Referendum

Veel is al gezegd en geschreven over het naar alle waarschijnlijkheid aanstaande tweede referendum in Nederland, het eerste onder de per juli 2015 inwerking getreden raadgevend referendum wet. Wat ook de motieven mogen zijn van de initiatiefnemers, hoe sympathiek of onwelkom ons die ook mogen zijn, het is een prestatie geweest om zo kort na de inwerkingtreding van die wet een referendum op de agenda te krijgen over een op zich klein onderwerp, te weten de goedkeuringswet van een associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne.

Het zou verbazingwekkend zijn als niet de overgrote meerderheid van de politieke partijen inclusief het kabinet een stevige campagne zouden gaan voeren voor dat verdrag. Immers zij hadden voorgestemd, en het kabinet was betrokken geweest bij de onderhandelingen en had het verdrag ter goedkeuring voorgelegd aan het parlement. Het zou wel erg onbegrijpelijke politiek zijn om dan in een referendum campagne er opeens afstand van te nemen. Maar niets menselijks is politici vreemd, en het precedent dat politici lang niet allemaal last hebben van een ruggengraat bleek bij het eerste referendum, over de Europese grondwet. Dat was van de kant van het kabinet onder andere een wat lauwe campagne, terwijl nota bene het kabinet bij de onderhandelingen van dat document was betrokken en de minister-president zijn handtekening er onder had gezet.

Of de campagnevoerders die gepleit hebben voor het aanstaande referendum zichzelf een goede zaak hebben bewezen weet ik niet. De motieven zijn op zijn minst wel erg dubbel. Tegen de EU, of ingegeven door angst dat een associatieverdrag tot toetreding kan leiden, of gewoon tegen alles waar EU aan verbonden is, of voor Poetin, of voor terugtrekken achter de eigen grenzen. De kans dat met referenda met woordvoerders als Jan Roos en met chaotische en wilde redeneringen als nu gehanteerd de Staten-Generaal over zouden kunnen gaan tot een met twee derde meerderheid mogelijk maken van een bindend referendum lijkt mij nu tot nul gereduceerd.

Ik ga natuurlijk stemmen en vind dat velen, vooral ook degenen die dit een absurd referendum vinden, moeten gaan stemmen en vooral ook campagne voeren. Campagne voor de Europese zaak van een democratisch Europa tegen bedreigingen aan de oost grenzen; campagne voor de Europese en internationale rechtsorde die met dit verdrag zijn gebaat; campagne voor het gezamenlijk als EU verantwoordelijkheid nemen voor een veilig en open Europa, met bescherming tegen geweld en overheersing.

Er wordt wel gezegd dat het niet aangaat dat de Staten-Generaal een referendum uitslag zou gaan negeren. Ik denk dat dat wel aangaat: in de eerste plaats is die mogelijkheid expliciet voorzien, en juridisch beoogd door de uitslag van een referendum niet bindend te achten. In de tweede plaats omdat een referendumuitslag, de volkswil,  volksvertegenwoordigers niet kan binden, daar deze zonder last hun werk doen. En in de derde plaats omdat recht boven volkswil gaat: ook dat is democratie, namelijk de binding van de meerderheid aan rechtsregels. En als zodanig hebben we de bevordering van de internationale rechtsorde in onze grondwet staan. En in de vierde plaats als de wetgever oordeelt dat er andere zwaarwegende belangen zijn die in het geding zijn. Belangen als de veiligheid in Europa, of het behartigen van buitenlandse politiek in samenhang met onze EU partners.

Kortom, laten we campagne voeren en het belang van het verdrag laten zien en vertrouwen hebben in de democratie en rechtsstaat die we ook zijn. Dat is niet best wel belangrijk, maar gewoon belangrijk.

A.W. Heringa

Author and editor of numerous books and articles on Dutch Constitutional law, the European Convention on Human Rights, the European Social Charter, comparative constitutional law, US constitutional law, Human Rights and legal education. Author of blogs on the Montesquieu Institute website.