Nationale Kunstweek

Een unieke roofkunstzaak

Het begon met een overzees telefoontje, afkomstig van de advocaten van het Californische Norton Simon Museum. Niet veel later was universitair docent Lars van Vliet als getuige-deskundige betrokken bij een geruchtmakende rechtszaak. De inzet: een tweeluik van Lucas Cranach de Oudere, als roofkunst terug- geclaimd door de erfgename van de Joodse kunsthandelaar Jacques Goudstikker. Mede door het onderzoek van Van Vliet ving zij na een proces van twaalf jaar bot. 

“Ik heb me altijd enorm voor kunst geïnteresseerd, maar ik had nooit kunnen bedenken dat ik bij zo’n procedure betrokken zou raken,” zegt Van Vliet, gespecialiseerd in rechtsvergelijkend privaatrecht. Hij kijkt terug op een “ontzettend leerzame en spannende periode” waarin hij tientallen meters aan archief doorploegde. Een race tegen de klok met als doel om naoorlogse, Nederlandse wetgeving en jurisprudentie - grotendeels onontgonnen terrein - te reconstrueren en tot in het kleinste detail uit te leggen aan advocaten van het Amerikaanse topkantoor Munger, Tolles & Olson.

Dat deed hij met succes. Tijdens een zeven uur durend verhoor kon de tegenpartij zijn verhaal nergens ontkrachten. En belangrijker nog, op basis van zijn input wisten de advocaten de Amerikaanse rechters ervan te overtuigen dat het Norton Simon Museum in Pasadena de rechtmatige eigenaar is van Cranachs tweeluik ‘Adam en Eva’. Van Vliet: “Het was een fantastische ervaring om met dit soort razend intelligente advocaten samen te werken. Ik merkte dat ze, hoe complex de materie ook was, meteen in de gaten hadden wat ik bedoelde.”

cranach
Lucas Cranach de Oudere, Adam en Eva
Jolien Linssen (text), Hugo Thomassen (photography)

Goudstikker en Göring

Het verhaal van de Goudstikker kunstroof begint in Amsterdam in 1940. Jacques Goudstikker is op dat moment één van de grote kunsthandelaren in West-Europa. Vlak na de Duitse inval vlucht hij samen met zijn echtgenote Dési en hun zoontje Edo per boot naar Engeland. Door een noodlottig ongeval overlijdt hij aan boord van het schip. Al gauw krijgt het achtergebleven personeel in Amsterdam bezoek van vertegenwoordigers van nazi-topman Hermann Göring, een verwoed kunstverzamelaar. 

“Je zou verwachten dat Göring alles zomaar in beslag neemt, maar het loopt anders,” legt Van Vliet uit. “In het begin van de oorlog beschikt hij kennelijk over enorme hoeveelheden geld. Na lange onderhandelingen worden ruim elfhonderd kunstwerken tegen inkoopprijs aan hem verkocht.” Voor het onroerend goed in het bezit van Goudstikker - Buitenplaats Oostermeer, Kasteel Nijenrode en het kantoorpand aan de Herengracht - wordt wel een schijntje betaald; een zakenvriend van Göring weet dit te bemachtigen voor de helft van de waarde.  

Na de oorlog

Al tijdens de oorlog werkt de Nederlandse regering in Londen aan wetgeving om dit soort gedwongen transacties ongedaan te maken. Slachtoffers kunnen om vernietiging van de koopovereenkomst vragen, wat niet alleen betekent dat de onder dwang verkochte goederen worden geretourneerd, maar ook dat het daarvoor ontvangen bedrag moeten worden teruggegeven.  

“Uit stukken van de Goudstikker NV die we gevonden hebben, blijkt dat de Goudstikker NV er na taxatie bewust voor heeft gekozen om alleen het onroerend goed en niet de kunstcollectie terug te claimen,” vertelt Van Vliet. “Voor de kunst was immers een aanzienlijk bedrag betaald, de NV zou liquiditeitsproblemen krijgen en een nieuwe kunsthandel zou moeten worden opgericht. Kortom: een zakelijke en legitieme afweging, die welbewust gemaakt is.”

Wanneer de Goudstikker NV afziet van het terugclaimen van de schilderijen worden deze op grond van naoorlogse wetgeving definitief eigendom van de Nederlandse Staat. Zoals Van Vliet heeft aangetoond, kan de Staat er vanaf dat moment mee doen wat hij wil. En zo kan het gebeuren dat het tweeluik ‘Adam en Eva’ in 1966 wordt verkocht aan een erfgenaam van de Russische adellijke familie Stroganoff, die het op zijn beurt weer verkoopt aan Norton Simon.  

lars van vliet

Erfgenaam Marei von Saher

Op het moment dat erfgename Marei von Saher, de weduwe van Goudstikkers zoon Edo, aanspraak maakt op dit werk, is zij al een jaren bezig met een felle juridische strijd om zoveel mogelijk schilderijen in haar bezit te krijgen. Haar belangrijkste wapen is een advies van de Nederlandse Restitutiecommissie. Als gevolg hiervan kreeg zij in 2005 alsnog meer dan tweehonderd werken terug van de Nederlandse Staat.

“Dat heeft haar frisse moed gegeven om ook de rest van de collectie terug te claimen,” stelt Van Vliet. “Alleen het Norton Simon Museum heeft het aangedurfd om het tot een procedure laten komen, waarschijnlijk vanwege de unieke geschiedenis van Cranachs tweeluik. Het was namelijk al gestolen kunst toen Jacques Goudstikker het in 1931 op een veiling in Berlijn kocht van de Sovjets. De communisten roofden kunst van de adel en de kerk voor investeringen in landbouw.  Toen Goudstikker het tweeluik uit de ‘Sammlung Stroganoff’ kocht, wist hij dat hij roofkunst kocht. Het is daarom een unieke zaak, waarin het zowel gaat over kunstroof in de communistische Sovjetunie en Nazi-Duitsland.”

Poten in de klei

De rechter in de District Court heeft geen woorden gewijd aan de roof door de Sovjets en sprak zich slechts uit over de vraag of de Nederlandse Staat in de jaren veertig en vijftig rechtmatig eigenaar is geworden van Goudstikkers schilderijen. Hij besliste op grond van Van Vliets onderzoek dat dit het geval is geweest. Adam en Eva blijven dus in het Norton Simon Museum. “Deze zaak is absoluut geen typisch geval van kunstroof van Joden omdat er een aanzienlijk bedrag is betaald en het slachtoffer na de oorlog  weloverwogen besloten heeft het geld te houden,” benadrukt Van Vliet. Daar komt nog bij dat Goudstikker hoogstwaarschijnlijk zelf geen eigenaar was van het tweeluik omdat het om Russische roofkunst ging. " Er zijn veel andere gevallen denkbaar waarin het moreel onacceptabel is om vast te houden aan een strakke verjaringstermijn, en waarin je naar andere oplossingen moet zoeken om roofkunst terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen.”

Voor Van Vliet was het voor het eerst dat hij in de praktijk met een roofkunstzaak bezig is geweest. “Het was ontzettend intens, maar tegelijkertijd geeft het energie, ook omdat je die kennis met je studenten kunt delen. Het is de bedoeling dat we hier aan de faculteit meerdere vakken op het gebied van kunstrecht gaan aanbieden, en die uiteindelijk uitbouwen tot een masterprogramma. Voor mij is het daarom belangrijk om aan procedures te blijven meewerken. Om dit specialisme verder uit te bouwen, moet je echt met twee poten in de klei staan.”

Lees ook

Meer nieuws