer baat bij een voeding met veel enkelvoudig onverzadigde vetzuren (bijvoorbeeld veel olijfolie en noten).
Niet ziek, wel verhoogd risico op chronische ziekte
De proefpersonen hadden overgewicht (BMI boven 25 kg/m2) en verstoringen in de stofwisseling, maar nog geen diabetes of hart- en vaatziekten. Met gerichte interventies kunnen deze mensen de eigenschappen van hun stofwisseling verbeteren en daarmee het risico op chronische ziektes, zoals diabetes type 2, verlagen.
Blaak: ‘Laten we bijvoorbeeld stilstaan bij diabetes: één van de meest voorkomende chronische ziektes. Zo’n 1,2 miljoen Nederlanders hebben het en wekelijks komen er ongeveer 1000 diagnoses bij. Er is dus grote behoefte aan preventieve interventies, die bewezen de gezondheid van mensen verbeteren en het risico op diabetes én andere chronische ziekten verminderen.’
Persoonsgebonden interventies
Het onderzoek opent de weg richting meer persoonsgebonden interventies, aldus Blaak: ‘Dit is de eerste studie die aantoont dat het afstemmen van voeding op iemands stofwisselingstype meer verbetering geeft in gezondheid dan wanneer de algemene voedingsadviezen worden gevolgd. Deze stofwisselingstypes kunnen bepaald worden op basis van een eenvoudige suikertest. Dit biedt perspectief voor toepassing in de praktijk binnen afzienbare tijd.'
'In vervolgonderzoek willen we meer typen stofwisselingseigenschappen bepalen en ook nader onderzoek doen hoe die beïnvloed kunnen worden met voedings- en leefstijlinterventies. Ook zullen de testen, die deze eigenschappen meten, verder ontwikkeld moeten worden. Mogelijk zelfs tot een eenvoudige diagnostische of zelftest. Dit betekent dat op de wat langere termijn mensen op basis van hun eigen gezondheidshandtekening meer persoonlijke voedingsbegeleiding kunnen krijgen of voedingskeuzes kunnen maken, waarmee ze hun gezondheid kunnen verbeteren en chronische ziekten kunnen voorkomen.’
Beluister ook het interview met prof. Ellen Blaak bij BNR Nieuwsradio
Dit persbericht is overgenomen van het MUMC+