Je hoeft geen populist te zijn om populair te zijn

9 september 2020

Populistische politiek is een groeimarkt – en een geweldig onderwerp voor een proefschrift dat heel mooi aansluit op de missie van de Universiteit Maastricht om wereldburgers af te leveren. Het sluit ook heel mooi aan op de loopbaan van Carola Schoor. Ze heeft decennialange ervaring als adviseur op het gebied van pr en politieke communicatie voor leden van het Nederlandse en Europese Parlement.

“Ik heb me er altijd over verbaasd hoe politici taal en metaforen gebruiken – het leek zo’n merkwaardige manier van jezelf uitdrukken. Daar wilde ik meer van weten.” Haar fascinatie voor dit onderwerp, haar achtergrond in de journalistiek en haar wetenschappelijke opleidingen op het gebied van linguïstiek en literatuur, leidden tot haar besluit om in 2011 te promoveren aan de Faculty of Arts and Social Sciences (FASoS) van de UM. “FASoS is heel interdisciplinair en de begeleiders waren geweldig.”

Ze was oorspronkelijk van plan om retorische verschuivingen in de Nederlandse politiek te onderzoeken. Ze was geïntrigeerd door Geert Wilders, die over de ‘kopvoddentaks’ sprak (een denigrerende term voor de door hem voorgestelde belasting op hoofddoekjes) en daardoor in de peilingen twee zetels verloor. “Hij is een bekwaam spreker – hij weet wat hij doet. Het is vreemd, omdat het niet overeenkomt met de klassieke theorie dat politici retorica gebruiken om stemmen te winnen. Hij deed het alleen maar om te polariseren, om mensen boos te krijgen.”

Vervolgens werden wereldwijde ontwikkelingen zo relevant voor haar onderwerp dat ze deze niet meer kon negeren. Schoor was al voordat Donald Trump werd gekozen naar New York verhuisd; tegelijkertijd vond de Brexit plaats. “Ik heb de speeches van de Amerikaanse voorverkiezingen geanalyseerd, en ook die van Boris Johnson, Jeremy Corbyn en Nigel Farage, zowel voor, tijdens als na de Brexit, om te zien wat er veranderde.”

Stijlen en antistijlen

Met gebruikmaking van de discourstheorie analyseerde ze meer dan 70 speeches in detail. Daaruit kwamen drie politieke stijlen naar voren: elitair, pluralistisch en populistisch. Deze stijlen worden gedefinieerd aan de hand van drie dimensies: ideëel, sociaal en gericht op presentatie. Populisten, bijvoorbeeld, behandelen mensen als een respectievelijk homogeen, goed en capabel lichaam, waarvan zij, de populisten, deel uitmaken en waarvan zij de taal spreken, namens hen en met hun zegen.

Die stijlen kennen ook antistijlen, die elk voor zich gekarakteriseerd worden door de gemeenschappelijke kenmerken van de andere twee. Anti-elitarisme is precies wat populisme en pluralisme gemeen hebben: politici maken deel uit van ‘het volk’ en zijn geen aparte elite, en ‘het volk’ is in staat om zichzelf te besturen en te helpen.

Een heel praktische theorie

Dit klinkt misschien gecompliceerd of heel geordend – maar het is ook erg intuïtief en wordt onderbouwd door de praktische toepassing ervan. “Trump is een klassieke populist: hij zwoer dat hij de macht van de corrupte elite in Washington zou teruggeven aan het volk, aan ‘ons’, waarbij hij altijd liet doorschemeren dat hij tot het volk behoorde. Hij schilderde democratie af als ‘oplichterij’ waar mensen niks aan hebben, en politiek als een nulsomspel, een gevecht. De politieke context die hij schetst is er een van constante crisis, van immigratie tot het verliezen van internationale macht.”

Het eigenaardige probleem van het populisme is dat, wanneer het aan de macht is, het daar  moeilijk heeft. “Het presidentschap is inherent aan een beetje elitair zijn. Je ziet nu dat Trump opschuift naar elitarisme.” Een populistische leider lijkt precies óp het volk, een elitaire leider is de beste ván het volk: het is de kwadratuur van de cirkel. “Het is een logische denkfout volgens de redenering: als ik jullie leider ben en ik ben de elite, dan moet iedereen die op mij gestemd heeft ook de elite zijn.”

clinton
Florian Raith

Je kunt niet iedereen tevreden stellen

Stijlen mixen is een nauwkeurig werkje. “Het is voor een elitarist niet makkelijk om zonder interne tegenstrijdigheden te appelleren aan pluralistische of populistische elementen.” Dit was duidelijk waarneembaar bij Hillary Clinton, die tijdens haar presidentiële campagne vaak werd gezien als niet authentiek. “Ze had deze mooie tekst over vrouwen die minder betaald krijgen voor hetzelfde werk, maar dat zij niet ziet dat deze vrouwen korting krijgen als ze boodschappen doen. Maar natuurlijk doet zij zelf geen boodschappen. Mensen hebben dat meteen door.”

Toen ze zichzelf probeerde neer te zetten als ‘iemand uit het volk’ had dit een averechts effect. Tijdens de speech waarin Obama zijn steun uitsprak voor haar kandidatuur, riep hij een beeld van haar op als een onvermoeibare ambtenaar met ervaring op het hoogste niveau, die alles zou doen om mensen te helpen. “Dat is een elitair beeld, maar het zou goed bij haar hebben gepast. Dit had net zo krachtig en aantrekkelijk kunnen zijn.”

Wie de schoen past…

Je hoeft geen populist te zijn om populair te zijn. Volgens Schoors analyse struikelde Clinton over het ongemakkelijke huwelijk tussen verschillende stijlen die niet aan elkaar gepraat konden worden tot een coherent geheel. Schoor noemt Boris Johnson als iemand die zich heel prettig voelt bij de purperen mantel van het elitarisme om zijn schouders. “Hij is geestig en eloquent, een geweldige spreker. En het lukte hem om de Brusselse elite voor te stellen als de vijand tegen wie de Britse elite zal strijden, in het belang van het volk.”

Toch zien we dat het populisme in het algemeen aan populariteit wint. “Direct na de oorlog was de Nederlandse politiek heel elitair, maar dat verschoof in de jaren ’70 richting pluralisme. In de jaren ’80 en ’90 werd het meer pluralistisch-elitair; daarop volgde de verandering richting populisme. Als een reactie op de populistische golf vinden alle politici dat ze moeten zeggen dat ze tot het volk behoren. Dit gaat verder dan alleen gewonemensentaal gebruiken. Als Rutte koffie morst, grijpt hij de zwabber van de schoonmaker en dweilt het op. Hij wil liever overkomen als een gewone jongen dan als iemand die de touwtjes van het land in handen heeft.”

De kracht van woorden

In haar analyse van de Brexit-campagne signaleert ze dezelfde trend. “Na het referendum werden Johnson, Corbyn en Farage populistischer. Als je de uitslag van een referendum accepteert, volgt daaruit dat het volk heeft gewonnen en dat moet je laten terugkomen in je retorica. Maar natuurlijk wilde maar 47 procent het, dus een referendum is eigenlijk heel antipluralistisch.” Daarentegen is covid-19 meer geschikt voor een pluralistisch (wij allemaal tegen het virus) of zelfs elitair narratief (doe voor je veiligheid wat we zeggen).

 “De nuances van taal, de kleine woorden, vormen de structuur die onbewust onze manier van spreken, denken en doen beïnvloedt. Het is dus belangrijk om dit te bestuderen en te begrijpen.” Ze is blij met haar model en ervan overtuigd dat het ook toepasbaar is in een andere politieke context. Maar uiteindelijk, denkt ze, gaat het er niet om welke politieke stijl politici kiezen, maar dát ze een stijl hebben. “Mensen hebben in de gaten of iemand authentiek is, of de dingen die hij zegt op de juiste manier worden gezegd en in overeenstemming zijn met zijn persoonlijkheid en zijn verhaal.”

Lees ook