Hoe ook Nederlandse grensarbeiders van export WW-uitkeringen kunnen profiteren
Bezoek het ITEM Cross-border Portal om het volledige artikel te lezen (Zoekopdracht: Montebovi)
In de media verschenen eind maart – begin april weer enkele verontrustende berichten over de geplande wijzigingen in de werkloosheidsregelingen in de Europese verordening over sociale zekerheid en het mogelijke misbruik van Nederlandse uitkeringen door buitenlandse werknemers.
De laatste stemming over dit pakket aan maatregelen stond op de agenda van het Europese Parlement begin april 2019 en is uitgesteld. Het Roemeense voorzitterschap van de EU zal dit dus hoogstwaarschijnlijk moeten overdragen naar het volgende voorzitterschap. Hoe de kaarten dan geschud zijn en of dat invloed heeft op de stemming rondom dit maatregelenpakket, ook rekening houdend met de Europese verkiezingen van mei 2019, is nog niet duidelijk.
In dit bericht zetten we de feiten kort op een rijtje. Welke wijzigingen liggen op tafel in Europa? Wat bepaalt de Nederlandse werkloosheidswetgeving? Kloppen de krantenkoppen en vertellen de (Nederlandse) politici het hele verhaal?
Herziening EU-Coördinatie Sociale Zekerheid
In december 2016 heeft de Europese Commissie een herzieningsvoorstel voor de coördinatieverordeningen omtrent de socialezekerheidsstelsels (EG 883/2004 en EG 987/2009) ingediend.[1] Sinds die tijd wordt er onderhandeld over de wijzigingen met betrekking tot werkloosheid, langdurige zorg en familie-uitkeringen. In deze bijdrage focussen we op twee onderdelen van de herziening namelijk de export-regeling van de werkloosheid en de minimale wachtperiode bij werkloosheid.[2]
Export-regeling werkloosheid
Ten eerste, de export-regeling van werkloosheidsuitkeringen. De huidige regeling[3] bepaalt dat een werkloze zijn uitkering gedurende drie maanden mee mag nemen naar een andere lidstaat om daar werk te zoeken. De voorgestelde regeling verruimt deze periode naar zes maanden.[4] Dat betekent dat iedere werkloze in Europa zijn uitkering mag exporteren naar een andere lidstaat gedurende maximaal zes maanden op voorwaarde dat hij in die andere lidstaat werk zoekt. De controle op de zoektocht naar ander werk en op het voldoen aan de uitkeringsvoorwaarden ligt bij de autoriteiten van het ontvangende land.
Nederland is geen voorstander van de uitbreiding van de exportregeling omdat in de praktijk blijkt dat sommige EU-onderdanen, meer dan anderen, gebruik maken van deze regeling en Nederland de controle op deze groep werklozen én op het budget kwijt lijkt te raken. Dat komt onder andere omdat in sommige EU-lidstaten het loon een stuk lager ligt dan de werkloosheidsuitkering uit Nederland. De prikkel om werk te zoeken is dan minimaal.[5] Ook is de controle in en door het ontvangende land minder dan wat men in Nederland verwacht. De afgelopen weken laaide de onrust op, in de Nederlandse politiek en maatschappij, na berichten over de huidige drie-maanden exportmogelijkheid. Zo blijkt bijvoorbeeld dat voor werknemers uit Polen – die in Nederland gewerkt hebben en met een Nederlandse werkloosheidsuitkering (tijdelijk) terug naar Polen gaan – een baan in Polen financieel minder aantrekkelijk is dan de Nederlandse werkloosheidsuitkering die ze op grond van de exportregeling tijdelijk mogen meenemen. Dat deze exportregeling ook voor andere EU-burgers geldt, wordt in de berichtgeving niet duidelijk weergegeven. Iedere EU-burger die werkloos is en in het buitenland meer kans meent te maken op een baan, mag (onder voorwaarden) zijn werkloosheidsuitkering tijdelijk exporteren naar dat buitenland om daar werk te zoeken.
Minimale Werkperiode
De tweede regeling waar we op focussen in dit bericht is de minimale werkperiode. Wat houdt die regeling in? De Verordening maakt het mogelijk om verzekeringstijdvakken samen te tellen indien men nog maar kort in een ander land verzekerd is en dan voor een uitkering in aanmerking komt.[6] Dat betekent onder de huidige Verordeningsregels dat één dag werk voldoende kan zijn om de werkperiodes in andere landen mee te laten tellen. De voorgestelde nieuwe regel voert een wachttijd in van één maand. Daarom kunnen alleen werknemers die minimaal één maand gewerkt hebben in een land en daar werkloos worden, zich beroepen op de samentellingsregel en hun verzekerde tijdvakken uit vroegere werklanden laten meetellen. Dat betekent echter niet dat de verzekerde jaren uit vroegere werklanden de lengte van de werkloosheidsuitkering beïnvloeden. De duur van de werkloosheidsuitkering wordt namelijk volledig bepaald door het laatste werkland dat bevoegd is voor de werkloosheidsuitkering. Wel is het zo dat de werkloosheidsuitkering bepaald wordt op basis van het laatstverdiende loon. Bijgevolg zal zolang het verschil in lonen in Europa blijft bestaan, het gebruik/misbruik van deze regel aantrekkelijk zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor Poolse werknemers die tijdelijk in Nederland komen werken en daarna eventueel met een Nederlandse uitkering terug naar Polen gaan gedurende de looptijd van de uitkering. Maar dat geldt ook voor werknemers die werken in andere lidstaten waar de werkloosheidsuitkering hoger is dan het loon in het vroegere woon- en werkland.
Meerdere invalshoeken
Zowel de media, de politiek als de betrokken instanties steken hun verontwaardiging over misbruiksituaties niet onder stoelen of banken. Dat is deels terecht. Misbruik of fraude hoort inderdaad stevig bestreden te worden. Maar enkel wijzen naar de degenen die gebruik maken van hun recht op het vrije verkeer van werknemers is te kort door de bocht. Er zijn meerdere aandachtspunten die ook belicht moeten worden in de berichtgeving. We noemen er hier enkele.
Ten eerste, dat de Poolse werknemers gedurende lange tijd Nederlandse werkloosheidsuitkeringen kunnen meenemen, kan alleen als zij ook lange tijd gewerkt hebben, in Nederland en/of Polen. De simpele verklaring dat na één dag werken al een Nederlandse werkloosheidsuitkering wordt toegekend, geeft een vertekend beeld. Er wordt alleen een Nederlandse werkloosheidsuitkering toegekend als er voldoende weken en/of jaren gewerkt zijn.
Ten tweede, dat bij de bepaling van het recht op een uitkering ook de buitenlandse tijdvakken meetellen is een correcte toepassing van de Verordening en is onderdeel van het vrije verkeer van personen.
Ten derde, het is niet alleen aan de Poolse werknemers te wijten dat Nederlandse werkloosheidsuitkeringen tijdelijk naar Polen worden geëxporteerd zonder controle vanuit Nederland. Dat is een combinatie van de Verordeningsregelingen en het Nederlands beleid met (te) weinig controle en handhaving door het UWV (door bezuinigingsoperaties vanuit de regering).
Ten vierde, bovendien is het ten gevolge van Nederlandse wetgeving en beleid dat werkgevers in Nederland in ruime mate – en meer dan in andere lidstaten – tijdelijke, korte arbeidsovereenkomsten aanbieden in plaats van langdurige of vaste contracten. Op die manier worden in bepaalde sectoren veel tijdelijke arbeidsmigranten aangetrokken. Deze werknemers keren in periodes van werkloosheid tijdelijk terug naar hun heimat en komen later weer terug om het werk weer op te pakken, vaak weer met een tijdelijk contract…
ITEM, 16 april 2019, Saskia Montebovi
Voetnoten:
[1] Zie COM(2016)815.
[2] Zie ook Brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer, 25 maart 2019 betreffende Motie herziening coördinatieverordening sociale zekerheid (EU-Verordening 883/2004) en 2 april 2019 betreffende Herziening coördinatieverordening sociale zekerheid en export WW-uitkeringen. Zie ook Kamerstukken II, 2018-2019, 21501-20.
[3] Artikel 64, lid1, sub c Verordening 883/2004
[4] Ook ligt het voorstel op tafel om deze exportperiode mogelijk te verlengen tot de volledige uitkeringsduur, als de betalende lidstaat dat wil.
[5] Cfr. Uitzending Nieuwsuur 16 maart 2019.
[6] Artikel 6 Verordening 883/2004.
Lees ook
-
Op 10 december ontving Francesco Mauri de Maastricht Consulates Prize on EU Law 2024 voor de beste masterscriptie over EU-recht aan de rechtenfaculteit van de Universiteit Maastricht. Deze prestigieuze prijs, ter waarde van €1.000, bekroont academische uitmuntendheid en innovatie op het gebied van EU-recht.
-
Het Maastrichts Onderzoekscentrum voor Samenleving en Recht (MOSaR) werd op woensdag 27 november gelanceerd tijdens een kleinschalige, interne bijeenkomst
-
PhD thesis door Cécile Woudenberg-van den Broek
Recente rapporten over de forensische geneeskunde in Nederland tonen aan dat er aanzienlijke verbeteringen nodig zijn in postmortaal onderzoek. Deze scriptie stelt de toereikendheid van het Nederlandse systeem ter discussie en suggereert dat het mogelijk niet voldoet aan de criteria die door het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens zijn vastgesteld voor een effectief postmortaal onderzoek.