Voetbal is oorlog; Forza Italia!

door: in Rechtsgeleerdheid
Voetbal is oorlog; Forza Italia!

Op 10 juni 2016 trappen Frankrijk en Roemenië af voor het Europees Kampioenschap voetbal 2016. Wij, Nederland, zijn daar niet bij. De maand juni zal Euro2016 het nieuws echter toch domineren. Voetballers die hun eigen land vertegenwoordigen om het op voetbalgebied hoogst haalbare te presteren.

Op 10 juni 2016 trappen Frankrijk en Roemenië af voor het Europees Kampioenschap voetbal 2016. Wij, Nederland, zijn daar niet bij. De maand juni zal Euro2016 het nieuws echter toch domineren. Voetballers die hun eigen land vertegenwoordigen om het op voetbalgebied hoogst haalbare te presteren.

Voorwaarde om je land te mogen vertegenwoordigen is dat je de nationaliteit van dat land hebt. Dat klinkt als een logische voorwaarde, en dat is het ook. Hoewel je zou kunnen redeneren dat een dergelijke nationaliteitsvoorwaarde een inbreuk op Europees recht kan opleveren – wanneer je de nationaliteit hebt van lidstaat A kun je immers geen deel uitmaken van de nationale selectie van lidstaat B – gaat deze vlieger niet op. Voor spelers die hun land vertegenwoordigen mogen zelfs van de hoogste Europese rechter nationaliteitsclausules worden gehanteerd.

Dit is anders in clubverband. Verschillende Europese sportbonden hanteerden regels op grond waarvan de aangesloten clubs verplicht werden om een minimum aantal spelers in de selectie op te nemen of op te stellen die de nationaliteit van de betreffende lidstaat hadden – of een maximum aantal ‘buitenlanders’. De gedachte die hier aan ten grondslag lag was om er voor te zorgen dat ook de ‘eigen’ spelers een kans kregen en om het niveau van de nationale competitie op een zodanig niveau te houden dat er ook op internationaal vlak concurrentie mogelijk bleef. De Europese rechter oordeelde dit soort protectionistische maatregelen een onverenigbare inbreuk op het EU-recht. Het is de nationale sportbonden niet toegestaan om nationaliteitsclausules te hanteren ten aanzien van de te selecteren of op te stellen spelers. Toen een bond, zoals de Italiaanse handbalbond, dergelijke voorwaarden hanteerde benadeelde dat de niet-Italiaanse handballers om hun professionele sportactiviteit in Italië te verrichten. Dit is in strijd met het vrije verkeer van werknemers en mocht niet worden toegestaan. Hetzelfde geldt voor het opleggen van transferregels, omdat die binnenlandse spelers kunnen beperken om voor een buitenlandse club te gaan spelen.

Afgelopen week kwam de Italiaanse voetbalbond in het nieuws  met een nieuwe maatregel. Vanaf het komende seizoen moet iedere Italiaanse club in de 25-koppige selectie ten minste vier spelers opnemen die de eigen opleiding hebben doorlopen en nog eens ten minste vier spelers die minimaal drie jaar zijn opgeleid in Italië. Omdat het aantal Italianen dat uitkomt in de hoogste Italiaanse divisie terugloopt moet de maatregel de kansen voor Italiaanse voetballers vergroten. Daarnaast stimuleert de maatregel het zelf opleiden van spelers, waar ook het (Italiaanse) nationale elftal van kan profiteren. De Europese voetbalbond UEFA hanteert overigens vergelijkbare voorwaarden voor teams die deelnemen aan de Champions League (zie artikel 43 van het Champions League reglement)  .

De Italiaanse voetbalbond heeft het goed aangepakt. Er lijkt niets te verwijzen naar de nationaliteit van de voetballers, zo lang ze maar in Italië zijn opgeleid. Als ze op jonge leeftijd gescout worden in Brazilië, Argentinië of – eventueel zelfs – Nederland en ze hun opleiding bij een Italiaanse club doorlopen is er geen vuiltje aan de lucht. Ze kwalificeren dan als ‘een van de vier’.

Men kan zich echter de vraag stellen hoe de praktische uitwerking van de criteria zal zijn. De kans is zeer groot dat de neutraal geformuleerde voorwaarde dat ‘de opleiding bij de Italiaanse club of in Italië gevolgd moet zijn’ een dusdanige uitwerking heeft dat toch hoofdzakelijk, wellicht zelfs nagenoeg uitsluitend, voetballers met de Italiaanse nationaliteit die opleiding in Italië hebben genoten. Je zou dan kunnen spreken van verkapte discriminatie op grond van nationaliteit. Statistische gegevens  zouden ook uitwijzen dat – gemiddeld genomen – een Italiaanse voetballer (evenals een Spaanse, Nederlandse, Duitse en Franse) op de leeftijd van 23 jaar een binnenlandse transfer maakt en rond de leeftijd van 24 een internationale transfer. Er van uitgaand dat een voetballertje rond zijn vijfde begint met voetballen en (pas) op zijn 24eeen internationale transfer maakt, kunnen we concluderen dat de Italiaanse maatregel Italiaanse voetballers bevoordeelt. Dat blijkt overigens ook uit de doelstelling om ‘kansen voor Italiaanse voetballers te vergroten’ en ‘spelers op te leiden voor het nationale elftal’.

Hoewel de term ‘nationaliteit’ in deze discussie niet wordt gebruikt kan een verkapte discriminatie op grond van nationaliteit niet worden ontkend. Al uit oude rechtspraak van het Europese Hof van Justitie kan worden afgeleid dat, ook al is een maatregel nationaliteit-neutraal geformuleerd, toch sprake is van een inbreuk op het EU-recht wanneer het effect is dat het met name binnenlanders worden bevoordeeld. Dat is ook hier het geval. De kansen voor Nederlandse voetballers die het willen maken in Italië worden kleiner, omdat de Italiaanse clubs in hun selectie van 25 spelers ten minste acht ‘Italianen’ moeten opnemen. Een juridisch houdbare rechtvaardiging voor deze voorwaarde kan ik niet bedenken.

Rinus Michels zei al: “Voetbal is oorlog! Hij refereerde aan de agressie die een speler op het veld moest hebben, want ‘wie te netjes blijft, is verloren’. De Italiaanse bobo’s hebben de context van deze uitspraak blijkbaar overgenomen voor een oorlog buiten de velden, op papier; ‘vuil spel’ is toegestaan om niet-Italianen buiten de deur te houden. Of deze Italiaanse (of Europese) voetbaloorlog nog wordt uitgevochten in de Luxemburgse arena is nog de vraag. Daarvoor zal een tweede Maros Kolpak of Jean-Marc Bosman moeten opstaan. Maar één ding is zeker: ik regel een entreekaartje!