De gevangenis: een criminogeen instituut?

door: in Rechtsgeleerdheid
Gevangenisstraf

Onlangs nam ik deel aan een seminar dat georganiseerd werd door de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Anton de Kom Universiteit van Suriname over, kort gezegd, het nut van de gevangenisstraf. Als criminoloog was mij gevraagd te reflecteren op het preventief vermogen van detentie. Wat kun je daarover op basis van criminologische theorieën concluderen? Vanuit de theorie wordt echter al snel duidelijk dat gevangenisstraffen problematisch zijn, zoals blijkt uit de hoge recidivecijfers.

Harder straffen

Strafbare feiten brengen de gemoederen in beweging en steeds vaker is er de roep om zwaardere sancties. Met succes zo blijkt, want de afgelopen jaren is onze strafrechtspleging in veel opzichten punitiever geworden. Zo is bijvoorbeeld de maximumstraf omhooggegaan, is er inmiddels een taakstrafverbod voor de bepaalde delicten, eist het Openbaar Ministerie (OM) vaker hogere straffen en leggen rechters ook hogere straffen op. Per saldo zijn opgelegde straffen de afgelopen decennia dan ook aanzienlijk gestegen. Toch heerst het idee dat in Nederland de straffen mild zijn, maar in Nederland is bijvoorbeeld de kans op een gevangenisstraf hoger dan in andere landen. We zijn dus niet mild, maar de roep om een hardere aanpak blijft aanhouden. We lijken ons blind te staren op het probleemoplossend of preventief vermogen van de gevangenisstraf of zware sancties meer in het algemeen. 

Hardere straffen lijken een intuïtieve reactie op crimineel gedrag, maar wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat dit geen effectieve oplossing is. Als het bijvoorbeeld om preventie gaat, spelen voornamelijk de pakkans en de snelheid waarmee de dader verantwoordelijk wordt gehouden een belangrijke rol. Als dat gerealiseerd wordt, kan de straf zelfs relatief mild zijn. Een zware gevangenisstraf is dus niet per se effectief in termen van preventie.

Bindingen

Criminologische studies laten zien dat veel criminaliteit volgt na het eerste delict waarvoor men veroordeeld is. Deze recidive (herhaaldelijk gedrag) wordt beïnvloed door hoe we met het eerste delict omgaan en recidive hangt in die zin samen met de gevangenisstraf zelf. Dat is wat criminologen, secundaire deviante noemen. De reactie vanuit rechtshandhaving – de gevangenisstraf – wordt mede de oorzaak van het feit dat mensen weer in de problemen belanden. 

Vanuit de labeling theorie wordt een gevangenisstraf gezien als een crimineel stigma dat iemands re-integratie in de maatschappij kan bemoeilijken. Een strafblad achtervolgt je en bemoeilijkt bijvoorbeeld het vinden van werk, terwijl juist werk als zinvolle dagbesteding een cruciale factor is die eraan bijdraagt dat mensen uit de problemen blijven. De negatieve impact van gevangenisstraf laat zich ook vanuit de leertheorie verklaren, waarin wordt aangegeven dat crimineel gedrag, zoals al ons gedrag, is aangeleerd door interactie met anderen. Vanuit dat perspectief is de gevangenis een leerschool voor criminaliteit, omdat er voornamelijk directe en veelvuldige interactie is met andere plegers van strafbare feiten (delinquenten) in plaats van met andere positieve rolmodellen. De controletheorie daarentegen stelt zich de vraag waarom mensen juist geen strafbare feiten plegen. Het neemt als uitgangspunt dat criminele impulsen of neigingen worden onderdrukt of gecontroleerd door de sociale bindingen die mensen hebben met ouders, school, werk, of de lokale gemeenschap. Gevangenschap heeft ook vanuit het controleperspectief een criminogene werking, omdat het de persoon weghaalt uit de sociale netwerken waarin hij of zij is ingebed. Daarmee worden de bindingen verbroken die problematisch gedrag kunnen helpen voorkomen.

Een criminogeen instituut

De impact van detentie is enorm; criminologen spreken ook wel over een ‘total institution’ met alle negatieve gevolgen van dien. Gezien de hierboven beschreven consequenties is het wellicht gepaster om van een ‘criminogeen instituut’ te spreken. Met de gevangenisstraf ontstaat namelijk een criminogene mix van factoren die het risico op criminaliteit vergroten, zoals het ontstaan van negatieve bindingen, het verbreken van positieve bindingen en het creëren van een stigma dat re-integratie moeilijk maakt. De effecten van de gevangenisstraf zijn dus problematisch en het dwingt ons te kijken naar mogelijke alternatieven. En als die niet haalbaar zijn, moeten we kijken hoe de criminogene invloeden van gevangenschap zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. 

Labels:
  • C.A.R. Moerland

    Roland Moerland is Assistant Professor of Criminology and Law at Maastricht University. He is the director of the Forensics Criminology and Law Master Program and the co-director of the Maastricht Centre for Human Rights.

     

    Meer artikelen van C.A.R. Moerland