De hersenen van Hemker

“Ik herinner me een bordje op je kamer met de tekst ‘Science is difficult, people are impossible’.” “Klopt”, grinnikt Coen Hemker, “een cadeautje van mijn professor in Oxford.” Anekdotes en herinneringen buitelen over elkaar heen in het gesprek over het promotietraject van Marja van Dieijen, hoogleraar Klinische Chemie en bestuursvoorzitter van het MUMC+. In januari 1981 promoveerde ze bij emeritus hoogleraar Biochemie Coen Hemker, die op zijn 82e nog middenin de wetenschap staat.

 

Na een studie chemie en wiskunde in Leiden reisde Marja van Dieijen in 1977 met haar man mee naar Maastricht. Hij kreeg hier als wetenschappelijk medewerker een vaste aanstelling bij het instituut van Coen Hemker, dat onderzoek deed naar trombose en bloedstolling. “Ik volgde hem, dat ging zo in die tijd. Ik was net afgestudeerd en op zoek naar een promotieplek. Toevallig kwam er in Coens lab een plek vrij bij Wim Hermens, mijn co-promotor. Het onderwerp was een mix van biomedisch onderzoek en mathematische modellen, dus dat lag mij wel.”
“Marja heeft een methode ontwikkeld om de grootte van een infarct te kunnen schatten. Ze was het soort promovenda waarvan ik er wel meer had willen hebben: met eigen initiatief en die begreep waar je naartoe wilde. Ze had aan een half woord genoeg en veranderde halverwege ook nog iets omdat het dan beter uitkwam. Bovendien hadden we min of meer dezelfde achtergrond: we komen allebei uit Amsterdam en hebben allebei een wetenschappelijk geïnteresseerde vader. Ik voelde een zekere verwantschap.”

Liefdevolle verwaarlozing

Beiden zijn het er over eens dat een promotietraject in die tijd aan veel minder regels gebonden was. Van Dieijen: “Er was geen uitgeschreven protocol. Je begon gewoon aan je onderzoek en als je mekaar nodig had, zocht je mekaar op.”
“Liefdevolle verwaarlozing”, vult Hemker aan.

Annelotte Huiskes (text), Hugo Thomassen (photography)
Marja van Dieijen and Coen Hemker

“Dat is niet zo”, zegt ze lachend, “we hadden regelmatig overleg. Maar je hoefde niet vooraf een plan in te dienen en alles vast te leggen. En het tempo was ook heel anders. Ik typte mijn artikelen nog uit op carbonpapier en als er een fout in zat, moest de hele pagina over.”
“En de figuren en tabellen moest je zelf maken met Oost-Indische inkt en van die overdruklettertjes.”
“De sfeer was heel open. Het was een andere schaalgrootte. De universiteit was hier nog maar net begonnen. Een promotie was een evenement, want die waren er bijna niet.”

Photo book Marja van Dieijen

“Klopt, de eerste promovendus aan de UM in 1977 was er een van mij: Peter Cuypers. Die heb ik ook samen met Wim Hermens gedaan.”
“We zaten in het biomedisch centrum, een klein houten gebouwtje, en je kende iedereen. Elke morgen om een uur of tien dronken we met de staf en de promovendi koffie op de gang. Dat was een moment waarop je je vragen kon stellen, maar er werd ook veel gelachen.”
“Dat koffiemoment had ik meegenomen uit Leiden, want dat informele contact is verschrikkelijk belangrijk. Omdat er geen plek voor was, deden we dat in de gang. Totdat het CvB er achter kwam en het vanwege veiligheidsredenen verbood. Dat heeft de sfeer op de afdeling slecht beïnvloed.”
“Toen we niet meer in de gang mochten zitten, kwam er anders wel een jeu-de-boules baan en tafeltennis. Coen won altijd met alles, dat moet ik wel even kwijt hoor”, zegt Van Dieijen lachend.
“Nou ja, ik koos de dingen waarin ik me liet meten natuurlijk zorgvuldig uit.”

Bloedstollend

Al pratend over het lab en de mensen van toen schiet Van Dieijen nog een anekdote te binnen. “Je moet je voorstellen, iedereen die stolde zat achter een glazen bak waar buisjes inhingen, te kijken naar hoe lang het duurde voordat het bloed stolde. Maar om bloed te laten stollen heb je tromboplastine nodig en dat komt uit de hersenen. Dus in de vriezer van het lab lag een doos waarop stond ‘hersenen Hemker’.  Ik vergeet nooit hoe de hersenen van mijn promotor spreekwoordelijk in de vriezer lagen. Het was een leuke tijd.”

Kruiwagen

Halverwege het promotietraject kwam Van Dieijen er achter dat ze niet haar hele leven fundamenteel wetenschappelijk onderzoek wilde doen. “Ik ben toen met Coen gaan praten over wat de mogelijkheden zouden zijn. Hij was redelijk bekend in de wereld van de klinische chemie. In die tijd kwam je daar als vrouw niet binnen als je geen kruiwagen had. Mijn kruiwagen was Coen.”
“En dan hielp het toch ook dat je gepromoveerd was”, vult hij aan.
“Ik wist eigenlijk nauwelijks van het bestaan van dat vak. Gelukkig ben ik met Coens hulp in Heerlen kunnen beginnen en werd ik uiteindelijk de eerste vrouwelijke hoogleraar Klinische Chemie.”
“Je was niet mijn eerste vrouwelijke promovenda; die had ik in Leiden al.”
“Inderdaad, maar vrouwen in de wetenschap waren in die tijd op een hand te tellen. Nu is bijna 60% van de promovendi in de biomedische wetenschappen vrouw, ook in mijn vakgebied.”

Zo vader zo zoon

Voor de gelegenheid heeft Van Dieijen haar fotoboekje van de promotie meegenomen, dat samen met veel plezier wordt doorgebladerd. “Het ligt thuis in de kluis, alle andere dingen mogen verbranden, maar niet dit boekje.” Oude bekenden passeren de revue, totdat Hemker opmerkt: “Wat doet mijn vader hier?”
“Deze foto is bij ons achter in de tuin genomen toen we een varken aan het spit hadden met de hele afdeling. Jouw vader was daar ook bij. Hij ging altijd mee met de uitjes van de afdeling, een leuke man.”
“Nou het moest niet je vader zijn”, zegt Hemker met twinkelende ogen. “Hij had een microscoop geërfd, en na allerlei avondcursussen, want hij had alleen ambachtsschool, richtte hij de Nederlandse vereniging voor microscopie op. Bij ons thuis hadden de bacteriejagers: Koch, Ehrlich en Pasteur dezelfde status als beroemde voetballers, dat wil zeggen er werd met groot enthousiasme maar weinig deskundigheid over gepraat. Op een gegeven moment wilde mijn vader verder studeren, maar omdat hij geen middelbare school had, kon dat niet. Toen hij 50 was heeft hij MO biologie gedaan en toen tien jaar later MO-B gelijkgesteld werd aan kandidaats, zei hij: ‘Dan ga ik nu doctoraal doen’. Op zijn 65e heeft hij zijn doctoraal gehaald en toen stond hij bij mij op de stoep: ‘Ik wil promoveren’. Op z’n 70e is hij bij mij gepromoveerd.”

Kaperschip

Was Hemker, na rector te zijn geweest van 1982 tot 1985, blij dat hij zich weer helemaal aan het onderzoek kon wijden, Van Dieijen heeft nu, als voorzitter van het MUMC+, toch echt voor het bestuur gekozen.
“Ja, sinds kort ben ik helemaal gestopt met mijn wetenschappelijke werk en doe ik dus ook geen promoties meer. Het viel niet meer te combineren. Dat vind ik wel jammer, want er is niets mooier dan iemand te zien groeien in zijn of haar onderzoek en hem of haar daarin te begeleiden.”
“Ik heb nooit getwijfeld dat Marja terecht zou komen waar ze terecht wilde komen, dat was vanaf het begin duidelijk.”
“Maar wat dat was… Ik ben jaren klinisch chemicus en hoofd van een laboratorium geweest. Toen er een vacature kwam voor hoogleraar, dacht ik ‘ik heb de papieren, waarom zou ik het niet proberen’. Stapjes volgen soms logisch op elkaar en het is ook een kwestie van geluk hebben. Het bestuur vind ik leuk.”
“Ik vind bestuur saai, onderzoek is veel boeiender. Wij onderzoekers zijn altijd een beetje vrijbuiters. Ik sprak graag over mijn afdeling als een kaperschip en of dat nou afmeerde in Leiden of Maastricht, dat deed er niet zoveel toe. Ik heb nu nog één promovendus, twee postdocs en verleden maand heb ik mijn laatste patent ingediend. In totaal heb ik ruim zeventig promoties begeleid en een stuk of tien daarvan zijn hoogleraar geworden, waarvan Marja er een is. Daar ben ik trots op.”

Coen Hemker

Coen Hemker (1934) studeerde geneeskunde en biochemie aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij ook promoveerde. In 1968 werd hij hoogleraar interne geneeskunde in Leiden. Hij is een van de mede-oprichters van de medische faculteit in Maastricht in 1974 en werd daar in 1975 voorzitter van de afdeling Biochemie. Van 1982-1984 was hij rector magnificus van de Universiteit Maastricht. Sinds 1986 is hij lid van de KNAW. Hij is (co-) auteur van ruim 600 wetenschappelijke artikelen en enkele boeken op het gebied van bloedstolling. Na zijn emeritaat richtte hij het spinoff bedrijf Synapse BV op dat contractresearch doet op het gebied van de diagnostiek van hemostase en trombose.

Lees ook

  • Het aantal jongvolwassenen in Zuid-Limburg blijft dalen. Daardoor wordt het tekort aan arbeidskrachten groter, wat ertoe zou kunnen leiden dat bedrijven de regio verlaten. De internationale studentenpopulatie van de UM kan soelaas bieden.

  • Onderzoekers wereldwijd brengen de genetische afstamming van de meerderheid van alle bloeiende plantengeslachten in kaart. Ook de Universiteit Maastricht draagt bij aan deze monsterklus die de stamboom van planten completer maakt dan ooit tevoren. Hun onderzoek staat deze week in het gerenommeerde...

  • Een internationaal onderzoeksconsortium, waaronder NUTRIM-onderzoeker Zlatan Mujagic en andere Maastrichtse onderzoekers, heeft onderzoek gedaan naar de effecten van stress op de darmen. Dit onderzoek heeft eindelijk ontrafeld hoe stress leidt tot verergering van inflammatoire darmziekten. Deze...