ABN AMRO naar de beurs met certificaten

door: in Rechtsgeleerdheid
ABN AMRO naar de beurs met certificaten

Afgelopen dinsdag (27 oktober 2015) maakten NLFI (de beheerder van de staatsparticipaties in de financiële sector) en ABN AMRO Groep NV bekend om de volgende stap te nemen naar een beursgang en daarmee notering van ABN AMRO aan Euronext Amsterdam. 

De beursgang zal, afgezien van onvoorziene omstandigheden, vanaf het vierde kwartaal van 2015 kunnen plaatsvinden. Er is gekozen voor een beursnotering om de financiële stabiliteit van de ABN AMRO Groep te waarborgen. Wanneer wordt besloten tot een beursnotering, is het van belang om gelijktijdig beschermingsmaatregelen te treffen. Op deze manier kunnen vijandige overnames worden voorkomen. De Minister van Financiën was aanvankelijk van plan om bij ABN AMRO een stichting continuïteit op te richten die in het geval van een dreigende vijandige overname beschermingspreferente aandelen zou kunnen nemen en daardoor een meerderheidspositie zou innemen op de algemene vergadering van aandeelhouders. De minister heeft hier uiteindelijk toch van afgezien. De voorgenomen beursgang zal bestaan uit het plaatsen van certificaten van bestaande aandelen ABN AMRO. Aan een daartoe opgerichte Stichting Administratiekantoor (STAK) zullen de aandelen ABN AMRO worden overgedragen. Van deze aandelen zal de STAK certificaten uitgeven. Aan de certificaathouders zal de STAK de dividenden uitkeren. De stemrechten verbonden aan de onderliggende aandelen zullen in beginsel worden uitgeoefend door de STAK. De STAK is op grond van artikel 2:118a lid 1 BW echter wettelijk verplicht om de certificaathouders een volmacht te verlenen waarmee zij het aan de aandelen verbonden stemrecht naar eigen inzicht kunnen uitoefenen, tenzij sprake is van een vijandige overname-situatie of wanneer uitoefening van het stemrecht door de certificaathouders in strijd zou zijn met het belang van de vennootschap (artikel 2:118a lid 2 BW). Door NLFI en ABN AMRO wordt uitdrukkelijk aangegeven dat de certificeringsconstructie zal dienen als beschermingsmaatregel tegen vijandige overnames.

De keuze voor certificering als beschermingsmaatregel is in strijd met de Nederlandse Corporate Governance Code. Deze Code schrijft namelijk voor dat certificering niet als beschermingsmaatregel mag worden gebruikt. Hoewel de Code geen wet, maar soft law is, rijst de vraag of de keuze voor certificering als beschermingsmaatregel verstandig is. Volgens de Hoge Raad zijn de principes opgenomen in de Code immers in Nederland heersende algemene rechtsovertuigingen. Daarnaast is het al eens voorgekomen dat een rechter de Code laat prevaleren boven een wettelijke bepaling. Bestaat er – gelet op voorgaande – niet het risico dat de rechter in een voorkomend geval artikel 2:118a lid 2 BW opzij zet ten voordele van de Code? Het is dus maar de vraag of de keuze voor de certificeringsconstructie als beschermingsmaatregelen – in plaats van de beschermingspreferente aandelen – een verstandige keuze van de minister is geweest.