Een handboek voor ARFID | Sandra Mulkens

Bijzonder hoogleraar voedings- en eetstoornissen Sandra Mulkens aan de Faculty of Psychology and Neuroscience aan de Universiteit Maastricht publiceert ARFID bij kinderen, jongeren en volwassenen: diagnostiek en behandeling in samenwerking met Renate Neimeijer, Eric Dumont en Diana Kroes. 

Avoidant/ Restrictive Food Intake Disorder | ARFID

In het Nederlands vermijdende/ restrictieve voedselinnamestoornis. “In de DSM-5 staat deze eetstoornis beschreven naast onder andere anorexia nervosa en boulimia nervosa, twee eetstoornissen die veel bekender zijn dan ARFID. Een lange tijd stond het in de DSM onder een andere naam als aandoening bij kinderen jonger dan 6 jaar, met kenmerken zoals ondergewicht en onvoldoende groeien. Maar sinds 2013 staat het officieel te boek als eetstoornis die op alle leeftijden kan voorkomen en waarbij er geen sprake hoeft te zijn van ondergewicht of afvallen. Sterker: ARFID patiënten kunnen zelfs overgewicht of obesitas hebben.

Patiënten met ARFID eten te weinig en/of te selectief, met ernstige gevolgen voor de gezondheid en/of het psychosociaal welzijn. Lichamelijke klachten zijn bijvoorbeeld gevaarlijk gewichtsverlies of te weinig voedingsstoffen binnenkrijgen. Het kan ook leiden tot psychosociale problemen. “Door het selectieve eten verliezen mensen hun sociale contacten omdat ze nergens naar toe kunnen vanwege ARFID”. 

“Mensen met ARFID kunnen ondergewicht krijgen, maar ook overgewicht. Je ziet vaker dat mensen maar een soort voeding tot zich nemen. Bijvoorbeeld bij mensen die selectief alleen krokant eten kunnen verdragen zie je dat hun dagelijkse voeding alleen uit, bijvoorbeeld, chips bestaat; dit leidt dan al snel tot overgewicht”. 

Waar komt de vermijding vandaan?

De restrictieve en/of selectieve voedselinname kan worden veroorzaakt door een aantal factoren. “Binnen ARFID bestaan er verschillende profielen. Er zijn mensen die geen interesse hebben in eten, ze voelen geen hongerprikkel en vergeten het gewoon of zitten snel vol. Deze mensen eten dus te weinig (restrictief) en hebben eerder ondergewicht of moeite om op gewicht te blijven. Er zijn ook mensen met sensorische gevoeligheid; zij vermijden bepaald eten vanwege de kleur, smaak, geur of textuur. Zij hebben voorkeur voor bepaalde producten die ze prettig vinden aanvoelen of smaken (bijv. krokant). Er zijn mensen die selectief eten omdat ze bang zijn voor de gevolgen van eten: stikken, overgeven, allergische reacties, buikpijn, etc.”

De oorzaak kan een biologische (bijvoorbeeld moeite met oraal leren eten na sondevoeding bij te vroeg geboren kinderen) of psychologische (angstige persoonlijkheid, autisme) aanleg zijn. Aan de andere kant dragen ervaringen bij, zoals bijvoorbeeld ouders die zelf ARFID hebben en weinig variatie aan kinderen aanbieden, of mensen die een traumatische verslikervaring hebben gehad en zo een angst ontwikkelen. “Dit alles wordt dan in stand gehouden door vermijding”.

Hoe kwam het boek tot stand?

Door SeysCentra, een gespecialiseerd landelijk behandelcentrum voor kinderen met ARFID, werd Sandra’s bijzondere leerstoel ingesteld aan de Universiteit Maastricht. “Dit gaf het onderzoek naar ARFID en de behandeling ervan een impuls. En dat was nodig, want hoewel bij kinderen 3-5% te maken heeft met ARFID (volwassenen circa 1%), is er nog maar weinig kennis beschikbaar bij behandelaars. Via die leerstoel wilden we ARFID een degelijke plek geven in het zorglandschap. Daarbij hoort dat je de kennis communiceert, via trainingen, lezingen, workshops, maar ook middelen zoals dit boek”.

Er bestond al een boek over behandeling van ARFID in de Verenigde Staten, maar er was nog geen Nederlands boek over diagnostiek en behandeling voor professionals, tot nu. “We hopen dat dit boek ervoor kan zorgen dat er in de zorg meer kennis over ARFID is zodat patiënten tijdig herkend worden en behandeld kunnen worden in de nulde, eerste en tweede lijn, in plaats van dat zij alleen maar in een hoog specialistisch centrum terecht kunnen. Veel patiënten met ARFID kunnen geholpen worden in een ambulante setting, bijvoorbeeld met wekelijkse sessies cognitieve gedragstherapie. Als je als behandelaar maar weet hoe je het herkent en hoe je een goede exposure kunt doen.” 

ARFID Sandra Mulkens cover

Hoe ziet de behandeling eruit?

Ons boek is erg gericht op cognitieve gedragstherapie. “De behandeling voor kinderen en volwassenen wordt anders aangevlogen. Bij jonge kinderen gaan we stap voor stap met praktische taakjes en beloningen dingen leren eten. Bij oudere kinderen, jongeren en volwassen gaat het explicieter over verwachtingen en deze onderzoeken door middel van exposure. Volwassenen verwachten een bepaald resultaat wanneer ze iets eten, daarom laten ze het staan. Als zij die verwachtingen kunnen onderzoeken en wellicht weerleggen, dan zullen ze ook steeds meer en gevarieerder durven eten. Deze methode werkt niet goed bij een kind van vier, die daar niet talig genoeg voor is. Operante principes werken dan beter. Heel kort door de bocht zeggen we daar vaak: ‘eerst dit hapje, en daarna mag je even met …. (bijv. spelletje) spelen’, om zo de patronen te doorbreken”.

“We hebben in het boek ook veel van de diagnostische instrumenten die wij gebruiken geplaatst. Screeningslijsten, vragenlijsten en diagnostische interviews zijn onderdeel van het boek. Zodat behandelaars direct aan de slag kunnen met het herkennen en helpen van patiënten met ARFID”.

Samenwerking

“Ik heb het boek geïnitieerd, maar al snel de samenwerking met Renate, Eric en Diana gezocht. Zij hebben allemaal diepgaande kennis uit de praktijk, met focus op verschillende leeftijden en aspecten van het probleem. Het was heel waardevol om uiteindelijk samen dit boek schrijven want nu is het heel compleet en gericht op de hele patiëntpopulatie, van jong tot oud.”

Na twee jaar schrijven was het boek daar en nu is het beschikbaar voor alle zorgprofessionals.

 

Tekst: Thom Frijns

Lees ook