Maar eerst: wat zijn cognitieve functies?

Een ander woord voor 'cognitieve functies' is denkfuncties. Voorbeelden van denkfuncties zijn het kunnen onthouden van een boodschappenlijstje of het kunnen remmen en bijsturen van je handelen. Er is niet één cognitieve functie. Er zijn verschillende cognitieve functies. Deze worden gereguleerd door (deels) unieke hersenbanen, ook wel 'neuronale netwerken' genoemd. Cognitieve functies beïnvloeden hoe goed je kunt functioneren in het dagelijks leven. Zo heb je taal, één van de cognitieve functies, nodig om te begrijpen wat je buurman zegt als hij je aanspreekt. Ook kun je taal inzetten om diezelfde buurman om hulp te vragen. Iemand met cognitieve problemen (of problemen in het denken) ervaart dan ook vaak veel problemen in het dagelijks leven.

 

Aanmeldformulier WNRA bijeenkomsten

Registration form WNRA meetings

Hoe kan de nazorg optimaal worden georganiseerd wanneer geriatrische patiënten na hun behandeling naar huis terugkeren?

In Nederland worden jaarlijks ruim 27.000 ouderen na een ziekenhuisopname doorverwezen naar een afdeling voor geriatrische revalidatie, meestal in een verpleeghuis of herstelkliniek. Doel is terugkeer naar hun oorspronkelijke woonsituatie. Ouderen ondervinden daarbij echter knelpunten, zoals gebrek aan coördinatie tussen zorgverleners. Al jaren vinden experimenten plaats om dit te verbeteren. Vanwege positieve ervaringen is behoefte ontstaan om dit te optimaliseren en formaliseren.

Doel
Het doel van dit project is de ontwikkeling en invoering van een ‘zorgpad geriatrische revalidatie’. Dat moet leiden tot betere zelfredzaamheid, participatie en ervaren kwaliteit van leven en minder zorglast van mantelzorgers. Ook moet dit het aantal heropnames verminderen en definitieve opname in een instelling uitstellen.

Werkwijze
Zorgorganisaties uit eerste, tweede en derde lijn gaan het zorgpad ontwikkelen, invoeren en evalueren. De resultaten gebruiken de onderzoekers voor het voorbereiden van regionale en nationale invoering. 

Doelgroep
65-plussers met veel aandoeningen en betrokken mantelzorgers. 

Contactpersonen
Jolanda van Haastregt, assistant professor - j.vanhaastregt@maastrichtuniversity.nl
Ruud Kempen, full professor - g.kempen@maastrichtuniversity.nl

De doelstelling van dit onderzoeksproject is het dagelijks leven van bewoners in het verpleeghuis te verbeteren, waarbij de eigen regie van de bewoner met dementie centraal staat. Het streven is dat de bewoner en naaste(n) de eigen leefstijl zo veel mogelijk voort kunnen zetten binnen het verpleeghuis. 

De doelstelling van dit onderzoeksproject is het dagelijks leven van bewoners in het verpleeghuis te verbeteren, waarbij de eigen regie van de bewoner met dementie centraal staat. Het streven is dat de bewoner en naaste(n) de eigen leefstijl zo veel mogelijk voort kunnen zetten binnen het verpleeghuis. 

Omdat mensen met dementie vaak afhankelijk worden van de hulp van anderen, is het erg belangrijk om naar hun wensen en behoeften te luisteren, te kijken naar mogelijkheden en hen te benaderen als elk ander individueel persoon. De rol van familie en andere naasten is daarbij cruciaal. Binnen dit project willen we de rol en betrokkenheid van familie en andere naasten in de zorg vergroten, zodat zij een volwaardige partner in de zorg worden.

Waarom willen we dit bereiken?
Verpleeghuiszorg voor mensen met dementie is in veel instellingen vooral nog taakgericht. Nieuwe termen als ‘persoonsgerichte zorg’, ‘zorg op maat’ of ‘eigen regie’ worden tegenwoordig vaak gebruikt binnen de verpleeghuissetting. De praktijk, echter, laat zien dat men op de hoogte is van deze termen maar dat de uitvoering hiervan lastig blijkt. Zeker nu de verwachting is dat het aantal mensen met dementie in de toekomst fors zal toenemen en de zorg in verpleeghuizen complexer wordt doordat men langer thuis blijft wonen, moet verpleeghuiszorg anders worden georganiseerd om in de toekomst op een adequate manier te kunnen voorzien in de individuele behoeften van mensen met dementie en hun naasten. Zowel de informele als formele zorgverleners spelen een belangrijke rol, waarbij een goede en gelijkwaardige samenwerking tussen formele en informele zorgverleners van essentieel belang is.

Voor het onderzoek is een periode van vier jaar gesteld, van 2015 tot 2019. Naasten van bewoners en zorgprofessionals worden vanaf het begin van dit proces betrokken. Ook wordt actief gezocht naar vergelijkbare initiatieven in binnen- en buitenland. Vanaf het tweede jaar gaat het onderzoek van start in de praktijk. Bij verschillende zorgorganisaties, aangesloten bij de Academische Werkplaats Ouderenzorg, zullen gegevens worden verzameld in de vorm van vragenlijsten, interviews en observaties om het proces en eventuele effecten te kunnen meten. Daarnaast worden er werkgroepen georganiseerd voor zowel naasten als medewerkers, waarbij zij zeggenschap krijgen in het proces. In deze werkgroepen worden gezamenlijk ideeën geformuleerd om de zorg te veranderen, met als uitgangspunt: de wensen en behoeften van de bewoners.

Contactpersonen
Jolanda van Haastregt, j.vanhaastregt@maastrichtuniversity.nl
Hilde Verbeek, h.verbeek@maastrichtuniversity.nl

TRANS-SENIOR staat voor ‘Transitional Care Innovation in Senior Citizens’. Het is een groot Europees project dat uitgevoerd wordt in België, Zwitserland, Italië, Duitsland, Polen, Israël en Nederland.

Door ziekte of toenemende afhankelijkheid krijgen veel ouderen te maken met transities tussen zorginstellingen. Denk hierbij aan een opname in het ziekenhuis, een tijdelijk verblijf binnen de geriatrische revalidatie, of een verhuizing van thuis naar het verpleeghuis). Zorgtransities verlopen vaak nog niet zoals het zou moeten en gaan vaak gepaard met negatieve gezondheidsuitkomsten. Er is dus behoefte om de transities in de ouderenzorg waar mogelijk te voorkomen, en waar nodig te verbeteren. Idealiter is er veel aandacht voor een zorgtransitie, waarbij er gekeken wordt naar de voorkeuren, behoeftes van en risico’s bij een persoon. Goede communicatie, adequate planning, en de juiste mensen bij de transitie betrekken zijn hierbij belangrijk. Belangrijk is ook dat de ouderen zelf en de mantelzorgers hierbij betrokken worden, en dat innovaties in deze ‘transitiezorg’ in de praktijk geïmplementeerd worden.

Vandaar dat het TRANS-SENIOR-project 3 hoofddoelstellingen heeft:

  • Onderzoeken waar transities voorkomen kunnen worden;
  • Onderzoeken hoe transities verbeterd kunnen worden;
  • Onderzoeken hoe ouderen en mantelzorgers betrokken kunnen worden bij innovaties in de transitiezorg en de implementatie ervan.

Aan deze 3 doelstellingen wordt gewerkt binnen een internationaal consortium, waar in totaal 13 PhD-studenten (promovendi) werken aan deelprojecten. Voor meer informatie over deze deelprojecten zie www.trans-senior.eu. 

2 PhD-studenten binnen het TRANS-SENIOR-project zullen hun onderzoek vanuit de Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg uitvoeren. De deelprojecten waar zij op zullen werken, zijn:

Innovatie in de transitie van thuis naar het verpleeghuis voor mensen met dementie

We streven er met zijn allen naar om zolang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Dit is het streven van de overheid, en mensen met dementie en hun familie willen dit zelf vaak ook het liefste. Toch zal een deel van de mensen met dementie uiteindelijk naar het verpleeghuis verhuizen, omdat de zorg en ondersteuning die zij nodig hebben te complex is om in de thuissituatie te bieden. De transitie van thuis naar het verpleeghuis is een stressvolle en emotionele gebeurtenis. Zowel voor de persoon met dementie als zijn/haar familie. Ouderen zijn bang om hun autonomie en vrijheid te verliezen als ze naar het verpleeghuis verhuizen. Deze transitie gaat dan ook regelmatig gepaard met gevoelens van angst, onrust, verwarring en boosheid. 

Dit deelproject zal zich richten op het ontwikkelen van een interventie gericht op het verbeteren van de transitie van thuis naar het verpleeghuis voor mensen met dementie. Het project zal leiden tot:

  • Inzicht in welke innovaties rondom de transitie van thuis naar het verpleeghuis voor mensen met dementie er bestaan;
  • Inzicht in wat van deze innovaties wel werkt, en wat niet;
  • Een interventie ontwikkelen rondom de verbetering van de transitie van thuis naar het verpleeghuis voor mensen met dementie;
  • Een evaluatie van deze interventie.

Faciliterende en belemmerende factoren bij het implementeren van verandering binnen de transitiezorg voor ouderen

Binnen het TRANS-SENIOR-project zullen er veel deelprojecten zich bezig gaan houden met het voorkomen én verbeteren van transities in de ouderenzorg. Het gaat hierbij om veel verschillende transities in verschillende landen, voor verschillende doelgroepen. Ook in de praktijk zien we dat er veel gebeurtd. Veel organisaties voeren veranderingen door om transities te verbeteren. Desalniettemin blijven duidelijke richtlijnen, wetenschappelijk bewijs, en consensus over optimale zorgtransities uit. 

Dit deelproject zal zich richten op faciliterende en belemmerende factoren die de implementatie van veranderingen binnen de transitiezorg voor ouderen beïnvloeden. De PhD-student van dit project zal intensief samenwerken met de overige deelprojecten om zo gezamenlijk te komen tot een tool box van strategieën die het implementeren van verandering binnen de transitiezorg voor ouderen makkelijker maakt. 

Contacpersonen
Amal Fakha, PhD student - a.fakha@maastrichtuniversity.nl
Lindsay Groenvynck, PhD student - l.groenvynck@maastrichtuniversity.nl
Ines Mouchaers, PhD student - i.mouchaers@maastrichtuniversity.nl
Bram de Boer, Post doc - b.deboer@maastrichtuniversity.nl
Hilde Verbeek, assistant professor - h.verbeek@maastrichtuniversity.nl

Met het door de overheid ingezette beleid om kwetsbare ouderen zo lang mogelijk in hun eigen huis te laten wonen, wordt de zwaarte en complexiteit van zorg in deze setting groter. Daarbij is de kans groot op een forse toename aan vrijheidsbeperkende maatregelen (zoals vastbinden en deur afsluiten) en onvrijwillige zorg (zoals onder dwang douchen of het verborgen medicatie toedienen) in de thuissituatie. 

Daarvoor zijn nu al aanwijzingen in de praktijk. Anders dan in de intramurale zorg lijken de maatregelen nu mede geïnitieerd te worden door familie en informele zorgverleners in plaats van door professionele zorgverleners. Opvallend genoeg is er nationaal en internationaal voor dit probleem nog weinig aandacht. Terwijl tijdig ingrijpen noodzakelijk is: voorkomen is immers beter dan genezen! De Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg onderzoekt daarom hoe de toepassing van vrijheidsbeperking in de thuissituatie voorkomen kan worden. 

Contactpersonen:

Het project ‘Nurses on the Move’ richt zich op kwaliteitsverbetering van de zorg in verpleeghuizen.

Drie deelprojecten leggen verbinding tussen wetenschap en alledaagse praktijk in verpleeghuizen:

  • Zelfredzaamheid door bewegen | Ontwikkelen van een verpleegkundige benadering
  • Toepassing Nieuwe Kennis | Nieuwe strategiën voor verzorgenden en verpleegkundigen
  • Verpleegkundig Leiderschap | Verhogen van het verpleegkunige expertise niveau in verpleeghuizen.

 

Probleem

We staan voor grote uitdagingen in de ouderenzorg, o.a. door de kwantitatieve en kwalitatieve personeelskrapte. Veel meer dan voorheen moet een beroep worden gedaan op (continue) leer- en verbetercompetenties van de verpleging en verzorging (V&V) op de werkvloer. In de praktijk denkt men bij ‘leren’ nog vaak aan een klassieke opleiding en bijscholing. Echter, deze traditionele benadering van bijblijven in je vak remt de ontwikkeling van organisaties en professionals in de zorg. Van ‘werken en leren’ naar ‘werken is leren’, dat is de beweging die we in de huidige zorgpraktijk moeten gaan maken. Innovatie en kwaliteitsverbetering komen immers daar tot stand waar professionals verbinden en reflecteren, en uitdaging en vrijheid ervaren. Daarbij is het essentieel voor zorgteams om gebruik te maken van reeds beschikbare kwaliteitsgegevens als start om te leren en verbeteren. 

Probleem
We staan voor grote uitdagingen in de ouderenzorg, o.a. door de kwantitatieve en kwalitatieve personeelskrapte. Veel meer dan voorheen moet een beroep worden gedaan op (continue) leer- en verbetercompetenties van de verpleging en verzorging (V&V) op de werkvloer. In de praktijk denkt men bij ‘leren’ nog vaak aan een klassieke opleiding en bijscholing. Echter, deze traditionele benadering van bijblijven in je vak remt de ontwikkeling van organisaties en professionals in de zorg. Van ‘werken en leren’ naar ‘werken is leren’, dat is de beweging die we in de huidige zorgpraktijk moeten gaan maken. Innovatie en kwaliteitsverbetering komen immers daar tot stand waar professionals verbinden en reflecteren, en uitdaging en vrijheid ervaren. Daarbij is het essentieel voor zorgteams om gebruik te maken van reeds beschikbare kwaliteitsgegevens als start om te leren en verbeteren. 

Wat gaan we doen?

Binnen het netwerk van de Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg (AWO-ZL) gaan we in co-creatie met mbo en hbo onderwijsinstellingen en het praktijkveld (Zuyderland Zorg, MeanderGroep en Cicero) gedurende 4 jaar een duurzaam en systematisch leer- en verbeterklimaat voor V&V teams ontwikkelen en evalueren; de ‘Learning Innovation Nurses Climate‘ (LINC) aanpak. Dit gebeurt in totaal bij 10 V&V teams, evenredig verdeeld over de thuiszorg en het verpleeghuis, en in 4 fasen. 

In Fase 1 inventariseren we in welke mate V & V medewerkers (niveau 2 t/m 6) beschikken over leer- en verbetercompetenties, en in hoeverre de organisatorische randvoorwaarden voor een optimaal leer- en verbeterklimaat in beide zorgsettings aanwezig zijn (o.a. quickscan met vragenlijsten en focusgroepen). In deze fase wordt ook gestart met de vormgeving van de vier kernelementen van de LINC aanpak:

  1. QuickScan voor het in kaart brengen van de huidige leer, verbeter- en organisatorische omstandigheden voor de teams, en aanwezige knelpunten.
  2. Methodiek leren en innoveren op de werkplek. Samen met experts in werkplekleren op de werkvloer wordt het leren en verbeteren op de werkvloer op maat ingericht, waarbij het High Impact Learning that Lasts (“HILL”) model van Dochy de basis vormt.
  3. Coaching door verpleegkundigen. De teams worden inhoudelijk en procesmatig begeleid door coaches (verpleegkundigen niveau 5/6). Zij zijn ook de schakels tussen teams en de liaison naar het onderwijs. Gezamenlijk werken de coaches aan de vormgeving van een lerend netwerk binnen en tussen organisaties. Voor hun training wordt o.a. een beroep gedaan op modules en docenten uit de leergang Expert Werkplekleren (Zuyd Hogeschool). Op basis van een train-de-trainer methodie gaan de coaches in het verloop van dit project andere coaches binnen de organisaties opleiden.
  4. Integratie van beschikbare kwaliteitsdata voor verbetertrajecten. Cyclisch beschikbare kwaliteitsdata gaan ingezet worden voor het duurzaam verbeteren van de zorg (van identificeren zorgprobleem tot monitoren van verbeteracties). In het voorgestelde project wordt getraind hoe aan de hand van deze data leervragen en verbeteracties te formuleren. 

In fase 2 staat het door ontwikkelen en testen op haalbaarheid van kernelementen van de LINC aanpak centraal via actieonderzoek. In kortdurende iteraties (implementeren – evalueren – bijstellen) worden onderdelen van de LINC kernelementen in de teams uitgeprobeerd en geïntegreerd. De eerste 2 fasen worden uitgevoerd in en met 4 V&V teams (2 in de thuiszorg en 2 in het verpleeghuis).

In fase 3 wordt de ontwikkelde aanpak eerst gedurende een jaar geïmplementeerd in 6 andere V&V teams (wederom de helft thuiszorg en helft verpleeghuis). Aansluitend wordt de impact van de LINC aanpak geëvalueerd in deze 6 teams; de competenties van de teamleden, de leer- en innovatie omgeving, de kwaliteit van de geleverde zorg in beide zorgsettings en werkbeleving staat daarbij centraal. Een procesevaluatie van de implementatie van de LINC aanpak gebeurt in alle 10 V&V teams (mixed methods aanpak). 

In fase 4, die de gehele projectperiode beslaat, staat de disseminatie van ervaringen en bevindingen, alsook de inbedding en verdere uitrol in de zorgpraktijk en het onderwijs centraal. 

Wat levert het op?

We creëren een duurzaam en systematisch leer- en verbeterklimaat voor V&V teams ter verbetering van de kwaliteit van zorg binnen de ouderenzorg thuis en in het verpleeghuis. Meer specifiek genereren we: 

  • Inzicht in de benodigde competenties van de V&V professional, organisatorische randvoorwaarden en relevante contextkenmerken voor een optimale leer- en verbeter omgeving;
  • Een haalbare geëvalueerde LINC aanpak voor de thuis- en verpleeghuiszorg waarbij continu leren en verbeteren centraal staat;
  • Een systematiek om beschikbare kwantitatieve en kwalitatieve kwaliteitsdata te integreren in cyclische verbetertrajecten vanuit V&V teams;
  • Intensievere en structurele samenwerking

Contactpersonen
Merel van Lierop, PhD kandidaat - m.vanlierop@maastrichtuniversity.nl
Judith Meijers (projectleider), senior onderzoeker - j.meijers@maastrichtuniversity.nl
Theresa Thoma, post doc - t.thoma@maastrichtuniversity.nl
Erik van Rossum, lector - erik.vanrossum@maastrichtuniversity.nl

Probleem

Wat is goede verpleeghuiszorg? Op deze vraag is geen eenduidig antwoord te geven omdat verwachtingen over kwaliteit van zorg voortdurend veranderen. Anno 2018 zijn cliënten en hun naasten idealiter partners in zorg en zijn kwaliteit van leven en welzijn belangrijke uitgangspunten van ‘nieuwe kwaliteit’. Goede kwaliteit van verpleeghuiszorg, zoals verwoord in het Kwaliteitskader, is persoonsgericht en ontstaat in partnerschap tussen cliënten, naasten en zorgverleners. Om te kunnen werken aan kwaliteit van zorg vanuit die relatie, rekening houdend met de steeds veranderende, complexe zorgpraktijk van het verpleeghuis zijn lerende organisaties nodig. Het vraagt niet alleen andere competenties van zorgmedewerkers die veelal zijn opgeleid en werken volgens uitgangspunten van ‘oude kwaliteit’, maar ook om een optimale skills-mix binnen teams en een open leeromgeving die het uitproberen van nieuwe en andere werkwijzen stimuleert samen met cliënten en hun naasten.

Probleem

Wat is goede verpleeghuiszorg? Op deze vraag is geen eenduidig antwoord te geven omdat verwachtingen over kwaliteit van zorg voortdurend veranderen. Anno 2018 zijn cliënten en hun naasten idealiter partners in zorg en zijn kwaliteit van leven en welzijn belangrijke uitgangspunten van ‘nieuwe kwaliteit’. Goede kwaliteit van verpleeghuiszorg, zoals verwoord in het Kwaliteitskader, is persoonsgericht en ontstaat in partnerschap tussen cliënten, naasten en zorgverleners. Om te kunnen werken aan kwaliteit van zorg vanuit die relatie, rekening houdend met de steeds veranderende, complexe zorgpraktijk van het verpleeghuis zijn lerende organisaties nodig. Het vraagt niet alleen andere competenties van zorgmedewerkers die veelal zijn opgeleid en werken volgens uitgangspunten van ‘oude kwaliteit’, maar ook om een optimale skills-mix binnen teams en een open leeromgeving die het uitproberen van nieuwe en andere werkwijzen stimuleert samen met cliënten en hun naasten.

Daarbij vraagt het ook bij cliënten en hun naasten vertrouwen en veiligheid om hun behoeften en wensen te uiten, mede omdat zij in een afhankelijke positie verkeren. Daarom heeft dit project als doel zorgorganisaties te laten leren en verbeteren vanuit partnerschap in de zorg (cliënt – naaste – zorgverlener). 

Wat gaan we doen?

Vanuit de AWO-ZL infrastructuur gaan cliënten, hun naasten, cliëntvertegenwoordigers en zorgverleners, gezamenlijk met bestuurders, onderzoekers en docenten (MBO, HBO, WO) een open leer- en verbeterklimaat creeëren in verpleeghuizen, gericht op zowel de cliënt als zorgverlener. De primaire doelstelling is zowel verbetering van de kwaliteit van zorg- en dienstverlening vanuit het perspectief van cliënten en hun naasten als verbetering van de kwaliteit van het werk voor zorgverleners. Het project bestaat uit 3 fases. In FASE 1 genereren we inzicht in landelijke leer- en verbeteractiviteiten rondom persoonsgerichte zorg, door middel van analyse van bestaande data uit a) openbare kwaliteitsverslagen van (innovatieve) verpleeghuizen en b) analyse van data van de landelijke Monitor Woonvormen Dementie, die in zijn vierde meetronde een verdiepingsmodule rondom leiderschap en persoonsgerichte zorg heeft opgenomen.

In FASE 2 ontwikkelen, implementeren en evalueren we de multi-component aanpak ‘Ruimte voor Zorg’, in co-creatie met onze onderzoeks (zorginhoudelijk, onderwijskundig en  organisatieverandering)-, onderwijs (MBO, HBO, WO)- en praktijkpartners om het leren en verbeteren in verpleeghuizen te stimuleren en inzichtelijk te maken. Vanuit de AWO-ZL nemen 10 zorgteams deel, uit 5 organisaties (Envida, MeanderGroep, Mosae, Sevagram en Zuyderland). Het leren en verbeteren gebeurt vanuit de driehoek “cliënt – naaste – zorgverlener”, ondersteund vanuit management en organisatie. De aanpak bestaat uit 3 elementen op verschillende niveaus:

  1. Voorwaarden voor een open leeromgeving vanuit bestuurlijke visie (strategisch);
  2. Ondersteuning van leiderschap voor visievertaling en stimulering van leren en verbeteren van cliënten, naasten en zorgverleners in de praktijk (tactisch);
  3. Inrichting van het leer- en verbeterproces van zorgverleners om samen met cliënten en hun naasten verbeteringen te realiseren (operationeel);

Het doel van deze aanpak is kritische zelfreflectie te stimuleren evenals het uitwisselen van kennis en ervaring. We borduren voort op de bestaande methodiek ‘Ruimte voor Zorg’ om de kwaliteit van zorg te meten, welke als input geldt voor de aanpak. Hierbij voeren zorgverleners van verpleeghuis 1 gesprekken met cliënten, zorgverleners en naasten in verpleeghuis 2, en vice versa. Deze aanpak stelt de zorgverlener in staat om te kijken in de keuken van een ander verpleeghuis. In actie-onderzoek wordt via korte, cyclische evaluaties de impact van het leren en verbeteren onderzocht op de kwaliteit van leven en zorg voor bewoners en kwaliteit van werk voor medewerkers. Hierin werken cliënten, naasten en zorgverleners samen als partner in het leren en verbeteren.

Vanaf de start van het project implementeren en verspreiden we kennis in onderwijs, onderzoek, beleid en praktijk (FASE 3) samen met onze (landelijke) partners.

Wat levert het op?

a) indicatoren voor het inzichtelijk maken van hoe en in welke mate zorgorganiaties aan het leren en verbeteren zijn in de verpleeghuiszorg gericht op persoonsgerichte zorg vanuit de relatie cliënt-naaste-zorgverlener;

b) een methode om het leren en verbeteren in verpleeghuizen te stimuleren vanuit de zorgrelatie (cliënt, naaste, zorgverlener) en inzicht in de toepasbaarheid en effecten op de ervaren kwaliteit van zorg vanuit cliëntperspectief en kwaliteit van werk.

Palliatieve zorg bij mensen met dementie is zeer complex en heeft een multidisciplinair karakter. In de praktijk is de zorg vaak gefragmenteerd en vindt samenwerking tussen professionals en organisaties onvoldoende plaats. Dit heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van zorg. Verder hebben zorgverleners onvoldoende competenties op het gebied van palliatieve zorg bij mensen met dementie. Enerzijds geven vooral verpleegkundigen/verzorgenden aan onvoldoende basiskennis te beschikken betreffende het herkennen en handelen bij hinderlijke symptomen en multiproblematiek (lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel). Anderzijds vinden zorgverleners het vaak moeilijk om tijdig over het naderende levenseinde in gesprek te gaan.

WAT GAAN WE DOEN IN DIT PROJECT?

Dit project bestaat uit twee met elkaar samenhangende deelprojecten:

1. Deelproject 1 gaat over competentieontwikkeling op enerzijds het gebied van basiskennis over palliatieve zorg bij mensen met dementie en anderzijds over het communiceren over het naderende levenseinde met mensen met dementie en hun naasten, thuis en in het verpleeghuis. In dit deelproject ontwikkelen, implementeren en evalueren we een competentie toolkit, die tot stand komt op basis van geïdentificeerde knelpunten en behoeften van mensen met dementie, hun naasten en zorgverleners, op het vlak van kennis en communicatie. Ook worden beschikbare leermaterialen geïnventariseerd welke aansluiten op deze knelpunten. Op basis van deze inventarisatie wordt de toolkit ontwikkeld en geëvalueerd. 

Het kennisonderdeel van de toolkit richt zich met name op verpleegkundigen en verzorgenden om hen te ondersteunen bij het identificeren en handelen t.a.v. hinderlijke symptomen (zoals pijn) en multiproblematiek. Het communicatieonderdeel van de toolkit zal interdisciplinair zijn. Thuis is deze met name bedoeld voor de verpleegkundigen/verzorgenden van de thuiszorg, huisartsen en casemanagers dementie én in het verpleeghuis voor verpleegkundigen/verzorgenden, specialisten ouderengeneeskunde, psychologen en geestelijk verzorgers. 

Het communicatieonderdeel richt zich op het tijdig op een vertrouwde wijze in gesprek gaan met mensen met dementie en hun naasten over aspecten van het naderende levenseinde, het stellen van zorgdoelen (Advance Care Planning), en het nemen van gezamenlijke besluiten (Shared-Decision Making). De toolkit maakt gebruik van innovatieve leerstijlen, waaronder ‘just in time learning’ (leren in de werkomgeving met casuïstiek). De toolkit wordt geïmplementeerd en geëvalueerd d.m.v. gevalideerde vragenlijst(en) met als uitkomstmaten: de door de betrokken zorgverleners ervaren kennis- en communicatieverbetering; en m.b.t. de mensen met dementie en hun naasten de tevredenheid over de verleende zorg en het door de naasten ervaren comfort bij overlijden.

2. Deelproject 2 gaat over het interdisciplinair samenwerken thuis en in het verpleeghuis en ook wanneer er sprake is van een transitie tussen beide om continuïteit van zorg te waarborgen. Door middel van de ‘wereldcafé methode’ (kleine kringgesprekken) en vragenlijsten worden de huidige samenwerkingsknelpunten in kaart gebracht. Ook wordt geïnventariseerd welke bestaande samenwerkingsmodellen en tools toepasbaar zijn. Op basis van deze inventarisatie wordt er een samenwerkingsstrategie ontwikkeld en geëvalueerd.

WAT LEVERT DIT PROJECT OP?

Deelproject 1:

  • lnzicht in de knelpunten en behoeften betreffende basiskennis palliatieve zorg en communicatie ‘het spreken over het levenseinde’ bij zorgverleners, mensen met dementie en hun naasten.
  • Een wetenschappelijk geëvalueerde landelijk verspreidbare competentie toolkit.
  • Verpleegkundigen/verzorgenden van de deelnemende organisaties herkennen hinderlijke symptomen en zorgvragen en handelen adequater en persoonsgerichter.
  • Zorgverleners voelen zich vertrouwd en competent het gesprek over de laatste levensfase tijdig aan te gaan.

Deelproject 2:

  • Inzicht in samenwerkingsknelpunten interdisciplinair thuis (met thuiszorg) en in het verpleeghuis en bij de overdracht tussen beide.
  • Een wetenschappelijk geëvalueerde landelijk verspreidbare samenwerkingsstrategie.
  • In de deelnemende organisaties zijn op basis van een gekozen geschikte samenwerkingsstrategie, toetsbare interdisciplinaire samenwerkingsafspraken gemaakt (o.a. over zorgplan, Multi Disciplinair Overleg (MDO) en overdracht).
  • Bij de deelnemende organisaties vindt bij de overdracht van thuis naar het verpleeghuis een volledige, persoonsgerichte ‘warme’ overdracht plaats.

De toolkit en de samenwerkingsstrategie worden verspreid binnen de partners van de participerende academische werkplaatsen, zorgaanbieders en de netwerken palliatieve zorg en dementie en zijn tevens bruikbaar in het onderwijs (MBO, HBO, Universiteit) via samenwerkingspartners.

Voor het project is 1 miljoen euro beschikbaar gesteld door ZonMw, het instituut dat gezondheidsonderzoek stimuleert. Belangrijke samenwerkingspartners zijn o.a. Zuyd Hogeschool, Huis voor de Zorg, Academische Werkplaats Ouderenzorg Zuid-Limburg, Vivantes, Envida, Hulp bij Dementie, Vilans, V&VN, IKNL, CZ, Expertise Centrum Palliatieve Zorg MUMC+, Consortium Palliatieve Zorg Limburg en Brabant, en Propallia, Netwerk Palliatieve zorg Westelijke Mijnstreek, Zuyderland Zorgcentra is penvoerder van het project. 

Contactpersonen:
Sascha Bolt, PhD student - s.bolt@maastrichtuniversity.nl
Chaan Khemai, PhD student - c.khemai@maastrichtuniversity.nl
Judith Meijers, projectleider/senior onderzoeker - j.meijers@maastrichtuniversity.nl