Grensoverschrijdende werknemers in de (bouw)put
Keer op keer komt het in het nieuws, misbruik van buitenlandse werknemers bij bouwprojecten. Zo ook in de uitzending van Zembla van woensdag 13 mei, over onder andere de bouw van de tunnel in Maastricht bij de A2. De constructies zijn in principe simpel. Een grote aannemer krijgt een opdracht, en huurt daarbij een buitenlands uitzendbedrijf in, dat personeel levert. Er wordt een uurtarief per werknemer afgesproken. Het uitzendbedrijf maakt grote winsten.
In de Zembla-uitzending werd het voorbeeld gegeven van 100 tewerkgestelde Portugese werknemers in Maastricht, waarbij per maand € 240.000 winst door het uitzendbedrijf werd gemaakt. Van het loon wordt een bedrag ingehouden. Dit bedrag is onder andere voor de betaling van de huisvesting en vervoer. Er worden blijkbaar geen sociale zekerheidspremies betaald. Daarnaast verdient de Portugese werknemer de helft van hetgeen een Nederlandse werknemer verdient, terwijl hij daarentegen meer overuren maakt. De Arbeidsinspectie heeft boetes opgelegd die door hoofdaannemer moeten worden voldaan. Ook draait de hoofdaannemer op voor de terugbetaling van de huisvestingskosten. Er blijken meer projecten te zijn waarbij via een buitenlands uitzendbedrijf veelal uit Oost-Europese landen afkomstige werknemers te werk worden gesteld. De werknemers kennen een onderbetaling, slechte en onveilige arbeidsomstandigheden en geen pensioen.
De vraag is hoe deze problematiek, die in meer Europese landen speelt, kan worden aangepakt. Er is door minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal maatregelen voorgesteld. Een voorbeeld is de invoering van de Wet aanpak schijnconstructies , die door de Tweede Kamer is aangenomen en thans bij de Eerste Kamer ligt. De wet moet uitbuiting, onderbetaling van werknemers en oneerlijke concurrentie tegengaan. Daarnaast wordt de opdrachtgever verantwoordelijk voor het betalen van het cao-loon, een soort ketenaansprakelijkheid als het ware.
Maar niet alleen op nationaal niveau dienen maatregelen te worden genomen, ook in internationaal verband is de nodige regelgeving vereist. De huidige uit 1996 stammende detacheringsrichtlijn zal moeten worden aangescherpt, Hierin is alleen een paar minimale arbeidsvoorwaarden opgenomen. Pensioen bijvoorbeeld is niet geregeld in de richtlijn. Er is weliswaar in 2014 een richtlijn aangenomen die ten doel heeft de detacheringsrichtlijn te handhaven, maar de praktijk blijkt toch weerbarstiger te zijn.
Daarnaast is het gebruik van zgn. A1-verklaringen – verklaringen die de verzekeringsplicht toewijzen aan de uitzendende staat in plaats van aan de werkstaat – een belangrijk instrument om concurrerend te kunnen werken. Met die verklaringen van lokale autoriteiten kunnen vanuit relatief ‘goedkope’ premielanden werknemers worden uitgezonden, waardoor zij tegen een lager uurtarief kunnen worden tewerkgesteld. Deze problematiek kan niet anders dan in Europees verband worden opgelost, hetgeen waarschijnlijk een lange weg is.
Overheden trachten de problematiek van grensoverschrijdende uitzendkrachten te bestrijden, echter Zembla laat zien dat ze nog steeds in zee gaan met uitzendbedrijven die een niet zo goede naam hebben. In de uitzending stelt Rijkswaterstaat dat het zich niet met de interne bedrijfsvoering van de aannemers bemoeit en dat de bedrijven vrij zijn met wie ze zaken doen. Overheden zitten als het ware in een spagaat; zij moeten enerzijds op fatsoenlijke wijze zaken doen, waarbij ook rekening moet worden gehouden met Europees aanbestedingsbeleid, maar anderzijds mogen de kosten niet te hoog oplopen. Maar gezien het publieke belang is het tijd dat overheden hun verantwoordelijkheid in dezen nemen.