‘Dit is een gouden tijd voor de wetenschap’

‘The comfort zone is great, but nothing grows there’, luidt het motto op zijn persoonlijke profielpagina. Wat dat betreft mag Maurice Zeegers zich rijk rekenen in deze bijzondere periode, waarin alle lijntjes lijken samen te komen. Hij is niet alleen hoogleraar Complexe Genetica en Epidemiologie, maar ook wetenschappelijk directeur van de Maastrichtse onderzoeksschool CAPHRI (Care and Public Health Research Institute). En in deze coronatijd fungeert hij ook nog eens als onderzoekspartner van het WHO Evidence Collaborative. Een gesprek over de delicate balans tussen wetenschappelijke zorgvuldigheid en maatschappelijke impact.

“De verbinding tussen onderzoek en praktijk speelt een belangrijke rol bij CAPHRI. Omdat het onderzoek van CAPHRI zich richt op zorg en volksgezondheid, zijn veel onderzoekers dus direct of indirect bij de coronacrisis betrokken. Onze onderzoekers werken veel samen met (regionale) gezondheidsorganisaties. Toen de coronacrisis begon, zagen ze van dichtbij wat de gevolgen waren voor de (zorg)praktijk. Veel onderzoek moest gestaakt worden vanwege de coronamaatregelen. Maar door de samenwerking met deze organisaties was het ook mogelijk snel te schakelen en COVID-19 gerelateerde onderzoeksprojecten te starten waar de zorgorganisaties op dit moment daadwerkelijk iets aan hebben. Het vraagt voor wetenschappers natuurlijk flexibiliteit om het eigen onderzoek even op een lager pitje te zetten en tijdelijk COVID-19 onderzoeker te worden, nog afgezien van de gewijzigde en niet altijd makkelijke werkomstandigheden. Kortom, er gebeurt erg veel op het moment binnen CAPHRI…”

Heb je daar concrete voorbeelden van?

“Een aantal van onze onderzoekers is ook werkzaam als zorgverlener, bijvoorbeeld als huisarts, en bevindt zich daarmee in de frontlinie. Voorbeelden zijn Jako Burgers en Jochen Cals, beiden hoogleraar en praktijkvoerend huisarts. Jako was in de afgelopen periode regelmatig in de media te zien om vanuit zijn expertise informatie over het coronavirus te geven. Jochen heeft zijn praktijk in Sittard, een stad die te kampen had met relatief veel corona-besmettingen. Hij initieerde een project om de landelijke aantallen COVID-19 patiënten die intensieve en palliatieve zorg van huisartsen buiten het ziekenhuis ontvangen te registreren.

Daarnaast spelen drie van onze Academische Werkplaatsen ('Living Labs') een belangrijke rol in de nazorg voor coronapatiënten in onze regio. Het blijkt dat patiënten nogal verschillend herstellen. Het doel is dat alle patiënten de juiste nazorg op de juiste plek krijgen. Dat geldt niet alleen voor patiënten die vanwege hun slechte gezondheidstoestand op de IC moesten worden opgenomen. Ook voor patiënten die gewoon thuis konden blijven met een milder beloop van COVID-19 blijkt het vaak moeilijk te zijn om weer het dagelijks leven te hervatten.

De Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg doet nu, in opdracht van het Ministerie van VWS, onderzoek naar de effecten van de verruiming van de bezoekregeling die sinds medio mei in 26 verpleeghuizen bij wijze van test van kracht is gegaan. Daarbij wordt vooral gekeken naar het welbevinden en de ervaringen van bewoners, familie en medewerkers. Maar ook hoe verpleeghuizen invulling geven aan de richtlijnen en de mate waarin iedereen zich daaraan houdt. De eerste resultaten zijn nu bekend.    

En dan is er nog Christian Hoebe - naast hoogleraar Sociale Geneeskunde en Infectieziektebestrijding ook hoofd Infectieziektebestrijding bij de GGD-Zuid-Limburg - die Limburg door de coronacrisis heen loodst en veelvuldig in de media te zien is om inwoners te voorzien van (wetenschappelijk gefundeerde) informatie. Tevens is hij lid van het Outbreak Management Team.”

Zelf doe jij onderzoek op het vlak van systematische reviews. Wat is het belang van dit soort onderzoek?

“Binnen CAPHRI wordt er gewerkt aan twee grote 'rapid and living' systematic review projecten, aan beide reviews werken grote groepen onderzoekers mee. In de eerste review worden beschikbare voorspelmodellen voor de vroege opsporing en het ziekteverloop van COVID-19 beoordeeld. Updates verschijnen regelmatig in het vooraanstaande tijdschrift The BMJ. Daarnaast werk ik zelf aan de COVID-19 EPI Update, een samenwerking tussen CAPHRI, RIVM, Cochrane Netherlands, UMC Utrecht en partner van het WHO Evidence Collaborative. De eerste resultaten van deze meta-analyses zijn open access beschikbaar via de UB Maastricht. Eén meta-analyse laat bijvoorbeeld zien dat ouderen een vijf keer hogere kans hebben om te sterven aan COVID-19. Deze informatie is van belang om evidence-based beleid te kunnen maken.”

Veel (medische) coronastudies lijken slecht opgezet of slordig uitgevoerd. Hoe kun je dat voorkomen in een chaotische tijd als de huidige, waarin snelheid een van de voornaamste eisen lijkt?

“Dat is een moeilijke balans. Het is erg belangrijk dat wetenschappelijke informatie zo snel mogelijk beschikbaar komt voor beleidsmakers, zodat er gestuurd kan worden op basis van het wetenschappelijke bewijs dat op dat moment voorhanden is. Het alternatief is om te varen zonder kompas. Dat is nog erger. Wat veel onderzoeksgroepen doen, is om eerst snel informatie te geven en daarna het onderzoek te verbeteren door middel van voortdurende updates. Daardoor kan er snel en goed gecombineerd worden. In deze tijd is maatschappelijke impact belangrijker dan de wetenschappelijke impact. Zolang de informatie maar beschikbaar is; wetenschappelijke publicaties in hoge impact tijdschriften zijn mooi, maar het kan vertragend werken.”

Hoe beoordeel jij in dat kader het breed publiekelijk beschikbaar stellen van pre-prints?

“We zagen het al eerder, maar zien nu een duidelijke groei van de pre-print en post-review journals. MedArchiv en BioArchiv zijn hier de belangrijkste voorbeelden van. Zeker in het begin van de COVID-19 pandemie kwam hierdoor veel informatie snel vrij. Inmiddels zien we dat ook de peer-review tijdschriften al heel veel COVID-19 informatie bevatten, waarbij je de spreiding van de pandemie in de wereld duidelijk terug ziet komen. Op dit moment zijn er bijvoorbeeld veel Chinese artikelen, een opkomend aantal Europese onderzoeken en nog maar een paar Amerikaanse studies. Ik denk dat de pre-print journals nu niet meer weg te denken zijn. Samen met het tijdschrift The BMJ hebben wij een PhD programma gestart naar evidence-based publishing. Een van de PhD studenten gaat de kwaliteit en gevolgen van post peer-review in pre-print journals onderzoeken.”

Is het in een tijd waarin voor iedereen alle conventies overboord lijken te zijn gekieperd wel mogelijk om wetenschap te bedrijven zoals we dat gewend zijn?

“Dit is juist een gouden tijd voor de wetenschap. Juist nu kunnen wetenschappers een belangrijke maatschappelijke bijdrage leveren. Waar het vertrouwen in de academie in de tijd voor de pandemie aan het afnemen was, lijkt het nu juist weer toe te nemen. Het is aan ons de taak om dit vertrouwen niet te schenden. De standaarden blijven natuurlijk onverminderd hoog.”

Hoe ziet jouw gemiddelde werkweek in deze coronaperiode eruit?

“Wij hebben nog kleine kinderen thuis. De werkweek van mijn vrouw en mij is helemaal veranderd. Het is strak plannen. Op ieder moment, moet óf ik óf mijn vrouw op onze meisjes passen dus wij wisselen elkaar af. Ik werk nu meestal van 5 uur in de ochtend tot 1 uur in de middag. Dit bevalt mij goed. Ik ben erg productief. Er is niemand die mij stoort voor 9 uur. En iedere middag heb ik vrij om samen door te brengen met de meisjes. Wat hen betreft is deze periode dus zo slecht nog niet...”

Tekst: Mark van der Linde

 

Lees ook

  • Manon’s academic path led her to work on prevention and well-being at the workplace. A place where we spend most of our time. The master’s programme Occupational Health and Sustainable Work (OHSW) uncovered the interventions that companies and policymakers need to keep work sustainable. Her job as a...

  • Klinisch epidemioloog en postdoctoraal onderzoeker Frits van Osch studeerde Epidemiologie vanwege de sterke focus op onderzoeksmethodologie. Frits is enthousiast om bij VieCuri Medical Center met statistieken, data en patronen te werken en als tutor zijn kennis door te geven aan FHML-studenten.

  • After obtaining a bachelor’s degree in Biometrics, Bibi Teeuwen was looking for a master with a focus on the nervous system and brain. This happened to be the same year that the master’s programme Biomedical Sciences added its sixth specialisation ‘Neuromodulation’