Rechtspraak na Brexit: haal uw common law bij de Franse rechter
Eén van de grote verworvenheden van Europese integratie is het beginsel van de wederzijdse erkenning. Dit beginsel is niet alleen essentieel voor de werking van de interne markt – zo mag een product rechtmatig geproduceerd of geïmporteerd in de ene lidstaat in een andere lidstaat niet worden verboden – maar speelt ook een belangrijke rol in de rechtspleging.
Europese wetgeving garandeert dat een vonnis gewezen door een rechter in lidstaat A moet worden erkend en kan worden tenuitvoergelegd in lidstaat B. Dit is buitengewoon nuttig in grensoverschrijdende situaties: wie alimentatie van zijn ex-echtgenote, thans woonachtig in Antibes, wil vorderen, kan met een Nederlands vonnis zonder meer in Frankrijk terecht. Ook commerciële partijen hoeven niet te vrezen dat bijvoorbeeld een Nederlandse uitspraak niet wordt erkend in Roemenië of een Poolse uitspraak in België.
Eén van de gevolgen van een Brexit is dat deze wederzijdse erkenning niet langer is gegarandeerd in zaken waar het Verenigd Koninkrijk bij is betrokken. Dit verzwakt de positie van Londen als het centrum van de internationale handelsrechtspraak: veel bedrijven, ook buiten Engeland, maakten tot nu toe vaak een rechtskeuze voor Engels recht en verklaarden de Engelse rechter bevoegd om kennis te nemen van een geschil. Maar zodra niet langer zeker is dat met de Engelse uitspraak in de hand beslag kan worden gelegd op bijvoorbeeld een bankrekening in een ander EU-land zal de aantrekkingskracht van Londen als de plek voor beslechting van internationale handelsgeschillen snel verdwijnen.
Andere EU-landen zijn graag bereid om dit gat te dichten. Al voordat sprake was van Brexit waren er plannen voor een Netherlands Commercial Court waar partijen in het Engels kunnen procederen. Dit moet buitenlandse partijen naar Amsterdam lokken. Nog verder gaat een recent plan van de Franse Minister van financiën Bruno Lemaire om een nieuwe rechtbank op te richten in Parijs dat geschillen naar Engels recht gaat beslissen. Lemaire wil daartoe ook rechters aantrekken met kennis van de common law, ‘ook uit andere landen.’ Dat zou een revolutie betekenen in het niet bepaald door innovatief vermogen gekenmerkte Franse rechtssysteem: een Engelstalige rechtsgang bemenst door specialisten in de common law. Als in die procedure ook nog gebruik wordt gemaakt van nieuwe technologie en snelheid gegarandeerd is, kan dat een geduchte concurrent worden van de Engelse rechtsgang.
Gepubliceerd op Law Blogs Maastricht
J.M. Smits
Prof. mr. Jan Smits (1967) is hoogleraar Privaatrecht aan de Universiteit Maastricht en Decaan van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Jan Smits publiceert, doceert en begeleidt studenten op de terreinen van (Nederlands, Europees en vergelijkend) privaatrecht, rechtsvergelijking, rechtstheorie en ‘law and…’-benaderingen.