“Al mijn romanpersonages eindigen op het kerkhof”

Lovende recensies in alle grote Nederlandse kranten voor zijn tweede roman De onzichtbaren. Frank Nellen, universitair hoofddocent fiscaal recht, is er nog van onder de indruk. En heel blij natuurlijk. Als kers op de taart won hij de Nederlandse Boekhandelsprijs 2024. De beloning voor vier jaar keihard werken. Want naast romans schrijven, doet Nellen onderzoek, geeft les en werkt hij als adviseur voor het accountantskantoor Baker Tilly.

In de docentenkamer van de rechtenfaculteit wordt Frank Nellen meermaals gefeliciteerd door collega’s. Stralend neemt hij de complimenten in ontvangst en die ene collega die het boek nog niet aangeschaft heeft, krijgt van hem een exemplaar, gesigneerd en wel. “Laat me weten wat je ervan vindt.” 

Vier jaar lang kroop hij ieder vrij moment achter zijn laptop om aan zijn boek te werken. 
“Alleen al om een verhaal te vinden dat werkt, duurde twee jaar. Dan praat je echt over honderden uren, in de ochtenden, in de avonden in de weekenden. Ik heb hele schriften vol met schema’s, ideeën en gedachten. Op een gegeven moment beginnen al die blokjes op hun plaats te vallen. Het creatieve proces is zo níet-maakbaar, dat vond ik soms echt verschrikkelijk. Maar als je het hebt, whoesh dan vlieg je, heerlijk.”

Socialisme beter voor het klimaat?

Het boek speelt zich af rondom de ramp in Tsjernobyl, in het afbrokkelende Russische communistische tijdperk. Tijdens het onderzoek voor zijn boek is hij naar eigen zeggen steeds meer opgeschoven naar het socialistische gedachtegoed. Zeker nu hij vader is geworden van dochter Janna, denkt hij meer na over de toekomst. 

“De klimaatproblematiek, de sociale problematiek van grote verschillen tussen rijk en arm, dat gaat op een gegeven moment fout. We zouden de decadentie terug moeten dringen en teruggaan naar een bestendige manier van herverdeling. Het communisme van de Sovjet-Unie is niet het antwoord, want dat was een totalitair en repressief systeem. Maar de gedachte die ik aan boek en kind heb overgehouden is: zou het erg zijn als de economie minder efficiënt zou zijn, als niet alles door winstbejag tot in de puntjes geperfectioneerd werd? Is het voor het klimaat juist niet goed om een inefficiënte economie te hebben? Een systeem dat minder op welvaartsvergroting gericht is, maar meer op matiging. Als we een haperende planeconomie zouden hebben, zou het klimaatprobleem er misschien niet zijn, zou overgewicht er niet zijn. Heel veel van onze problematiek zou weg zijn. Zou het niet gewoon beter zijn? Misschien is er geen tv, gaan we gewoon samen kaarten, heb je dan geen fijnere avond? Een met meer sociaal contact?”

Een opvallend geluid voor de fiscalist, die hij ook is. “Als fiscalist ben ik altijd een vreemde eend in de bijt geweest. Op kantoor, eerst bij KPMG nu bij Baker Tilly, vinden veel van mijn collega’s auto’s fantastisch, ik heb daar niets mee. Zij gaan voor een Tesla of BMW, terwijl ik veel liever de trein pak, waar ik kan werken. Materie doet mij vrij weinig. Ook al gaat mijn vak juist over materie en geld.”

Tekst loopt door onder de foto.

Frank Nellen

Schrijver versus wetenschapper

Het heeft even geduurd voordat Nellen enthousiast werd voor het fiscale vak. Pas tijdens zijn master Fiscaal Recht kreeg hij er echt plezier in, toen hij het systeem achter het fiscale recht wist te doorgronden. 
“De artikelen die in zo’n wettenbundel geformuleerd staan zijn heel moeilijk, maar als je je dat idioom eigen maakt, wat je alleen kunt doen door heel zuiver en traag te lezen, dan internaliseer je op een gegeven moment die taal. Daar kun je mee gaan werken, dat gaat leven en dan vlieg je door die wetten heen. Op het moment dat ik dat systeem doorgrondde, die kennis vergaarde en zag dat mijn kennis toenam en steeds beter werd, begon ik ook goede cijfers te halen. Toen ontdekte ik dat het plezier zit in het jezelf bekwamen; goed in iets worden, beter in iets worden. Dat was een openbaring voor mij, omdat het me voor het eerst het gevoel gaf van nut, van groei, van vooruitkomen in het leven.” 

En toch miste hij ook iets in dit vak. “Ik heb plezier in de uitoefening van mijn vak maar het pakt me niet op een hoger niveau. Uiteindelijk draait het altijd om een euro meer of minder voor de klant of voor de overheid. Je bent altijd met geld en papier aan het schuiven. Toen ik het lezen en schrijven ontdekte vond ik daar iets in dat ik in mijn werk niet vond: de menselijke dimensie. Het persoonlijke, het menselijke, dat vind ik in de literatuur en het schrijven.”

“Het persoonlijke, het menselijke, dat vind ik in de literatuur en het schrijven.”

Frank Nellen

De duistere kant van de mens

Nellen groeide op in Roosendaal in een gezin met vier jongens. Hij is de tweede en was naar eigen zeggen een moeilijke puber. “Ik was een vrij naar binnen gekeerd type met weinig interesses en een donker mensbeeld. Vooral de eerste vier jaar op het gymnasium vond ik vreselijk: de chaotische verhoudingen, de hardheid, het heen en weer gepest, echt een hondenkennel waarin iedereen elkaar naar de nek vloog. Ik vond het leven gewoon niet zo heel leuk. In de vijfde klas veranderde dat. Toen begon ik echte vriendschappen te ontwikkelen en veranderde ik als persoon, het leven werd leuker.” 

Maar nog steeds voelt hij zich aangetrokken tot de duistere kant van de mens. “Daar ben ik door gefascineerd. Ik trek altijd naar duistere boeken van bijvoorbeeld Cormac McCarthy. Of De geverfde vogel van Jerzy Kosiński: ontzettende donkere literatuur en dat vind ik fantastisch. Ik denk dat dit in de lijn ligt van mijn karakter. Ik weet ook haarfijn wat mijn slechte kanten zijn: ik ben opvliegend en ik denk al vrij snel het slechtste van mensen. Maar ik heb ook een vrolijke levenslustige kant. In mijn literaire werk komt die duistere kant sterk naar voren. Uiteindelijk, ook in mijn eerste roman, gaat zowat iedereen dood. Al mijn personages eindigen op het kerkhof,” constateert hij lachend. 
 

Eerste literaire stapjes

Terugkijkend is het zijn vader die hem als eerste aanzette tot schrijven, voor de schoolkrant. Het gezin Nellen was een warm gezin, maar zijn ouders hingen een ascetische levensstijl aan: hard werken, geen alcohol, vakanties in Zeeland in het huisje van de grootouders en er golden strenge regels: door de week geen tv en geen computerspelletjes, dat vond zijn vader ‘laagwaardige bezigheden’. “Toen mijn vader mij weer eens achter de computer vond, riep hij uit: ‘Ga wat nuttigs doen, schrijf eens wat voor de Schoolkrant.’ ‘Wat schiet ik daar mee op’, zei ik. ‘Voor elke pagina die je schrijft geef ik je 10 gulden.’ Toen ging ik los: zes pagina’s, drie verhalen.” 

Het echte schrijven begon toen hij een jaar of 27 was en met gescheurde kruisbanden aan bed was gekluisterd en zich verveelde. Het was zijn jongere broer Geert, die hem een paar jaar eerder al had aangezet tot het lezen van literatuur, en hem ditmaal adviseerde om zelf verhalen te gaan schrijven. “Hij stuurde mij een overzicht van verhalenwedstrijden. Ik heb in bed een verhaal getypt en heb dat ingestuurd voor de verhalenprijs Helmond. Die heb ik niet gewonnen maar ik stond wel in de top 10, daar werd een bundeltje van gemaakt. Een bundel met mijn verhaal! Een slecht verhaal trouwens… Ik werd daardoor aangemoedigd en heb aan allerlei verhalenwedstrijden meegedaan, met steeds meer succes. Dus mijn tip voor beginnende schrijvers is: lees veel en begin met kleine, korte verhalen. Stuur ze op naar verhalenwedstrijden en literaire tijdschriften.” 

Frank Nellen

Keihard werken

Tijd voor het grote werk, een roman, vond hij pas nadat zijn proefschrift af was. Wat de schrijver en de wetenschapper Nellen gemeen hebben, is keihard werken. “Als ik echt iets wil en ik zet mijn tanden erin, zoals ook bij mijn proefschrift, dan sterf ik liever dan dat ik opgeef, dat is mijn kracht. Mijn boek was de eerste twee jaar soms echt een verschrikking, een hel want je hebt het verhaal gewoon nog niet. En dan maar doorrammen, doorrammen, doorbeuken, dat is wie ik ben als wetenschapper en als schrijver. Mijn vader werkte als onderzoeker in Den Haag bij het Huijgens Instituut. Om een uur of zes ging hij de deur uit en om een uur of zeven kwam hij terug. Als ik aan mijn vader denk, denk ik vooral aan hard werken. Hij is een voorbeeld dat grote invloed op mij heeft gehad. Ik ben geen hoogvlieger maar ik kan heel hard werken.” 


Tekst: Annelotte Huiskes
Fotografie: Philip Driessen

“Ik ben geen hoogvlieger maar ik kan heel hard werken.”

Frank Nellen

Lees ook