Parlementaire armslag
De Tweede en Eerste Kamer reageerden niet op dezelfde wijze op de beperkingen die de coronacrisis aan het vergaderen oplegde. Pas in de loop van april groeide in de Tweede Kamer het ongemak over de deels zelf opgelegde beperkingen. De Eerste Kamer was toen al meer bezig met de vraag: 'hoe kunnen we weer zo veel mogelijk doen'? De vraag kan zelfs worden gesteld of de Tweede Kamer niet te veel uitging van de onmogelijkheden, in plaats van te streven naar 'zo veel als mogelijk'.
Nadat het kabinet in de tweede week van maart maatregelen afkondigde om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen, gingen ook beide Kamers grotendeels 'op slot'. De deuren werden gesloten en vergaderingen omgezet in online-overleggen.
De Tweede Kamer vergaderde op donderdag 12 maart voor het eerst over het coronabeleid, toen nog in een laatste reguliere (voltallige) vergadering. Daarna vonden plenaire vergaderingen plaats op 18 en 26 maart, 1, 8, 16 en 22 april en 7 mei, die allemaal nagenoeg geheel in het teken stonden van ontwikkelingen rond het coronavirus. Wel werd (spoed)wetgeving als hamerstuk afgehandeld. In de vergadering van 7 mei was er bovendien een beëdiging vanwege een wisseling in de fractie van GroenLinks.
Pas vanaf 14 mei is corona niet langer het enige onderwerp van vergaderingen in de Tweede Kamer, al blijft de agenda verder vrijwel leeg. De reguliere afhandeling van wetgeving lag vrijwel stil.
De Eerste Kamer vergaderde niet tussen 10 maart en 7 april. Op 7 april waren er stemmingen (waaronder hamerstukken) en werd gedebatteerd over het noodwetje waardoor decentrale overheden konden blijven vergaderen in coronoatijd. Inmiddels zijn er, vanaf 21 april, weer plenaire vergaderingen, met reguliere behandeling van wetsvoorstellen. Op 12 mei werd de Ridderzaal in gebruikgenomen als vergaderzaal. In principe kunnen alle 75 leden daar terecht; in de praktijk zijn het er minder.
In de periode 1 april-15 mei werden in de Tweede Kamer ruim dertig algemene overleggen tot nader order uitgesteld en een vijftiental werd omgezet in een schriftelijk overleg. Het aantal nota-overleggen was minimaal. Wel werden ca. 150 e-mailprocedures gehouden. Er waren twee 'corona-gerelateerde' hoorzittingen en enkele briefings. Sinds 14 april worden op zeer beperkte schaal ook weer wetgevingsoverleggen gehouden.
In de Eerste Kamer waren er in maart nauwelijks commissievergaderingen. Voor zover ze er waren, hingen ze samen met de noodwetgeving over de sociaaleconomische maatregelen vanwege de coronacrisis. Als sporadisch werd vergaderd, dan gebeurde dit uitsluitend digitaal. Op 7 april was er wel weer een reguliere dagplanning, maar ook toen vergaderden commissies uitsluitend via e-mail. De eigen vergaderzaal vanaf mei bruikbaar voor het houden van (fysieke) commissievergaderingen.
Dat het voor beide Kamers behelpen was, is een open deur. De Eerste Kamer lijkt echter iets voortvarender te werk zijn gegaan, al hangt dat ook samen met de aard van de werkzaamheden. Inbreng in de schriftelijke voorbereiding van debatten kan uiteraard eenvoudig digitaal, terwijl het voeren van een online algemeen overleg lastiger is.
De Eerste Kamer vatte niettemin het reguliere werk sneller op. Eigenlijk is niet goed te begrijpen waarom bijvoorbeeld het vragenuur in de Tweede Kamer niet na enige weken gewoon kon worden opgepakt. De eerste maand werd veel van de bewindslieden gevraagd en was een terughoudend beroep op hen begrijpelijk, maar in de loop van april lag dat toch al anders. De Kamer zelf, voelde - bij monde van Voorzitter Khadija Arib i - dat ongemak ook wel. De terughoudendheid was lange tijd wel erg groot.
Gelukkig dat het ook in de Tweede Kamer weer wat normaler wordt, al lijkt er nog steeds niet optimaal van mogelijkheden (digitaal en alternatieve ruimtes) gebruik te worden gemaakt.
Meer blogs op Law Blogs Maastricht, fotocredits: Gert Riphagen |