Op zoek naar een pil tegen Alzheimer
Hij droomt nog steeds van een pil tegen Alzheimer. Hij promoveerde ooit op het effect van Viagra op het geheugen van ratten. Dat het bij mensen niet hetzelfde effect op geheugen had, was een domper, maar ontmoedigde hem geenszins. Prof. dr. Jos Prickaerts zoekt al zijn hele wetenschappelijke carrière naar een nieuw geneesmiddel dat voorkomt dat mensen met ‘mild cognitive impairment’ (MCI)-symptomen overgaan naar Alzheimer. “En helaas heb ik daar proefdieren bij nodig, nog steeds.” Een gesprek over zijn huidige onderzoek en de toekomst van proefdierstudies in Nederland. “Ik steek de hand in eigen boezem: wij wetenschappers hebben onvoldoende gecommuniceerd met het publiek en de politiek.”
Menig leek zal in het kader van Alzheimeronderzoek de term Abeta vaag bekend voorkomen. Deze stof speelt een belangrijke rol in de vorming van de schadelijke amyloïde plaques in de hersenen van mensen met de ziekte. Maar de medicijnen die op Abeta ingrijpen, voorkomen vooralsnog niet dat mensen dement worden. Jos Prickaerts: “Er zijn zo’n zeven studies in mensen mislukt, dus de farmaceutische industrie is momenteel huiverig om in de behandeling van hersenaandoeningen te investeren. De kans dat je iets vindt is heel klein. Maar ik geloof in mijn onderzoek en dat houdt me gaande.”
Een “stukje” wetenschappelijke theorie, voor de liefhebbers
Prickaerts zoekt het in de hoek van de ‘PDE-remmers’. PDE staat in het Engels voor ‘Phosphodiesterase’. Het zijn enzymen die een rol spelen bij communicatie tussen cellen. Om een ingewikkelde wetenschappelijke theorie kort te maken: als je die PDE’s remt, verbeter je de communicatie tussen cellen, wat een gunstige invloed kan hebben op het geheugen en andere cognitieve functies. Er zijn 11 PDE-varianten, genummerd 1 tot en met 11. Viagra is bijvoorbeeld een PDE-5-remmer. “Maar dat enzym blijkt, zo weten we nu, in oudere mensen sterk af te nemen. Daarom zagen we wel effect op het geheugen bij ratten, maar niet bij ouderen. We moeten dus uitvinden welke aanwezige PDE’s in het menselijke Alzheimerbrein het meest verstoord zijn en die aanpakken.”
Maareh, een rat met een beter geheugen? Hoe zie je dat eigenlijk?
“Ik laat een rat twee dezelfde objecten zien op dag 1. De volgende dag weer 2, maar 1 is nieuw ten opzichte van gisteren. Als de rat de objecten is vergeten, vindt hij ze allebei even interessant, want ze zijn allebei nieuw. Maar als hij die ene nog weet, laat hij die links liggen. Op dit soort testjes zagen we na inname van Viagra dat ze zelfs 100% beter scoorden.” Omdat mensen een betere geheugenfunctie hebben en natuurlijk talig zijn, worden vergelijkbare tests met woorden gedaan. De PDE4-remmer die Prickaerts eind dit jaar in circa honderd ouderen met ‘mild cognitive impairment’ (MCI) gaat testen, bleek in een eerdere kleinere studie, al voor 30% meer onthouden woorden te zorgen. De nieuwe studie, mede betaald door ZonMW, gaat vier jaar lopen in de geheugenkliniek van het MUMC en moet duidelijk maken of het geheugen echt verbetert, net als de kwaliteit van leven.
Bestaande medicijnen hergebruiken, nieuwe maken
De pil die deze onderzoeksgroep krijgt toegediend is feitelijk een COPD-medicijn dat al lang op de markt is: Roflumilast. “Dat is een PDE4-remmer. Het scheelt qua ontwikkelingstijd als je een bestaand medicijn, dat al veilig is bevonden, kunt hergebruiken voor iets anders.” Daarnaast werkt hij ook aan het zelf ontwikkelen en patenteren van nieuwe moleculen, want daarin is de farmaceutische industrie geïnteresseerd. “Zonder patent is het moeilijk geld verdienen aan medicijnen en dus zal geen farmaceut erin geïnteresseerd zijn. Zo cru is het helaas.” Omdat zijn nieuwe moleculen ook effect lijken te hebben op celonderdelen die bij MS een rol spelen, staat dat ziektebeeld nu ook op zijn lijstje.
De liefde voor Alzheimeronderzoek zit diep
“Mijn liefde is Alzheimeronderzoek. Dat vind ik het uitdagendst. Niet alleen omdat het voorkomt in mijn familie en ik soms denk dat ik het ook zal krijgen. Er is gewoon nog geen goed werkend medicijn. Ik doe mijn onderzoek voor de patiënten en helaas heb ik daar proefdieren voor nodig.” Zonder de proefdieren was de kennis over de werking van PDE’s niet zo groot als nu. “Een deel kunnen we ook testen in celsystemen in een kweekschaaltje, dat scheelt ook proefdieren. Maar uiteindelijk wil ik weten of het geheugen beter wordt en moet ik naar dat dier. Totdat er alternatieven zijn; dan ben ik de eerste die ze wil gebruiken.”
Hoe het ontmoedigingsbeleid in Nederland werkt
De hoeveelheid regels om toestemming te krijgen voor proefdieronderzoek in Nederland zag hij de afgelopen decennia hand over hand toenemen. “Het is bureaucratisch haast onmogelijk gemaakt. Je moet langs drie instanties, heen en weer, waardoor ik op zijn minst een jaar bezig ben voor ik toestemming heb. Voor onderzoek met mensen hoef je overigens ‘maar’ langs twee commissies. In België geldt dezelfde Europese wet, maar is er maar één commissie die toetst”, zegt hij.
De gevolgen van stoppen zonder alternatieven zijn immens
Hij heeft er grote moeite mee hoe Nederland propageert wereldleider voor alternatieven te willen zijn in 2025 en het onderzoekers moeilijk maakt met proefdieren te werken, maar te weinig in de ontwikkeling van die alternatieven investeert. “Als je al het proefdieronderzoek stopt, kun je een substantieel deel van de Nederlandse universiteiten sluiten. Dat kost massa’s ontslagen in onze kenniseconomie. En de wereldtop positie die Nederland heeft in medisch-biologisch onderzoek, vaag je dan ook weg. Als dat de democratische keuze is van het volk, leg ik me daar meteen bij neer, maar het volk heeft nu geen idee. Bijvoorbeeld dat de apotheken leeg zouden zijn zonder proefdieren. Dat we beter proefdieren in Nederland kunnen hebben dan in China, waar echt alles kan en mag. We hebben te maken met een minderheid die op een slimme wijze de politiek en publiek weet te beïnvloeden, met immense consequenties.”
Meer communiceren en niet bang zijn, is het devies
“Maarja”, haalt hij zijn schouders op, “wij wetenschappers hebben het vaak te druk met onderzoek en onderwijs om politiek te bedrijven. Die kaart hebben we laten liggen en dat is onze fout. We moeten veel meer communiceren over het belang van dit werk en open zijn over hoe het er echt aan toegaat. Laten zien wat een goed leven de dieren hebben en hoe pijnloos mogelijk ze aan hun einde komen. We moeten niet bang zijn. Persoonlijk ben ik dat sowieso niet; ik kom uit een boerenmilieu, ik kan wel wat hebben. Toch houd ik steeds vaker mijn mond op een feestje, over mijn werk met proefdieren. Behalve als ik hoor dat mensen voor het milieu hebben gestemd op de Partij voor de Dieren. Dan kan het ik toch niet laten om te wijzen op de consequenties voor de toekomst van de geneesmiddelenontwikkeling.”
Tekst: Femke Kools