WODC-affaire storm in een glas water

door: in Rechtsgeleerdheid
WODC rapport blog Hans Nelen

Eind vorig jaar kwamen via Nieuwsuur berichten naar buiten die een verontrustende boodschap bevatten over de integriteit en onafhankelijkheid van het Wetenschappelijk Onderzoek- en  Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Uit de berichtgeving rees een beeld op van een onderzoeksinstituut dat de oren sterk liet hangen naar de beleidsomgeving en politiek onwelgevallige boodschappen over het drugsbeleid ‘wegmasseerde’. De verontwaardiging hierover onder columnisten, politici, burgemeesters, maar ook wetenschappers was niet van de lucht.

Minstens zo verontrustend als de teneur van de berichtgeving was de constatering dat vrijwel niemand vervolgens de moeite nam om de naar buiten gebrachte feiten kritisch tegen het licht te houden. Zo raakte in een mum van tijd een instituut, dat in de afgelopen decennia een bijzondere positie met een uitstekende reputatie had verworven, behoorlijk beschadigd. Gelukkig werpt het rapport van de Commissie-Overgaauw, dat op woensdag 31 oktober is verschenen, een beduidend genuanceerder beeld op de ‘WODC-affaire’. Niet voor niets staat het laatste woord tussen haakjes, want na lezing van het genoemde rapport beklijft de gedachte dat er toch vooral sprake is geweest van een storm in een glas water.

Correcte en volledige weergave
Waar ging de ‘affaire’ ook weer over? Vanuit het WODC sprak onderzoekster Marianne van Ooyen in maart 2014 in een mail aan haar werkbaas haar zorg uit over het gebrek aan integriteit en onafhankelijkheid dat zij had ervaren rondom een aantal onderzoeken op haar terrein van expertise (drugs). Wie de interne klacht goed leest, kan daaruit afleiden dat tussen de medewerkster en de directeur in de loop der jaren een moeizame arbeidsrelatie was ontstaan, met toenemende irritaties over en weer. Het rapport van de Commissie-Verhulp, dat eerder dit jaar verscheen, richtte zich met name op de afhandeling van de klacht door de leidinggevenden binnen het WODC en het ministerie van Justitie en Veiligheid en bevestigt het bestaan van een arbeidsconflict.

Qua inhoud richtten de klachten van Van Ooyen zich in het bijzonder op twee zaken. De eerste kwestie is dat de directeur van het WODC een passage in de samenvatting van een onderzoeksrapport uit 2013 zou hebben geherformuleerd. De suggestie werd daarmee gewekt dat conclusies op verzoek van de top van het departement zouden zijn aangepast of afgezwakt. Uit het rapport van de Commissie- Overgaauw wordt echter duidelijk dat de uitkomsten van de drugsrapporten ondanks de bemoeienis van het ministerie volledig, zorgvuldig en wetenschappelijk verantwoord zijn weergegeven. Er zijn geen data verzonnen of weggemoffeld, geen analyses gemanipuleerd, noch bestaat er enige aanwijzing dat aan de bevindingen andere conclusies zijn verbonden dan oorspronkelijk het geval was. De commissie spreekt over “correcte en volledige weergave van de onderzoeksresultaten, ook volgens de standaarden van wetenschappelijk beleidsonderzoek”.  Ook merkt de commissie met betrekking tot de gewraakte passage in de samenvatting op – en dat is op zijn minst ironisch te noemen – dat deze “genuanceerder is dan de oorspronkelijke tekst en meer recht doet aan de verschillende belevingen van alle in het onderzoek bevraagde actoren”.

De tweede kwestie die door Van Ooyen werd aangekaart, is dat door de jaren heen stelselmatig WODC-rapporten zouden zijn toegeschreven naar de wensen van de top van het ministerie. Ook hiervoor is door de commissie geen bewijs gevonden. Bij de meeste van de onderzochte voorvallen was volgens de commissie geen sprake van onbehoorlijke beïnvloeding. Van sturing op de inhoud van de uitkomsten, al dan niet door de minister, is de Commissie-Overgaauw evenmin gebleken. Een enkele keer was er sprake van onbehoorlijke dan wel niet behoorlijke beïnvloeding.

Het laatste punt zal naar verwachting nog uitgebreider aan bod komen in het rapport van de derde onderzoekscommissie, die door minister Grapperhaus naar aanleiding van de uitzending van Nieuwsuur is ingesteld. Dit rapport wordt over enkele weken verwacht en heeft betrekking op de relatie beleid-wetenschap in brede zin. Het rapport van de Commissie-Overgaauw toont aan dat de discussie over beleidsnabijheid en onafhankelijkheid van onderzoek zeker moet worden gevoerd, maar niet op basis van tendentieuze berichtgeving.  Het rapport heeft een aantal mythes die via Nieuwsuur naar buiten zijn gekomen over kwalijke praktijken die zouden hebben plaatsgevonden binnen het WODC ontzenuwd. De kras die het WODC heeft opgelopen is daarmee niet helemaal verdwenen, maar het rapport is een aanzienlijke steun in de rug voor de vele mensen die met ziel en zaligheid voor dat instituut werken of in opdracht van het WODC zo integer en onafhankelijk mogelijk onderzoek doen. Het rapport zorgt hopelijk ook voor een bijstelling van de negatieve beeldvorming over wetenschappelijk onderzoek in brede zin en een toename van het publieke vertrouwen daarin.

  Meer blogs op Law Blogs Maastricht
Labels: