Een gezonde samenleving maken we samen

Als het gaat over gezondheidsbevordering, de tak waar prof. dr. Matty Crone zich mee bezighoudt, is de interactie tussen enerzijds fysieke en mentale gezondheid en anderzijds de sociale context van cruciaal belang. Dat sociale problemen invloed hebben op de gezondheid van mensen, en de gezondheidsproblemen daardoor vaak extra complex worden, is wel redelijk bekend. Maar hoe werkt die interactie precies? En hoe kunnen we daarop ingrijpen? Matty Crone doet onderzoek naar het samenspel waar preventie, de wijk, de overheid en de zorg elkaar raken. Ze heeft de ambitie om echte verandering tot stand te brengen onder meer vanuit haar rol als een van de vaste ambassadeurs van het Programma Preventie & Vitaliteit van MUMC+/UM.

Matty Crone: “Mijn leerstoel heet ‘Gezondheidsbevordering en dan specifiek de verbinding tussen preventie en zorg’. Hierin houd ik me bezig met de complexe interacties tussen gezondheidsproblemen en sociale problemen. Ik bekijk drie onderdelen: om te beginnen wil ik begrijpen hoe die complexiteit in elkaar zit. Hoe gezondheidsproblemen en sociale problemen elkaar beïnvloeden. Want als die interactie er is; waar en wanneer gebeurt die dan precies? En hoe ontstaat op een gegeven moment een clustering van gezondheidsproblemen? Hoe verloopt dat in de tijd? Het tweede onderdeel is: wat kun je er aan doen? Als het zo complex is, betekent het ook dat je er waarschijnlijk niet komt met één interventie maar heb je er meerdere nodig. Hoe koppel je die aan elkaar? Wat is mogelijk? Hoe pak je het aan binnen gezinnen waar het vaak niet alleen over ouders en niet alleen over het kind gaat maar over het geheel? En het derde onderdeel is: er bestaan veel mooie interventies in Nederland die niet worden gebruikt. Hoe zorg je ervoor dat je geen nieuwe dingen bedenkt, maar kijkt hoe je wat er al is – met misschien enkele verbeteringen - kunt inzetten?”

 

Huisartsendata en andere bestaande data

Crone: “Een van de dingen die we doen om grip te krijgen op de complexiteit van sociale en gezondheidsproblemen, daar was ik al in Leiden ook mee bezig, is om samen met de doelgroep te begrijpen welke processen daarin een rol spelen en dit ook te combineren met de analyse van bestaande data zoals die van huisarts en CBS. De huisartsendata geeft veel informatie over gezondheidsproblemen en diagnoses omdat bijna iedereen bij de huisarts komt. Met die gegevens beschikken we dus over heel veel belangrijke informatie – vanzelfsprekend geanonimiseerd - over wanneer problemen ontstaan. Ze maken ook mogelijk dat we het verloop van problemen in de tijd kunnen bestuderen; naar veranderingen op individueel- en op gezinsniveau. Met data van CBS (ook geanonimiseerde, algemene data) kunnen we van groepen mensen zien wat voor huishouden ze vormen, met welk inkomen, of er schulden zijn en of men met jeugdzorg bekend is. Als we die combineren met de data van de huisarts of het ziekenhuis, bijvoorbeeld over aandoeningen, krijgen we inzicht in de complexiteit van de sociale en gezondheidsproblematiek in wijken, gemeenten of regio’s. Ik denk dat een koppeling met de data uit De Maastricht Studie ons op den duur ook verder brengt. Hoewel CBS en huisartsendata al lang digitaal beschikbaar zijn, wordt het werken ermee eigenlijk nu pas goed ontdekt”. 

Doorgaande lijnen creëren is dan voor gemeenten nauwelijks mogelijk, terwijl die in het hele verhaal cruciaal zijn.

Doorgaande lijnen

Crone: “Het is belangrijk om zorg in de wijk en preventie goed aan elkaar te koppelen. Als je kijkt naar gemeenten: die krijgen het ene moment ergens extra geld voor en het volgende moment wordt dat weer weggehaald. Doorgaande lijnen creëren is dan voor gemeenten nauwelijks mogelijk, terwijl die in het hele verhaal cruciaal zijn, met name vanwege die gezondheidsbeleving, die voor een groot deel in het sociale domein zit. Wat je nu vaak ziet gebeuren is dat we iets doen, voor één moment en dan stopt dat weer als het geld op is. Op de basisschool is bijvoorbeeld van alles geregeld over gezondheid en in het voortgezet onderwijs is  er een ander of een minder duidelijk beleid. Er zit geen lijn in. Bij Trendbreuk1 wordt nu onder meer naar groepszorg in plaats van individuele zorg rondom de zwangerschap gekeken. Een groep vrouwen die even ver in hun zwangerschap zitten, krijgen niet alleen de gezondheidschecks, maar bespreken ook samen andere aspecten rondom gezondheid, bevalling en ouderschap. Daarnaast kunnen ze elkaar sociaal steun bieden. Groepszorg heeft een aantal positieve effecten op de gezondheid van de moeders en kinderen. Het zou helemaal mooi zijn als deze groepen door kunnen gaan na de zwangerschap zodat de samenhang niet stopt maar doorgaat”.

Fysiek, mentaal en sociaal

Crone: “Het belang van de sociale context wordt steeds duidelijker. Lag in het verleden de focus vooral op het fysieke en daarna op het mentale aspect: nu zien we dat gezondheid een combinatie is van fysiek, mentaal en sociaal welbevinden. De sociale dimensie betekent bijvoorbeeld dat je steun krijgt van je omgeving. Veel mensen weten wel, dat als je veel sociale problemen hebt, dat ook invloed heeft op je gezondheid. Maar wie van de mensen die dat zelf meemaken weten de knop te vinden om dat te veranderen? Er wordt gauw gedacht: dat kunnen mensen zelf wel. Maar daar ben ik het niet altijd mee eens. Het gaat daarbij ook over vertrouwen in anderen en in de systemen waar je afhankelijk van bent. Systemen in de zorg en overheid zijn vaak zo complex. Als alles goed met je gaat en je niks hoeft van de gemeente of overheid (behalve belasting betalen en een nieuwe ID-kaart aanvragen) merk je dat nauwelijks op. Dan heb je genoeg controle over je leven, zodat het - ook als er iets misgaat – wel goed komt. Maar mensen bij wie het minder goed gaat, is dat vaak niet zo eenvoudig, ook omdat zij vaker met meerdere instanties en systemen te maken krijgen. Daarbij: de hele wereld wordt steeds complexer, ook met die digitale ontwikkelingen. Als dat allemaal zo doorgaat, zullen de verschillen alleen maar groter worden”. 

Preventie en zorg

Crone: “In de samenwerking met het ziekenhuis ben ik onder meer betrokken bij het Programma Preventie & Vitaliteit waarin we interventies duurzaam willen invoeren om het welbevinden en de gezondheid van patiënten, personeel, studenten en bewoners te verbeteren. Daarbij is een van de projecten het Vitaliteitsloket dat patiënten die aan de slag willen met hun leefstijl ondersteunt. Daarnaast ben ik ook betrokken bij een project rondom digitale zorg. Digitale zorgtoepassingen zijn niet automatisch voor iedereen even toegankelijk, wat bij kan dragen aan een grotere gezondheidsongelijkheid. Neem bijvoorbeeld de toegang tot het zorgportaal. Daarvoor heb je een DigID nodig en als je die hebt moet je ook nog weten hoe die werkt bij het inloggen. Ook komen er steeds meer thuismonitoringsprogramma’s. Vanuit het Maastricht UMC+ en de andere UMCs in Nederland willen we samen met patiënten de komende jaren strategieën ontwikkelen om dit soort digitale zorg te verbeteren”.

Ik vind het mooi als je ziet dat er echt iets verandert.

Impact

Crone: “We werken eraan om bij de geneeskundestudenten meer aandacht te krijgen voor preventie, en om daarbij juist ook het belang van de sociale context van een patiënt mee te nemen. Dat ze deze bij de gezondheidsproblematiek weten te betrekken, bijvoorbeeld via bestaande initiatieven zoals het Vitaliteitsloket. Verder hoop ik dat we in de wijken dingen kunnen veranderen: hoe we binnen die wijken, waar al veel gebeurt, ervoor kunnen zorgen dat het aanbod toegankelijker is en beter aan elkaar gekoppeld wordt en dat dat ons helpt om grote stappen te zetten richting de trendbreuk. 

Na een moeilijke start – ik ben zelf na 28 weken zwangerschap geboren met iets minder dan een kilo in gewicht - heb ik eigenlijk best een goede en veilige jeugd gehad. Als kind had ik wel altijd belangstelling voor boeken met complexe problemen, zoals Christiane F.2 Ik vraag me altijd af: hoe komt dit nou? Wat treffen mensen op hun pad en wat betekent dat voor hun verdere leven? Na mijn studie ben ik eerst bij TNO gaan werken, bij de afdeling jeugd. Daar hield ik me bezig met gezondheidsgedrag zoals meeroken door kleine kinderen. In de jaren ’90 rookte bijna 50% van de ouders nog in het bijzijn van jonge kinderen. Ik was toen onder meer betrokken bij het project ‘Roken? Niet, waar de kleine bij is’. Door de communicatie in de media en de zorg en door het beleid is het percentage rokers in het bijzijn van kinderen enorm gedaald. 

Ik vind het mooi als je ziet dat er echt iets verandert. Om bij het meeroken door jonge kinderen te blijven: dat we met z'n allen hebben besloten: dit doen we niet. Het is voor de meesten van ons de norm geworden. Ik hoop dat we op weg zijn naar meer van dit soort veranderingen. Een helm dragen op in ieder geval de elektrische fiets – heel specifiek – zou daar wat mij betreft een van kunnen zijn. En een andere is het gebruik van sociale media. Sociale media is niet meer weg te denken, maar we kunnen wel kijken of we er op een andere manier mee om kunnen gaan. Scholen zijn daar nu mee begonnen. Jongeren zelf merken ook dat ze niet steeds op hun telefoon willen zitten. Dus misschien is hier de jeugd ook de sleutel. Dat zou mooi zijn (lacht). En dan wij zelf nog”.


1Trendbreuk is een gezamenlijke ambitie van vele partners in Zuid-Limburg om in 2030 de gezondheidsachterstand van Zuid-Limburg met een kwart te hebben ingelopen ten opzichte van de rest van Nederland door meer kinderen gezond en kansrijk te laten opgroeien. Zie ook de website van Trendbreuk.

2Christiane F. schreef het autobiografische Wir Kinder van Bahnhoff Zoo (1978) over een15-jarig verslaafd meisje in Berlijn: de vicieuze cirkel van persoonlijke en sociale problemen.

 

Tekst: Eline Dekker

Vond je dit artikel interessant? Volg ons dan op Instagram en LinkedIn voor meer.

Lees ook