30%-regeling afschaffen? Bezint eer ge begint!

De 30%-regeling komt regelmatig aan de orde in zowel de jurisprudentie als de politiek. De regeling kent op dit moment roerige tijden en staat onder druk. Bij een eventuele afschaffing, waarvan mogelijk sprake is, zal aandacht besteed moeten worden aan de gevolgen en mogelijke alternatieven.

De 30%-regeling kent op dit moment roerige tijden en staat onder druk. De 30%‑regeling is een faciliteit in de loonbelasting die er in het kort gezegd op neer komt dat 30% van het salaris belastingvrij kan worden genoten. Zowel inkomende als uitgaande werknemers kunnen onder voorwaarden maximaal acht jaren van de regeling gebruik maken. Voorwaarden voor een inkomende werknemer zijn onder andere dat hij specifieke expertise heeft en hij in meer dan twee derde van de periode van 24 maanden voorafgaand aan een eerdere tewerkstelling in Nederland woonachtig was op een afstand van meer dan 150 km van de grens van Nederland. Naast het bedrijfsleven maken Nederlandse universiteiten regelmatig gebruik van de 30%‑regeling om voldoende gespecialiseerd personeel aan zich te binden.

De regeling komt in de jurisprudentie regelmatig aan de orde. Zo is ten aanzien van de 150 km‑grens een belangrijk arrest gewezen, te weten: het arrest Sopora. (HvJ 24 februari 2015, zaak C‑512/13, ECLI:EU:C:2015:108, BNB 2015/133, m.nt. G.T.K. Meussen, NJ 2015/316, m.nt. J.W. Zwemmer) Kenniswerkers die in de 150 km-zone wonen en in Nederland gaan werken kunnen geen gebruik maken van de 30%-regeling. Hier wordt een onderscheid gemaakt tussen buitenlands belastingplichtigen die binnen de 150 km-zone wonen en zij die daarbuiten wonen. Het Hof van Justitie oordeelt dat de eis niet in strijd is met artikel 45 VWEU, tenzij de limiet zodanig is vastgesteld dat de vrijstelling systematisch aanleiding geeft tot een duidelijke overcompensatie van de werkelijk gemaakte extraterritoriale kosten. De Hoge Raad heeft na het arrest Sopora een turbulente uitspraak gedaan en geoordeeld dat de regeling niet tot een systematische overcompensatie leidt. Het gaat hierbij niet om een individuele overcompensatie, maar om een systematische overcompensatie. (HvJ 24 februari 2015, zaak C‑512/13, ECLI:EU:C:2015:108, BNB 2015/133, m.nt. G.T.K. Meussen, NJ 2015/316, m.nt. J.W. Zwemmer)

Niet alleen voor de rechter is de 30%‑regeling een onderwerp van discussie, maar ook op het politieke vlak. Op dit moment zijn er geluiden te horen dat de 30%-regeling zou moeten worden afgeschaft. Zo viel in de verkiezingsprogramma’s te lezen dat de SP, PvdA, Groenlinks, DENK, SGP en VNL de 30%-regeling willen afschaffen. D66 wil de 30%-regeling taakstellend met € 0,5 miljard beperken en de CU en SGP willen de 30%-regeling tot de Balkenende-norm beperken. Daarnaast wil de CU de regeling tot vijf jaar beperken. (Sjaak Janssen, De fiscale ideeën in de verkiezingsprogramma’s, WFR 2017/49) Het is natuurlijk afwachten hoe de formatie verloopt en welke onderwerpen in het regeerakkoord aan de orde komen. Het s te hopen dat voordat tot afschaffing wordt overgegaan, alle voor- en tegens en alle gevolgen in acht zijn genomen. Ook zouden mogelijke alternatieven kunnen worden onderzocht. Alternatieven zijn de aanpassing van het percentage, naast de mogelijkheid om de daadwerkelijke extraterritoriale kosten te vergoeden door de werkgever, en de aanpassing van de periode van acht jaren.

Bij de zoektocht naar alternatieven zou naar het buitenland kunnen worden gekeken. Opmerkelijk is dat veel van de Europese landen een met de 30%-regeling vergelijkbare faciliteit voor gespecialiseerd personeel kennen. De faciliteit kan vergelijkbaar zijn met de Nederlandse faciliteit zoals bijvoorbeeld in Italië en Zweden, of kan bestaan uit een belastingvrijstelling van bepaalde inkomsten, zoals in België, of kan leiden tot een verlaging van het toepasselijke belastingtarief (o.a. Denemarken). Veel van die regelingen kennen de eis van specifieke deskundigheid (België, Denemarken, Finland, Zweden en Portugal). De regeling wordt in het algemeen in tijd beperkt. Zo geldt in Zweden een termijn van drie jaar. (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011/12, 33 003, nr. 10, p. 69-70) Enkel Duitsland is de grote uitzondering; dit land kent niet een dergelijke regeling.

Mocht in Nederland de afschaffing van de 30%‑regeling een feit worden, dan zijn de gevolgen voor het personeelsbeleid van de universiteiten ongewis. Het is te hopen dat de wetgever bij de bespreking van de wijziging van de 30%-regeling uitdrukkelijk aandacht besteed aan de gevolgen van een mogelijke afschaffing voor universiteiten en andere onderwijsinstellingen.

 Deze blog is gepubliceerd op Law Blogs Maastricht