Hieronder vindt u een chronologisch overzicht van regionaal-historische publicaties. Deze zijn ten dele online opvraagbaar.

2023

Louis Berkvens, Procesgids Commisarissen-deciseurs te Maastricht, Hilversum  Verloren 2023 (isbn 9 789464 550566)

2022

Louis Berkvens, ‘Johann Stephan Pütter (1725-1807) en de ‘Limburgse’ Rechtsgeschiedenis’, in:The Art of Moving Borders. Liber Amicorum Hildegard Schneider, The Hague 2022 (Maastricht Law Series 25) pp. 369-388

2021

Louis Berkvens, ‘Het Leenrecht vergadert …’Een geschiedenis van de Keurkeulse Mankamer te Heerlen in de vroegmoderne periode (1469-1795), Maastricht 2021 (Werken LGOG nr, 26)

2019

Louis Berkvens, Poyck van Ehrenstein contra Kuhnen. De Keurkeulse Mankamer te Heerlen en de onteigening van het leengoed Wilsberg in de Gulikse onderheerlijkheid Ter Heiden (1779-1780), in: Rijksarchivaris in een land zonder grenzen. Liber amicorum mr. dr. Jacques van Rensch, Maastricht 2019 (Publikaties van het Regionaal Historisch Centrum Limburg, nr, 7), blz. 11-34.

2017

Berkvens, A.M.J.A. , ‘Comparative legal history of the Euregion Meuse-Rhine. A triangular relationship’, in: Sartonia 30 (2017), p 155-186.

2016

Berkvens, A.M.J.A. ‘À propos van de Ravecamp. Enige (rechts-)historische bespiegelingen over het domicilie van prof.mr. G.R. de Groot te Amby’. In: Vonk, O, Rutten, S., Smits, J., Grootboek : Liber Amicorum prof.mr. Gerard René de Groot, Kluwer Deventer 2016, p. 63-79.

Berkvens, A.M.J.A., ‘Vergelijkende rechtsgeschiedenis van de EU-regio Maas-Rijn. Een driehoeksverhouding’ in: Pro Memorie 18 (2016) 169-192.

2015

Berkvens, A.M.J.A., ‘Staatkundige en institutionele geschiedenis der Limburgse territoria 1548-1795’, in: A.M.J.A. Berkvens, A.J. Bijsterveld, A. Knotter, P. Tummers & L Wessels (Eds.), Limburg. Een geschiedenis. Deel II (pp. 19-115). Maastricht: Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap.

Berkvens, A.M.J.A., ‘Staatkundige en institutionele geschiedenis van ‘Limburg’ 1794-1867‘, in: A.M.J.A. Berkvens, A.J. Bijsterveld, A. Knotter, P. Tummers & L Wessels (Eds.), Limburg. Een geschiedenis. Deel III (pp. 23-66). Maastricht: Limburgs geschied- en Oudheidkundig Genootschap.

2014

A.M.J.A. Berkvens, ‘Staats Dalhem 1661-1785. Enige opmerkingen over bestuur en rechtspraak in de Staatse Landen van Overmaas’, in: G.R. de Groot e.a. (red.) Kritiek op recht. Liber amicorum Gerrit van Maanen, Kluwer Deventer 2014, blz. 23-42.

2013

A.M.J.A. Berkvens, Bruggen, H.J.J.M. van der & Magnée, R.M.L.M. (2013). Rechtspraak in Roermond. Van Soevereine Raad naar Rechtbank Limburg. Hilversum: Verloren. (336 p.)

A.M.J.A. Berkvens, ‘Pruisisch Opper-Gelre, 1713-1798. Een inleiding’, in: De Maasgouw 132(2013) 149-156.

2012

A.M.J.A. Berkvens, Plakkaten, Ordonnanties en Circulaires voor Pruisisch Gelre (1713-1798), Maastricht 2012 (Werken Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, dl. 22) lx+644 blz.

2011

A.M.J.A. Berkvens, Procesgids Soevereine Raad te Roermond, Justiz-Collegium te Geldern en Staats Hof van Gelre te Venlo, Verloren Hilversum 2011 (Procesgidsen Stichting OVR dl. 9).

A.M.J.A. Berkvens, ”Juges de paix avant la lettre‘ in Midden- en Noord-Limburg, voorafgaand aan de invoering van de Vredegerechten in de Franse Tijd’, in: G. Martyn, Scènes uit de geschiedenis van het Vredegerecht, Brugge, Die Keure 2011, blz. 57-71.

2010

A.M.J.A. Berkvens en Th.J. van Rensch (red.), In hoede van rechte gekeerd. Opstellen ter gelegenheid van dertig jaar Werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis, Maastricht 2010 (Werken LGOG dl. 20). Verkrijgbaar bij Bureau LGOG, postbus 83 6200 AB Maastricht (e-mail: info@lgog.nl).

A.M.J.A. Berkvens, ‘De Geheime Tribunalsrath Johann Koenen en de visitatie van het Justiz-Collegium in Pruisisch Gelre, 1768-1779‘, in: A.M.J.A. Berkvens en Th.J. van Rensch (red.), In hoede van rechte gekeerd. Opstellen ter gelegenheid van dertig jaar Werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis, Maastricht 2010 (Werken LGOG dl. 20), blz. 167-188

A.M.J.A. Berkvens, ‘Peter Heinrich Coninx als codificator van het burgerlijk procesrecht in Pruisisch Gelre, 1783-1786‘ in: M. Gubbels en C.J.H. Jansen (red.), Regio. Rechtshistorische opstellen aangeboden aan dr. P.P.J.L. van Peteghem, Nijmegen 2010 (Werken Gerard Noodt Instituut, nr. 53), blz. 235-266.

A.M.J.A. Berkvens, ‘Gerechtelijke hervormingen in Pruisisch Gelre, 1746-1787’, in: Pro Memorie 12.1 (2010), blz. 36-55.

A.M.J.A. Berkvens, ‘The Reform of Civil Procedure in the Rhine-Prussian Provinces: The Example of Prussian Gueldres 1713-1786’ in: C.H. van Rhee (ed.), Within a Reasonable Time: The History of Due and Undue Delay in Civil Litigation, Duncker& Humblot, Berlin (Comparative Studies in Continental and Anglo-American Legal History, vol. 28), p. 105-120.

A.M.J.A. Berkvens, Adellijke concurrentie tegenover de landsregering. In M. van Driel, M. Pohl & B. Walter (Eds.), Adel verbindet. Elitenbildung und Standeskultur in Nordwestdeutschland und den Niederlanden vom 15. bis 20. Jahrhundert (LWL-Institut für Westfälische Regionalgeschichte Landschaftsverband Westfalen-Lippe, 64) (pp. 39-55). Paderborn-Müchen-Wien-Zürich: Ferdinand Schönigh.

2009

A.M.J.A. Berkvens, ‘Cort onvertogen recht’ te Thorn in 1651, in: E.C.Coppens e.a. (red.) Fabrica Iuris. Opstellen over de ‘werkplaats van het recht’ aangeboden aan Sjoerd Faber, Nijmegen 2009 (Werken Gerardt Noodt Instituut, nr. 51), blz. 91-108. Idem met aanvulling in: A.M.J.A. Berkvens en Th.J. van Rensch (red.), In hoede van rechte gekeerd. Opstellen ter gelegenheid van dertig jaar Werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis, Maastricht 2010 (Werken LGOG dl. 20), blz. 151-166.

2008

A.M.J.A. Berkvens,De staatkundige geschiedenis van ‘Limburg’ 1794-1867 in: Ars aequi : juridisch studentenblad, 57, 886-894.

2007

A.M.J.A. Berkvens, The Reform of Civil Procedure in the Rhine-Prussian Provinces: the Example of Prussian Gueldres 1713-1786 (prepublikatie, zie 2010)

2005

A.M.J.A. Berkvens, Th.J. van Rensch (red.), Wordt voor Recht gehalden. Opstellen ter gelegenheid van vijfentwintig jaar Werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis (1980-2005), Maastricht 2005 (Werken LGOG 19). Verkrijgbaar bij Bureau LGOG, postbus 83 6200 AB Maastricht (e-mail: info@lgog.nl)

A.M.J.A. Berkvens, “Zur Abkurtzung unnötiger Procecessualweitlaufigkeiten“. Een bijdrage over de geschiedenis van het Hof van Appel te Thorn 1718-1795, in: A.M.J.A. Berkvens, Th.J. van Rensch (red.), Wordt voor Recht gehalden. Opstellen ter gelegenheid van vijfentwintig jaar Werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis (1980-2005), Maastricht 2005 (Werken LGOG 19), blz. 211-240

A.M.J.A. Berkvens, Bronnen betreffende het Hof van Appel te Thorn, in: A.M.J.A. Berkvens, Th.J. van Rensch (red.), Wordt voor Recht gehalden. Opstellen ter gelegenheid van vijfentwintig jaar Werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis (1980-2005), Maastricht 2005 (Werken LGOG 19), blz. 241-260

A.M.J.A. Berkvens, De kanunnik Joannes Stuben als auctor intellectualis van het “Rijksvorstendom” Thorn, in: A.M.J.A. Berkvens, Th.J. van Rensch (red.), Wordt voor Recht gehalden. Opstellen ter gelegenheid van vijfentwintig jaar Werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis (1980-2005), Maastricht 2005 (Werken LGOG 19), blz.

2004

A.M.J.A. Berkvens, Politiek-institutionele ontwikkeling in “Limburg” (16e-18e eeuw)

2003

A.M.J.A. Berkvens, Digitalisering van rechtsbronnen – De “plakkaten” van het Overkwartier van Gelre ( 17e –18e eeuw) (Bewerkte tekst van een presentatie gehouden op het Internationales Archivsymposion “Grenzüberschreitende archivische Projekte in der Euregio” te Eupen op 27 en 28 mei 2003; prepublikatie); idem als djvu-bestand

2002

A.M.J.A. Berkvens, Imperatoriam majestatem non solum armis decoratam sed legibus oportet esse armatam … Notes on the influence of Justinian’s Institutes on the codification of customary law in the Southern Netherlands, in: Viva Vox Iuris Romani. Essays in honour of Johannes Emil Spruit, Amsterdam 2002, p. 1-7

A.M.J.A. Berkvens, Een aanzet tot hervorming van het strafprocesrecht in Staats Opper-Gelder in 1762?, in: Pro Memorie 4.2 (2002) blz. 347-361

2001

A.M.J.A. Berkvens, ‘Digitalisering: een virtuele toekomst voor oude rechtsbronnen’, in: Pro Memorie 3.1 (2001) blz. 128-140

2000

A.M.J.A. Berkvens, A.Fl. Gehlen, Van Verminkingsstraf tot Vrederechter. Opstellen ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis (1980-2000), Maastricht 2000. Verkrijgbaar bij Bureau LGOG, postbus 83 6200 AB Maastricht (e-mail: info@lgog.nl)

A.M.J.A. Berkvens, ‘Hervorming van bestuur en rechtspraak in Spaans Gelre tijdens de regering van Karel II. Enkele reglementen betreffende de stilus curiae van de Soevereine Raad te Roermond en de bevoegdheden van de Staten van het Overkwartier, 1674-1699’, in: A.M.J.A. Berkvens, A.Fl. Gehlen, Van Verminkingsstraf tot Vrederechter. Opstellen ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan van de werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis (1980-2000), Maastricht 2000, blz. 129-172

A.M.J.A. Berkvens, Le projet du Nouveau droit du pays de Thorn. Absolutisme éclairé et codification sous l’administration de la Princesse-Abesse Marie-Cunégonde de Saxe (1776-1794), in: Christophe Leduc (red.), Droit et communication: dire, eneseigner, publier, Artois 2000 (Cahiers scientifiques de l’Université d’ Artois 15) 57-70.

1999

A.M.J.A. Berkvens, “A propos van de affaire Laurent Timmermans. Enkele beschouwingen over de hervorming van strafrecht en strafprocesrecht in Oostenrijks Opper-Gelre en de Zuidelijke Nederlanden in de tweede helft van de achttiende eeuw.” Rede uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar rechtsgeschiedenis van de Limburgse Territoria aan de Universiteit Maastricht op 24 september 1999, LGOG Maastricht 1999.

A.M.J.A. Berkvens, “Het Nieuwe Landrecht van Thorn. Verlicht absolutisme en codificatie onder het bewind van de vorstin-abdis Maria Cunegonda van Saksen (1776-1794)“; verschenen in: PSHAL 134-135 (1998-1999) 85-169

 

1998

A.M.J.A. Berkvens en G.H.A. Venner (red.), “Om daarmede vrijelijk te doen naer wil ende welgevallen” Rechtshistorische opstellen aangeboden aan Prof.Mr. A.Fl. Gehlen, Maastricht 1998 (Werken LGOG nr. 16)

A.M.J.A. Berkvens, “… Want remicteren es princelic”- Enkele opmerkingen over het remissierecht in het Overkwartier van Gelre ten tijde van de Aartshertogen, behandelt aan de hand van casuïstiek de praktijk van het gratie-recht aan het begin van de zeventiende eeuw. Dit artikel verscheen oorspronkelijk in: “Om daarmede vrijelijk te doen naer wil ende welgevallen” Rechtshistorische opstellen aangeboden aan Prof.Mr. A.Fl. Gehlen, Maastricht 1998 (Werken LGOG nr. 16). Verkrijgbaar bij Bureau LGOG, postbus 83 6200 AB Maastricht (e-mail: info@lgog.nl)

1997

Ontwerp Landrecht van Thorn (1788)

In 1788 werd in opdracht van de vorstin-abdis Maria-Cunegonda van Saksen het ontwerp van een nieuw landrecht voor het vorstendom Thorn aan de landdag van Thorn aangeboden. De tekst van het ontwerp steunt in hoge mate op die van de Gelderse Land- en Stadrechten van het Overkwartier van Roermond uit 1620. De tekst van het ontwerp is vanaf deze lokatie als pdf.file down te loaden: Landrecht Thorn (327 kb)

A.M.J.A. Berkvens, Projet Codifiation de Thorn, communication journées internationales de la Société d’Histoire du Droit et des Institutions des Pays Flamands, Picards et Wallons (Douai-Arras, 9-11 Mai 1997).

1996

A.M.J.A. Berkvens, ‘Polizeigesetzgebung in den Habsburgischen Niederlanden‘, K. Härter, M. Stolleis, Policey im Europa der Frühen Neuzeit, Frankfurt am Main 1996, 421-456.

Gelders Land- en Stadrecht (1620)

In 1996 verscheen als nr. 25 in de reeks Werken van de Stichting tot uitgaaf der bronnen van het Oud-Vaderlandse recht, een integrale heruitgave van de eerste Roermondse editie (1620) van het Gelderse Land- en Stadsrecht, verzorgd door A.M.J.A. Berkvens, G.H.A. Venner, m.m.v. G. Spijkerboer. De tekst van de zes boeken van het GLS is vanaf deze plaats als PDF-file down te loaden.

Boek 1-2 (311 kb); Boek 3-4 346 kb); Boek 5-6 (276 kb)

Bij wijze van toegift vindt U hier in facsimile de uitvoerige index op het GLS, ontleend aan de editie Venlo 1785: GLS-index (OCR doorzoekbaar DjVu-bestand)

1995

A.M.J.A. Berkvens, A.Fl. Gehlen, G.H.A. Venner (eds.) “Flittich erforscht und gecolligeert …” Opstellen over Limburgse Rechtsgeschiedenis, Maastricht 1995

A.M.J.A. Berkvens, Hervorming van strafrecht en strafprocesrecht in de Zuidelijke Nederlanden in de tweede helft van de achttiende eeuw, verscheen oorspronkelijk in: A.M.J.A. Berkvens, A.Fl. Gehlen, G.H.A. Venner (eds.) “Flittich erforscht und gecolligeert …” Opstellen over Limburgse Rechtsgeschiedenis, Maastricht 1995, blz. 137-171. Enkele exemplaren van de complete bundel zijn nog à f 45,- en f 7,50 verzendkosten verkrijgbaar bij Bureau LGOG, postbus 83 6200 AB Maastricht (e-mail: info@lgog.nl)

A.M.J.A. Berkvens, W.J.H.M. van de Pas, G.H.A. Venner, De overheidsinstellingen van Spaans en Oostenrijks Gelre 1543-1795, verscheen oorspronkelijk in: A.M.J.A. Berkvens, A.Fl. Gehlen, G.H.A. Venner (eds.) “Flittich erforscht und gecolligeert …”Opstellen over Limburgse Rechtsgeschiedenis, Maastricht 1995, blz. 187-225. Verkrijgbaar bij Bureau LGOG, postbus 83 6200 AB Maastricht (e-mail: info@lgog.nl)

1993

A.M.J.A. Berkvens, ‘In wesen sal het Tractaet van Venlo onderhalden worden …’ Het Tractaat van Venlo als fundamentele wet van Spaans en Oostenrijks Gelre 1580-1794, in: Verdrag en Tractaat van Venlo. Herdenkingsbundel, 1543-1993, 153-170.

1992

A.M.J.A. Berkvens, Plakkatenlijst Overkwartier 1665-1794. Deel II. Staats-bezet en Oostenrijks Gelre (1702-1716; 1716-1794), Nijmgen 1992 (Werken GNI 25).

1990

A.M.J.A. Berkvens, Plakkatenlijst Overkwartier 1665-1794. Deel I. Spaans Gelre. Instellingen, Territorium, Wetgeving (1580-) 1665-1702, Dissertatie KU Nijmegen (Werken GNI 19).

A.M.J.A. Berkvens, ‘Un emploi de haut nom et d’une rapport modique’: De benoeming van kanseliers van het Oostenrijkse Hof van Gelre, 1720-1794, in: Maaslands Melange (1990) 55-65.

A.M.J.A. Berkvens, ‘Soumettant cependant le tout au discernement judicieux de Votre Excellence’. De prealabele consultatie van het Oostenrijks Hof van Gelre als onderdeel van het wetgevingsproces in de achttiende eeuw, in:Ten Werentliken Rechte. Opstellen over Limburgse rechtsgeschiedenis, Maastricht 1990.

1987

A.M.J.A. Berkvens, De instelling van het Staats Interimbewind in het Overkwartier 7 oktober 1702-24 april 1703, in: PSHAL 1987, 146-161.

1986

A.M.J.A. Berkvens, De vrije rijksheerlijkheid Kessenich, van Brabants en Guliks leen tot Gelders ‘Territoir’. 1699-1715 in: PSHAL 1986, 149-177.

1985

A.M.J.A. Berkvens, De memorie van Gerard Pallant als kenbron voor de bestuursgeschiedenis van het Spaanse Overkwartier van Gelre ten tijde van het Staats Interimbewind 1702-1715, in: PSHAL 1985, 104-145.

Lopend onderzoek:

Momenteel wordt onderzoek gedaan naar het leenrecht in de landen van Overmaze.

Recent afgerond onderzoek:

In april 2923 werd de Procesgids  Commissarissen-Deciseurs te Maastricht gepresenteerd. Deze gids verscheen onder auspiciën van de Stichting tot uitgave van de bronnen van het Oude Vaderlandse Recht.

In november 2021 verscheen: ‘Het leenrecht vergadert …’Een geschiedenis van de Keurkeulse Mankamer te Heerlen in de vroegmoderne periode (1469-1795), Werken Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap, dl. 26. Deze studie naar het leenrecht in de vroegmoderne periode werd uitgevoerd in opdracht van de Albert Corten Stichting te Maastricht.

In november 2019 verscheen Rijksarchivaris in een land zonder grenzen. Liber Amicorum mr. dr. Jacques van Rensch (Publicaties van het Regionaal Historisch Centrum Limburg, nr. 7)

In 2015 verscheen onder de naam ‘Limburg. Een geschiedenis’ een nieuw driedelig standaardwerk over de geschiedenis van Limburg, onder redactie van Paul Tummers, Louis Berkvens, Arnoud-Jan Bijsterveld, Ad Knotter en Leo Wessels, met daarin van mijn hand het hoofdstuk ‘Staatkundige en institutionele geschiedenis, 1548-1794’ in deel II, blz. 19-115; en het hoofdstuk ‘Staatkundige en institutionele geschiedenis 1795-1867’ in deel III, blz. 23-66.

In 2013 verscheen ‘Rechtspraak in Roermond 1580-2012’, onder redactie van A.M.J.A. Berkvens, H.J.J.M. van der Bruggen en R.M.L.M. Magnée. Hierin wordt een overzicht gegeven van de geschiedenis van de rechtspraak in Roermond vanaf 1580 tot en met 2012, aan het einde van welk jaar de rechtbank Roermond zijn zelfstandigheid verloor en opging in de nieuwe rechtbank Limburg met locaties in Maastricht en Roermond.

In 2012 verscheen ‘Plakkaten, Ordonnanties en Circulaires voor Pruisisch Gelre’ (Plakkatenlijst Overkwartier deel III) als derde deel over de geschiedenis van de wetgeving van het oorspronkelijk Spaanse deel van het oude hertogdom Gelre sedert 1580. Eerder verscheen in 1990 het deel over Spaans Gelre 1665-1702 en het Staats-bezette Overkwartier 1702-1713 (Plakkatenlijst Overkwartier  deel I); en in 1992 het deel over Oostenrijks Gelre 1713-1794 (Plakkatenlijst deel II).

Afgeronde promoties:

Op 22 november 2019 promoveerde Harrie Weinberg op het proefschrift ‘Vrije Rijksheerlijkheden’ in Limburg (1500-1800). Deconstructie van een mythe, Uitgeverij Boekenplan, Maastricht (isbn 978 90 8666 492 4).

Op 12 oktober 2017promoveerde Kees Schaapveld op het proefschrift ‘Bestuurders en bestuur in Nedermaas 1795-1814’; een handelseditie verscheen als deel 83 in de reeks Maaslandse monografieën.

Op 21 oktober 2015 promoveerde Jacques van Rensch op het proefschrift ‘Licht op het Zonneleen Gronsveld. Ontwikkeling en instellingen van het rijksonmiddellijk graafschap Gronsveld (11e eeuw tot circa 1795)’. Een handelseditie verscheen in 2017 in de reeks Werken van Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap.

Op 7 oktober 2011 promoveerde Hans van Hall op het proefschrift ‘Eijsden, een vrijheid met Luikse stadsrechten, waarin hij onderzoek doet naar het al dan niet stedelijke karakter van Eijsden in de periode 1300-1550; een handelseditie verscheen als deel 74 in de reeks Maaslandse Monografieën.

Op 9 mei 2008 promoveerde Bram van Hofstraeten op het proefschrift ‘Juridisch Humanisme en Costumiere Acculturatie’, waarin hij verslag doet van een rechtsvergelijkend onderzoek naar inhouds- en vormbepalende factoren van de Antwerpse Consuetudines compilatae (1608) en het Gelderse Land- en Stadsrecht (1620); een handelseditie verscheen bij de Universitaire Pers Maastricht.

In het kader van de bijzondere leerstoel wordt een keuzeblok Limburgse rechtsgeschiedenis aangeboden ten behoeve van studenten ingeschreven aan de rechtenfaculteit UM

Keuzeblok Limburgse Rechtsgeschiedenis

Limburgse Rechtsgeschiedenis

De Stad Maastricht neemt in de Nederlandse geschiedenis als “stadstaat”een aparte positie in. Tot 1795 werd de soevereiniteit over Maastricht gezamenlijk uitgeoefend door de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden en de Prinsbisschoppen van Luik. Deze tweeherigheid had tot gevolg, dat de stad Maastricht zich in de middeleeuwen weinig gelegen hoefde laten liggen aan beide stadsheren. Vanaf de vijftiende eeuw slaagden de stadsheren er geleidelijk aan in Maastricht effectiever in hun greep te krijgen, o.a. door het creeëren van speciale bestuurlijke en rechterlijke instellingen, zoals het college van commissarissen-deciseurs.

In dit blok maakt u kennis met de bestuurlijke en rechterlijke organisatie Maastricht in verschillende periodes van zijn ontwikkeling. Diverse aspecten van stedelijk bestuur en rechtspraak zullen worden behandeld aan de hand van de Statuten van 1380, het Recueil der Recessen van 1665, de middeleeuwse raadsverdragen en wat dies meer zij. Aan de hand van de affaire Vrinds wordt ingegaan op de internationaalrechtelijke consequenties van de Maastrichtse Tweeherigheid in de zestiende eeuw, toen Karel V, als hertog van Brabant medeheer van Maastricht hoger beroep op het Rijkskamergerecht verbood en Maastricht in feite losmaakte uit het Heilige Roomse Rijk. Vanwege zijn strategische ligging was Maastricht in de loop van zijn geschiedenis een vaak belegerde vestingstad. Diverse capitulatieverdragen maken het mogelijk ook thema’s uit de geschiedenis van het volkenrecht aan de orde te stellen.

Territorium

Op het einde van de zeventiende eeuw streefde keurvorst Johan Willem van de Palts, als hertog van Gulik naar territoriale afronding van zijn territorium. Hij maakte in dat kader onder meer aanspraken op de heerlijkheid Dalenbroek met de dorpen Herten, Maasniel, Merum, Ool en Leeuwen, alsmede de heerlijkheid Kessenich en Hunsel. Zijn politiek stuitte op bezwaren van de Zuidelijke Nederlanden, die eveneens aanspraak maakten op deze gebieden. Vanaf 1671 kan men deze vrije heerlijkheden tot de Spaans Gelderse invloedssfeer rekenen.

Tijdens de Spaanse Successie-oorlog bleef keurvorst Johan Willem bedacht op territoriaal voordeel. Hij slaagde erin keizer Leopold I en nadien Karel VI aan zich te verplichten, door de Habsburgse zijde te kiezen in het conflict met de Spaanse koning, Filips V, en mocht daarom hopen op Oostenrijkse steun voor zijn territoriale aanspraken.

Door middel van het verdrag van Frankfurt (1711) werd tussen Karel VI en de hertog van Gulik dienaangaande een regeling getroffen, die vooralsnog niet kon worden uitgevoerd.

Toen nu in april 1713 Pruisische troepen zich terugtrokken uit de door hen sinds 1703 bezette delen van het Overkwartier, die niet bij het verdrag van Utrecht aan hen waren toegewezen, zag de hertog van Gulik zijn kans schoon, en liet Erkelenz door zijn troepen bezetten, alvorens de Republiek der Verenigde Nederlanden erin slaagde er garnizoen te leggen.

Deze Gulikse bezetting van delen van het voormalige Spaans Gelre maakte aanpassing van het verdrag van 1711 noodzakelijk. Bij verdrag van 8 mei 1715 werden daartoe de nodige afspraken gemaakt, die pas op 1 mei 1719 werden geëffectueerd, toen tussen de raad-fiscaal van Oostenrijks Gelre, J. Bloemaerts, als commissaris vanwege de Oostenrijkse Nederlanden, en Johan Bernard Francken als commissaris vanwege Philips Willem, keurvorst van de Palts, overeenstemming was bereikt o.a. over voldoening van achterstallige belastingverplichtingen.

Literatuur

  • A.M.J.A. Berkvens, De vrije rijksheerlijkheid Kessenich, van Brabants en Guliks leen tot Gelders ‘Territoir’, 1699-1715, in: PSHAL 122 (1986) 149-177
  • A.M.J.A. Berkvens, De instelling van het Staats Interimbewind in het Overkwartier 7 oktober 1702-24 april 1703, in: PSHAL 123(1987) 146-161
  • J.B. Sivré, De vrijheerlijkheid en de vrijheren van Daelenbroeck, in PSHAL 26 (1889) 76-166
  • Recueil des Ordonnances des Pays-Bas, 3e serie, deel 3, blz. VI-VII

Op 12 februari 1716 werd door de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden, die sedert october 1702 een groot deel van het Overkwartier bezet hadden gehouden, uitvoering gegeven aan art. 18 van het Barrièretractaat van 1715, dat hen verplichtte het gedeelte van het Overkwartier, dat niet als Staats Opper-Gelre blijvend aan de Republiek was afgestaan, aan commissarissen van de Oostenrijkse Nederlanden over te dragen.

Op 1 maart 1716 werd Oostenrijks Opper-Gelre door de graaf van Maldeghem, commissaris van de gevolmachtigd minister tot inbezitname van de Zuidelijke Nederlanden in bezit genomen.

Het territorium van Oostenrijks Opper-Gelre omvatte: de hoofdstad Roermond, alsmede de oorspronkelijk tot het Overkwartier behorende dorpen Swalmen en Asselt, Elmpt, Cruchten, Wegberg en Brempt, alsmede de vrije heerlijkheden Weert, Wessem en Nederweert; de heerlijkheid Dalenbroek met de dorpen Herten, Maasniel, Leeuwen, Merum, Ool en Asenray; Meyel; Obbicht en Papenhoven (tot 1785).

De ingezetenen van Roermond legden op 6 maart 1716 de eed van trouw af aan Karel VI als hertog van Gelre. Dit voorbeeld werd op 13 maart gevolgd door vertegenwoordigers van Weert, Cruchten, Wegberg, Brempt, Swalmen, Asselt en Elmpt. Op 27 maart volgden Nederweert, Wessem, Meyel, Obbicht en Dalenbroek.

Bestuur

Na de Spaanse Successie-oorlog herkreeg het Hof zijn volledige bestuurlijke en rechterlijke competentie, die zich in territoriale zin voortaan echter beperkte tot Oostenrijks Gelre. Bij royale dépêche van 8 mei 1720 werd de personele formatie van het sedertdien als Conseil provincial de Gueldres aangeduide Hof aan de veranderde situatie aangepast. Nadien onderging het Hof in 1737, 1756, 1787 en 1789 institutionele veranderingen.

Bij diploma van 2 october 1737 werd het Hof samengevoegd met de magistraat van Roermond tot een lichaam met bestuurlijke, rechterlijke en financiële bevoegdheden onder de naam van Provinciale Raad van het Hertogdom Gelre. De eerste kamer van deze Provinciale Raad zette de werkzaamheden van de Conseil provincial ongewijzigd voort, terwijl de tweede kamer de werkzaamheden van de voormalige magistraat vervulde. Aangezien de met de samenvoeging beoogde grotere “efficiency” van het gewestelijke en lokale bestuur niet werd bereikt, werd bij diploma van 12 juni 1756 de onwerkbare samenvoeging van Hof en magistraat ontbonden.

Ten tijde van Joseph II werd de positie van het Hof opnieuw overwogen. Bij declaratie van 5 februari 1783 werd besloten, dat het Hof door natuurlijk verloop zou moeten inkrimpen tot een driemans bezetting. Dit voornemen werd al spoedig achterhaald tengevolge van de hervorming van de rechterlijke organisatie die in 1787 werd doorgevoerd. Bij edict van 3 april 1787 werd bepaald, dat het Hof van Gelre per 1 mei 1787 zou ophouden te functioneren. In de plaats daarvan was de instelling voorzien van een Tribunaal van eerste instantie. De bestuurlijke bevoegdheden van het Hof gingen over op de kreitsintendant van de Cercle de Limbourg et de Gueldre, waarbij Oostenrijks Gelre bij edict van 12 maart 1787 reeds was ingedeeld.

Ten gevolge van het algemene verzet tegen de hervormingen van Joseph II werd de status quo ante al spoedig hersteld. Door de ordonnantie van 14 mei 1787 werd de hervorming van de rechterlijke organisatie ongedaan gemaakt, hield het Tribunaal van eerste instantie op te functioneren en hernam het Hof van Gelre zijn zittingen. Nadat bij declaratie van 28 mei 1787 de activiteiten der kreitsintendanten voor onbepaalde tijd waren opgeschort, werden ook de bestuurlijke bevoegdheden van kanselier en raden hersteld.

De Brabantse Omwenteling had opnieuw kortstondige gevolgen voor het Hof van Gelre, dat zijn bestuurlijke bevoegdheden zag overgenomen door de Soevereine Staten van Gelderland. Als rechterlijke instelling werd het Hof echter gecontinueerd, zij het dat het Hof bij resolutie van 19 mei 1790 opnieuw met de magistraat van Roermond werd gecombineerd. De akte van submissie van 6 december 1790 bracht opnieuw het herstel van de status quo ante en op 31 januari 1791 hervatte het gezuiverde Hof op de oude voet zijn taken. Maar niet voor lang. Tijdens de eerste Franse bezetting van Oostenrijks Gelre (11 december 1792 – 5 maart 1793) heeft het Hof niet gefunctioneerd. Het definitieve einde van het Hof als bestuurscollege kwam tijdens de tweede Franse bezetting op 14 november 1794 toen bij besluit van 24 brumaire an III te Aken een Centrale Administratie werd ingesteld voor het veroverde land tussen Maas en Rijn en het voormalige Oostenrijks Gelre ondergeschikt gemaakt werd aan de administratie te Geldern. Als rechterlijk college kende het Hof — ter afdoening van lopende zaken — nog een na-leven tot 1796.

Literatuur

Gedurende de Spaanse Successie-oorlog was het Overkwartier gedeeltelijk door de Republiek der Verenigde Nederlanden bezet, terwijl een ander gedeelte door Pruisen werd bestuurd.

Bij de Vrede van Utrecht (1713) stonden de Staten-Generaal een gedeelte van het Staats-bezette territorium aan Pruisen af.

In 1715 bereikten zij in het kader van het Barrièretractaat overeenstemming met Oostenrijk over de vorming van het generaliteitsland Staats Opper-Gelre, omvattende: de stad Venlo met het fort St. Michiel, de vesting Stevensweert met Ohé en Laak, het grootste gedeelte van het ambt Montfort met de schepenbanken Beesel en Belfeld, Linne, Sint Odiliënberg, Vlodrop en Posterholt, Montfort, Echt met Maasbracht en Roosteren en Nieuwstadt. Het resterende gedeelte van het Staats-bezette Overkwartier werd in februari 1716 door de Republiek ontruimd en door Oostenrijk in bezit genomen. Zie Oostenrijks Opper-Gelre.

Als uitvloeisel van het Verdrag van Fontainebleau (1785) werden Obbicht en Papenhoven nadien aan het territorium toegevoegd.

Bestuur

De soevereiniteit over Staats Opper-Gelre berustte sedert het Barrièretractaat bij de Staten-Generaal, die tevens als hoogste wetgevende en rechtsprekende instantie fungeerde. Het dagelijks bestuur werd er feitelijk uitgeoefend door de Raad van State, die met name zorg droeg voor de openbare financiën. De Staten-Generaal, resp. de Raad van State hielden voeling met het gewest door middel van reizende commissies die tweejaarlijks een decente naar Staats Opper-Gelre maakte. Als regel belastte de Staten-Generaal de commissarissen-deciseurs die om het andere jaar naar Maastricht afreisden tevens met een visitatie van het Overkwartier. In de tussenliggende jaren werd het Overkwartier bezocht door gecommitteerden uit de Raad van State.

In verband met het de rechtspleging in hoger beroep werd in 1717 het Hof van Gelre te Venlo opgericht. De bevoegdheden van dit Staatse Hof waren afgeleid van de Soevereine Raad of Hof van Gelre te Roermond. Waar het Roermondse Hof zowel bestuurlijke als rechterlijke bevoegdheden uitoefende, waren de bestuurlijke bevoegdheden van het het Staatse Hof te Venlo veel beperkter.

Anders dan in Oostenrijks en Pruisisch Opper-Gelre werden in Staats Opper-Gelre de Staten van het Overkwartier niet meer bijeengeroepen, aangezien aan hun belangrijkste taak, het toestemmen van de bede, geen behoefte meer bestond, omdat Staats Opper-Gelre door de Raad van State als land van impositie werd beschouwd. Dientengevolge kon de hoogte van de belastingen door de Raad van State eenzijdig worden vastgesteld.

Wetgeving

Het Staatse Hof te Venlo speelde aanvankelijk geen belangrijke rol meer in het wetgevingsproces. De Staten-Generaal zonden plakkaten en ordonnanties rechtstreeks toe aan de rechterlijke officieren en onderheren in Staats Opper-Gelre, die met de publikatie werden belast. In de loop van de achttiende eeuw won het Staatse Hof op dit terrein weer enigszins aan invloed. Op beperkte schaal vaardigden kanselier en raden van het Staats Hof krachtens mandaat verordeningen in Staats Opper-Gelre uit.

Literatuur

  • G.H.A. Venner, Inventaris van het archief van het Hof van Gelder te Venlo 1717-1795, Maastricht 1997 (Publicaties van het Rijksarchief Limburg nr. 5)
LRG_Ovkw4

Territorium

Tijdens de Spaanse Successie-oorlog bezette Pruisen een groot deel van het Overkwartier. Na de verovering van Geldern in 1703 claimden zij overheidsgezag in de Voogdij en het Nederambt van Geldern, als uitvloeisel van de volkenrechtelijke opvatting, dat met de verovering van een stad ook het daarvan afhangende platteland in handen van de nieuwe machthebbers overging. Daarnaast hielden zij ook andere rechts van de Maas gelegen delen van het Overkwartier, waaronder Erkelenz en Viersen, bezet.

Bij de Vrede van Utrecht (1713) werd tussen de mogendheden overeenstemming bereikt over een permanente gebiedsafstand aan Pruisen en de vorming van Pruisisch Opper-Gelre. Pruisen behield — met uitzondering van Erkelenz — het reeds bezette territorium en verwierf daarnaast delen van het door de Republiek der Verenigde Nederlanden bezette gebied links van de Maas, met name het Land van Kessel.

Pruisisch Opper-Gelre omvatte sindsdien: de steden Geldern, Straelen en Wachtendonk, de ambten Geldern, Straelen, Wachtendonk, Krickenbeck — met inbegrip van Viersen — en het land van Kessel; alsmede de heerlijkheden Afferden, Arcen-Velden-Lomm, Walbeck-Twisteden, Raay en Klein-Kevelaer, Well, Bergen en Middelaar.

Bestuur en Rechtspraak

Pruisisch bezet Overkwartier 1704-1713

Na de capitulatie van Geldern op 17 december 1703 werd het bestuur in het door Pruisen bezette gedeelte van het Overkwartier toevertrouwd aan de Kleefse regering, die deze taak door middel van commissarissen uitoefende. Deze commissarissen werden vanaf 1705 aangeduid als de Commissarissen zur Respizierung der geldernschen Affaires.

De rechtspraak werd vanaf 1704 opnieuw toevertrouwd aan het Hof van Gelre te Roermond. Een voorbehoud werd echter gemaakt ten aanzien van de grote revisie, d.w.z. de herziening van vonnissen van het Hof van Gelre zelf, omdat het uitoefenen van het recht van grote revisie werd gezien als een specifiek attribuut van de soevereiniteit. Deze taak werd voor het Pruisisch-bezette Overkwartier toevertrouwd aan speciale Revisionscommissarii, die ad hoc werden aangewezen uit de raadsheren van het Hofgericht te Kleef.

Pruisisch Opper-Gelre 1713-1797

Na de Vrede van Utrecht werd de scheiding tussen bestuur en rechtspraak tegen de zin van de Standen van Pruisisch Opper-Gelre bestendigd. Het bestuur werd toevertrouwd aan de zgn. Interimcommissie (1713-1716), nadien aan een college van Economie-raden en in 1722 aan de Geldernsche Kriegs- und Domänenkommission, in de wandeling aangeduid als Commissio regia. Deze commissie was bevoegd ten aanzien van alle “Hoheits-, Polizei-, Militär-, Schatzungs- und Finanzsachen”.

De “Administration der Justiz- und Parteisachen und Respizierung der Lehnsachen” werd toevertrouwd aan het Justiz-Collegium, waarvan de leden op 21 februari 1714 te Geldern werden geïnstalleerd.

De aldus bestendigde scheiding tussen bestuur en rechtspraak was volgens de Standen van Pruisisch Opper-Gelre in strijd met de bepalingen van de Vrede van Utrecht, die zij opvatten als een garantie voor het voorbestaan van de oude bestuurlijke en rechterlijke organisatie. De afbakening van wederzijdse bevoegdheden werd geregeld door middel van het reglement van 12 december 1721 (Reglement wegen Determinirung der Function zwischen Seiner königlichen Majestäts Commission und Justitz Collegio zu Geldern).

In 1765 werd de Commisio regia vervangen door de Geldern-mörsische Kriegs- und Domänenkammer. Volgens de Standen van Pruisisch Opper-Gelre was de oprichting van een gezamenlijk bestuurscollege voor Geldern en Meurs in strijd met de Gelderse privileges. Hun protesten resulteerden in 1770 in de oprichting van het zgn. Landesadministrationskollegium, bestaande uit vertegenwoordigers van de Standen en koninklijke commissarissen. Dientengevolge nam de invloed van de Standen op het bestuur in het vierde kwart van de achhtiende eeuw in Pruisisch Opper-Gelder sterk toe, waar in Oostenrijks en Staats Opper-Gelre van reële invloed der standen in deze periode nauwelijks (Oostenrijks Gelre) of geheel geen (Staats Opper-Gelre) sprake meer was.

Wetgeving

In de wetgeving voor Pruisisch Opper-Gelre komt de gelaagdheid van de Pruisische eenheidsstaat duidelijk tot uiting. Naast verordeningen die door het General Direktorium te Berlijn zijn uitgevaardigd voor het geheel van de Pruisische Staten, is er sprake van dergelijke verordeningen die enkel voor Pruisisch Opper-Gelre zijn uitgevaardigd. Daarnaast is er sprake van verordeningen die op provinciaal niveau zelf zijn uitgevaardigd, hetzij door het Justizhof, hetzij door de Kriegs- und Domänenkammer, of de rechtsopvolgers daarvan, hetzij door beide colleges gezamenlijk.

Verordeningen die te Berlijn zijn uitgevaardigd zijn als regel in het Duits. Dit geldt ook voor de verordeningen van de Kriegs- und Domänenkammer en van het Landes Administrationscollegium. De verordeningen van het Justizhof zijn als regels in het Nederlands. In voorkomende gevallen, werden de officiële wetsteksten in vereenvoudigde vorm aan het publiek bekend gemaakt, zo nodig in vertaling.

Voor de wetgeving zie: A.M.J.A. Berkvens, Plakkaten, Ordonnanties en Circulaires voor Pruisisch Gelre (1713-1798), Maastricht, 2012 (Werken Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap nr. 22)

Literatuur

  • Th.J. van Rensch, Het Hof van Justitie van Pruisisch Gelre, in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Limbourg (PSHAL), dl. 113, blz. 192-268
  • L.A.H. Peters, Pruisisch Gelder in de achttiende eeuw, in: PSHAL 105/106, blz. 125-204.
  • S. Frankwewitz (Hrsg.), Preußen an Peel, Maas und Niers, Kleve 2003 (Geldrisches Archiv 7)

  • A.M.J.A. Berkvens, ‘Pruisisch Opper-Gelre, 1713-1798. Een inleiding’, in: De Maasgouw 132(2013) 149-156.
  • A.M.J.A. Berkvens, ‘De Geheime Tribunalsrath Johann Koenen en de visitatie van het Justiz-Collegium in Pruisisch Gelre, 1768-1779’, in: A.M.J.A. Berkvens en Th.J. van Rensch (red.), In hoede van rechte gekeerd. Opstellen ter gelegenheid van dertig jaar Werkgroep Limburgse Rechtsgeschiedenis, Maastricht 2010 (Werken LGOG dl. 20), blz. 167-188
  • A.M.J.A. Berkvens, ‘Peter Heinrich Coninx als codificator van het burgerlijk procesrecht in Pruisisch Gelre, 1783-1786‘ in: M. Gubbels en C.J.H. Jansen (red.), Regio. Rechtshistorische opstellen aangeboden aan dr. P.P.J.L. van Peteghem, Nijmegen 2010 (Werken Gerard Noodt Instituut, nr. 53), blz. 235-266.
  • A.M.J.A. Berkvens, ‘Gerechtelijke hervormingen in Pruisisch Gelre, 1746-1787’, in: Pro Memorie 12.1 (2010), blz. 36-55.
  • A.M.J.A. Berkvens, ‘The Reform of Civil Procedure in the Rhine-Prussian Provinces: The Example of Prussian Gueldres 1713-1786’ in: C.H. van Rhee (ed.), Within a Reasonable Time: The History of Due and Undue Delay in Civil Litigation, Duncker& Humblot, Berlin (Comparative Studies in Continental and Anglo-American Legal History, vol. 28), p. 105-120.

 

Staatsbezet Overkwartier

Tijdens de Spaanse Successieoorlog werd Spaans Gelre in de periode september 1702- december 1703 door de Republiek der Verenigde Nederlanden en door Pruisen bezet. Hoewel beide mogendheden de Oostenrijkse aanspraken op de Zuidelijke Nederlanden ondersteunden, waren zij niet genegen het gebied onmiddellijk na de verovering aan de Oostenrijkse pretendent aartshertog Karel III, de latere keizer Karel VI, af te staan.

Op grond van de verovering van Roermond en Venlo in oktober 1702 claimden de Staten-Generaal de soevereiniteit iure occupationis in het Overkwartier.

Op grond van de verovering van Geldern in december 1703 claimde Pruisen vergelijkbare rechten in Voogdij en Nederambt van Geldern. Vanaf begin 1704 kan men feitelijk een Staatse en een Pruisische zone in het Overkwartier onderscheiden.

De Staten-Generaal oefende op de linker-Maasoever gezag uit in het land en ambt van Kessel en in de vrije heerlijkheden Meijel, Weert, Wessem en Nederweert. Rechts van de Maas behoorden, naast de vestingen Roermond, Stevensweert en Venlo, het ambt van Montfort, de dorpen Elmpt, Brempt, Over- en Nederkruchten en Wegberg in het ambt Erkelenz, alsmede de vrije heerlijkheden Dalenbroek, Obbicht en Papenhoven tot hun territorium. Ook Kessenich, Hunsel en Thorn bevonden zich binnen hun invloedssfeer.

Pruisen bestuurde stad en ambt Geldern, het ambt Krieckenbeck, Erkelenz, Middelaar, Afferden, Well, Arcen, Velden en Lomm, Rayen en Klein-Kevelaer, alsmede de vrije heerlijkheden Hamb en Hörstgen-Frohnenbruch.

In deze gebiedsverdeling kwam verandering ten gevolge van de Vrede van Utrecht (11 april 1713), toen delen van het Staats-bezette territorium werden overgedragen aan Pruisen. Uit de samenvoeging van dit voormalig staats-bezette territorium met het sinds 1704 door Pruisen bezette territorium ontstond toen Pruisisch Opper-Gelre. Erkelenz werd bij deze gelegenheid door Pruisen ontruimd en door Gulik ingelijfd.

Ter uitvoering van het Barrièretractaat van Antwerpen (15 nov. 1715) behielden de Staten-Generaal het grootste deel van het resterende bezette gebied (Staats-Opper-Gelre), waarna zij het restant in maart 1716 ontruimden ten behoeve van Karel VI (Oostenrijks Opper-Gelre).

Bestuur

Het Staatsbezette Overkwartier werd als garantie voor de financiële vorderingen van de Republiek ten laste van de erfenis van Karel II “provisioneel” als generaliteitsland bestuurd. Als voornaamste kenmerk van dergelijke generaliteitslanden geldt, dat zij niet als zichzelf vertegenwoordigende, soevereine gebiedsdelen werden aangemerkt, maar dat zij in opdracht van de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden door de Raad van State werden bestuurd. Dit had tot gevolg, dat de bevoegdheden van de Soevereine Raad te Roermond en van de Staten van het Overkwartier werden ingeperkt. Het Hof van Gelre verloor voor de duur van de bezetting zijn bestuurlijke bevoegdheden en de Staten van het Overkwartier verloren hun medezeggenschap op het gebied van bede en subsidie, hetgeen er toe leidde, dat zij gedurende de Staatse bezetting vanaf 1706 niet meer bijeenkwamen.

Wetgeving

De wetgevende macht berustte in de periode van de Staatse bezetting bij de Staten-Generaal en bij de Raad van State. Verordeningen van de Soevereine Raad waren in deze periode een hoge uitzondering. Zie: Digitale Plakkatenlijst

Literatuur

A.M.J.A. Berkvens, Plakkatenlijst Overkwartier 1665-1794, dl. II, Staats-bezet en Oostenrijks Overkwartier, Nijmegen 1992, blz. 1-18

Staatsbezet Overkwartier

Territorium

Het oorspronkelijk uit vier kwartieren bestaande hertogdom Gelre, dat in 1543 door Karel V bij de Nederlanden werd gevoegd (Tractaat van Venlo), viel tijdens de Tachtigjarige Oorlog uiteen in een Noord-Nederlands gedeelte, bestaande uit de kwartieren van Nijmegen, Veluwe en Zutphen,en een Zuid-Nederlands gedeelte, het Overkwartier van Roermond, dat tezamen met enkele geannexeerde heerlijkheden – zoals Weert, Wessem en Nederweert – als hertogdom Gelre deel uitmaakte van de Zuidelijke Nederlanden onder Spaans bestuur.

In de tweede helft van de zeventiende eeuw werd het territorium van Spaans Gelre uitgebreid met enkele zogeheten “vrije heerlijkheden”, die hoewel oorspronkelijk niet behorend tot het Overkwartier, geleidelijk werden “gemediatiseerd”, d.w.z. onder het bestuur van het Hof van Gelre te Roermond gesteld. Deze inlijving was een  proces met wisselende uitkomsten. Zo werd het grootste deel van de heerlijkheid Dalenbroek, met uitzondering van het naamgevende kasteel, permanent deel van Spaans Gelre, terwijl heerlijkheden zoals Hamb, Hörstgen-Frohnenbruch en Kessenich, alsmede het vorstendom Thorn slechts tijdelijk in de Gelders-Overkwartierlijke invloedssfeer werden getrokken. Na het overlijden van Karel II in 1700, werd Spaans Gelre betrokken bij de Spaanse Successie Oorlog (1702-1713). In deze periode werd het Overkwartier door de Republiek der Verenigde Nederlanden en door Pruisen bezet. Bij de Vrede van Utrecht werd Pruisisch Opper-Gelder afgesplitst. Het Barrièretractaat van Antwerpen (1715) bracht een verdere verdeling tussen de Republiek en de Zuidelijke Nederlanden: Staats opper-Gelre en Oostenrijks Opper-Gelre, terwijl een klein gedeelte van het Overkwartier onder Guliks bestuur geraakte.

Bestuur

De bestuursvorm van Spaans Gelre is rechtstreeks ontleend aan die van het ongedeelde hertogdom uit de periode 1543-1580. D.w.z. dat men in Spaans Gelre na 1580 dezelfde bestuurlijke en rechterlijke colleges vindt als voordien in het ongedeelde hertogdom en dat deze colleges in beginsel dezelfde bevoegdheden hadden als hun voorgangers.

Spaans Gelre werd bestuurd volgens het principe van de dualistische standenstaat. Dit wil zeggen, dat de bevoegdheden van de landsheer werden beperkt door de rechten van de landstanden, zoals gespecificeerd in het Tractaat van Venlo, dat kan worden beschouwd als de basis van de Gelderse constitutie. De bevoegdheden van de landsheer werden uitgeoefend door de stadhouder van Gelre en Zutphen en de Soevereine Raad of Hof van Gelre, die sedert 1580 te Roermond gevestigd was. Zijn financiële belangen werden behartigd door de Gelderse Rekenkamer te Roermond. De rechten van de landstanden werden uitgeoefend door de Staten van het Overkwartier.

Rechtspraak

De Soevereine Raad te Roermond fungeerde tevens als hoogste rechter in Spaans Gelre. In eerste aanleg was het hof o.a. bevoegd in alle zaken, waarin partijen zich vrijwillig aan zijn rechtsmacht onderwierpen; daarnaast was het hof bevoegd ten aanzien van zaken betreffende de hofhorige, keurmedige en ‘eigen’ goederen van de landsheer; tevens fungeerde het als leenhof ten aanzien van de landsheerlijke lenen. In tweede aanleg was het hof bevoegd ter zake van de herziening van de vonnissen, gewezen door de schepenbanken uit het Overkwartier. Bovendien kon men hier appel aantekenen tegen vonnissen van de schepenbanken uit de Vrije Heerlijkheden. Van vonnissen van het hof stond geen appel of revisie open op eenige hogere rechtbank. Herziening van vonnissen van het hof was enkel mogelijk door het instellen van ‘grote revisie’. Over de wijze van procederen bij de Soevereine Raad, zie: A.M.J.A. Berkvens, Procesgids Soevereine Raad te Roermond, Justiz-Collegium te Geldern en Staats Hof van Gelre te Venlo, Hilversum 2011(Uitgeverij Verloren).

Wetgeving

Voor de wetgeving uit de periode 1665-1702 zie de digitale plakkatenlijst.

Literatuur

  • A.M.J.A. Berkvens, Gebiedsuitbreiding van de Zuidelijke Nederlanden à titre de Gueldre (1570-1702), in: Gelre-Geldern-Gelderland. geschichte und Kultur des herzogtums Geldern, Geldern 2001, S. 81-86
  • A.M.J.A. Berkvens, W.J.M.H.M. van de Pas, G.H.A. Venner, De overheidsinstellingen van Spaans en Oostenrijks Gelre (1543-1795), in: “Flittich erforscht und gecolligeert …”, Opstellen over Limburgse rechtsgeschiedenis onder redactie van A.M.J.A. Berkvens, A.Fl. Gehlen en G.H.A. Venner, Maastricht 1995, blz. 187-225.
  • A.M.J.A. Berkvens, Procesgids Soevereine Raad te Roermond, Justiz-Collegium te Geldern en Staats Hof van Gelre te Venlo, Hilversum 2011(Uitgeverij Verloren).
LRG_Spaans-Gelre