Prof. mr. René de Groot met emeritaat

Na 35 jaar in Maastricht, 42 jaar in de wetenschap, ging prof. mr. René de Groot op 14 oktober met “hooglerarenpensioen”, oftewel emeritaat. Hoe kijkt de internationaal expert op het gebied van nationaliteitsrecht terug en vooruit?

R. de Groot

Wat bracht u naar Maastricht in 1981?
“Ik werkte sinds 1974 aan de Rijksuniversiteit Groningen, toen ik hoorde dat er in Maastricht een nieuwe juridische faculteit werd opgezet. Ik had wel zin om iets nieuws te beginnen. Maastricht paste persoonlijk ook goed, omdat mijn moeder uit België kwam en Hildegard (Schneider, zijn vrouw en tegenwoordig decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, red.) het Duitsland naast Zuid-Limburg meer aansprak dan dat in de buurt van Groningen. Mijn vader was Groninger; ik ben daar geboren en opgegroeid.”

Kwam u in die pioniersjaren van opbouw wel genoeg toe aan uw onderzoek?
“Ja, hoor, want de aantallen studenten waren in het begin behoorlijk klein. Mijn aantal publicaties nam eerder toe dan af.  En ik schreef in mijn beginjaren ook mijn dissertatie hier. Ik was nog niet gepromoveerd toen ik kwam en dat bleek wel nodig om hoogleraar te kunnen worden. Als je kiest voor een academische carrière, vind ik dat je moet streven naar het hoogste. En bovendien vind ik het heel boeiend om vrij over zaken na te kunnen denken, zonder gebonden te zijn aan opdrachtgevers.”

Wanneer werd u toen hoogleraar?
“Op een moment dat ik het helemaal niet had verwacht. Ik wist dat ik als eerste op de lijst stond voor een benoeming tot hoogleraar Rechtsvergelijking en Internationaal Privaatrecht. Maar ik verwachtte dat het zou ingaan ergens eind van het jaar na mijn promotie. Ik promoveerde op 27 oktober 1988; Vic Bonke zat de ceremonie voor als rector magnificus. En toen zei hij: ‘Normaliter zou ik deze plechtigheid nu sluiten, maar ik heb het genoegen nog een document voor te lezen’. Dat was de benoeming tot hoogleraar! Ik stond helemaal paf!”

Wat heeft de titel u gebracht?
“Ik heb het hoogleraarschap altijd buitengewoon plezierig gevonden. Zeker in het buitenland opent het heel veel deuren: je hoort blijkbaar in je eigen land tot de hoogste academische klasse en dat scheelt aanmerkelijk. Zo werd ik uitgenodigd om mee te denken over nieuwe standaards op het gebied van nationaliteitsrecht op verzoek van de Raad van Europa en de UNHCR.”

Wat boeit u zo aan het nationaliteitsrecht?
“Het is heel spannend omdat het op het snijvlak van disciplines ligt. Enerzijds is het publiekrecht: wie hoort er bij een bepaalde staat? Maar de regels hebben een heel nauwe band met het privaatrecht: het personen- en familierecht en het internationaal privaatrecht. Het onderwerp is heel erg aan mij blijven plakken; ik denk dat ik nu tot de topexperts in de wereld hoor op dit gebied. Het begon al in mijn jeugd, bij mijn tantes die worstelden met hun dubbele nationaliteit, zo begin ik ook mijn afscheidsrede. Hildegard vond dat ik dat nu maar eens met het publiek moest delen.”

Waar bent u het meest trots op?
“Wat mijn inhoudelijke bijdrage betreft vind ik het heel eervol dat ik een stempel heb kunnen zetten op een aantal internationale documenten. Ik was expert rapporteur voor een uitvoerige aanbeveling van de Raad van Ministers aan alle 47 lidstaten van de Raad van Europa, over de positie van het kind in het nationaliteitsrecht. Dat betekent dat ik het ontwerp maakte, aanpassingen verwerkte en de toelichting schreef. Datzelfde deed ik voor een internationaal document van UNHCR. Dat zie ik als de kroon op mijn vakinhoudelijke werk.
Maar ik heb ook altijd veel voldoening gehaald uit lesgeven en promoties begeleiden. Heerlijk! Daar ga ik dan ook stevig mee door: ik begeleid nog een stuk of twaalf promovendi en ik neem nog nieuwe aan.”

Wat vond u moeilijk?
“Moeilijkere dingen zijn meestal incidenten. Wat ik een zeer treurige ervaring vind is als mensen het schrijven van hun proefschrift afbreken. Je hebt er veel jaren in gestopt en als het niks wordt is dat heel sneu, voor de promovendus, maar ook voor de promotor. Dat heb ik toch wel een keer of vijf meegemaakt.
En het nakijken van tentamens vond ik altijd heel vervelend. Dat deed ik altijd maar zo snel mogelijk, om er vanaf te zijn. Stapels dezelfde vragen en antwoorden… Maar ook de frustratie als je denkt dat je alles goed hebt uitgelegd, de vragen hartstikke makkelijk zijn, de studenten het zo kunnen inkoppen en dan zijn er toch nog behoorlijk wat mensen die dat niet doen. Dan krijg je ook wel eens een treurig momentje.”

Waarover hebt u zich kwaad gemaakt?
“Ik ben extreem kritisch over het Nederlandse recht; daarvan ken ik de zwakke punten, want dat is het recht dat ik het allerbeste beheers. Het is niet vreselijk slecht hier, maar er zijn wel punten die dringend verbeterd moeten worden. Waar ik me godsgruwelijk aan erger is de afwezigheid van de bescherming van opgewekte verwachtingen in het Nederlands nationaliteitsrecht. Stel je krijgt te horen dat uit je dossier alsnog blijkt dat je helemaal geen Nederlandse nationaliteit hebt, omdat je die nooit hebt gekregen. Dat kan bijvoorbeeld als Nederlanders voor 1998 een kind in het buitenland adopteerden, maar die adoptie in Nederland niet door de rechter is herhaald. Dan ben je nooit Nederlander geworden. Je kunt dan alleen een spoednaturalisatie aanvragen, maar als je dan ook een strafbladje hebt, wordt dat al lastig. Onze Hoge Raad en de Raad van State houden vast dat het in strijd is met de rechtszekerheid als we dat anders regelen. Dat snap ik niet. Ik zeg ook altijd tegen mijn studenten: ‘Als iemand het snapt, moet ‘ie het me uitleggen.’ Ik hoop dat ik het nog meemaak dat dat beter geregeld wordt.”

In uw afscheidsrede trekt u ook van leer tegen het wetsvoorstel waarover de Eerste Kamer deze maand besluit, om terrorismeverdachten de nationaliteit te ontnemen. (zie hier het persbericht)
“Met dit wetsvoorstel zullen sommige partijen kiezers willen winnen. Het is soms on-voor-stel-baar hoe kiezers worden gepaaid. We moeten de grondbeginselen van onze staat niet offeren om jihadistische neigingen te bestrijden. Het is belangrijk dat wij als juristen de rug recht houden en zeggen: ‘Dit kan niet’. Maar je ziet nu in Turkije welke gevolgen dat kan hebben voor hoogleraren en rechters. Dat is heel griezelig. Het is eigenlijk beschamend dat Europa daar niet tegen protesteert. Ik vind dat echt heel erg.”

Hoe gaat u uw emeritaat vormgeven?
“Ik verheug me er erg op meer tijd in het begeleiden van promovendi te kunnen stoppen. Ik ga nog een klein beetje lesgeven en ik blijf ook doorschrijven over het nationaliteitsrecht en het internationaal personen- en familierecht. En daarnaast wil ik veel vaker musea bezoeken, tuinieren en over wat niet-juridische dingen gaan schrijven. Zoals mijn collectie houten poppen van de Kuna-stam uit Panama. (lees ook het interview met René en Hildegard over hun collectie in het webmagazine, red.) Ik vind het prettig om meer ruimte te krijgen om weer wat nieuwe keuzes te kunnen maken.”

Lees ook

  • In de komende maanden deelt de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences op Instagram tips over hoe je gezonder kan leven. Niet zomaar een verzameling van tips, wel gebaseerd op lopende onderzoeken binnen onze faculteit. Initiatiefnemers van dit idee zijn Lieve Vonken en Gido Metz, promovendi...

  • David Baião Barata is geboren en getogen in Castelo Branco, in het oosten van Portugal. Zijn moeder kookte de reguliere Portugese keuken: goed gevulde soepen, veel vlees en dat alles overgoten met olijfolie. Pas tijdens zijn studie cel en moleculaire biologie in Lissabon ontdekt hij zelf het koken...

  • Toen ze vijf jaar geleden bij bezichtiging van het huis een AGA-cooker zag staan, was de keuze snel gemaakt. Voor de in Amerika en Engeland opgegroeide Alexx Allen-de Rijk is dit specifieke fornuis het summum van huiselijkheid. De ouders van haar beste vriendinnetje Pip hadden er een. “Wanneer we...

Meer nieuws