De strijd tegen overgewicht: verder kijken dan het gemiddelde

Ongeveer de helft van de Nederlanders heeft overgewicht of obesitas en daarmee een verhoogd risico op gezondheidsproblemen zoals diabetes en hart- en vaatziekten. Daar is niet één oorzaak voor aan te wijzen, dus er is ook geen one-size-fits-all-behandeling waarmee iedereen succesvol op een gezond gewicht komt. Anne Roefs, hoogleraar psychologie en neurowetenschappen van abnormaal eetgedrag aan de Universiteit Maastricht, start een groot onderzoek naar de oorzaak van overgewicht op persoonlijk niveau om behandelingen beter op maat te kunnen maken en de slagingskans daarvan te vergroten en gewichtsverlies te behouden.

Hormonale verstoringen, stress, of een snackbar om de hoek – al deze factoren dragen gemiddeld genomen een beetje bij aan de ontwikkeling van overgewicht. Dat een ongezond gewicht het resultaat is van een combinatie van zulke biologische, psychologische en omgevingsfactoren, daar zijn wetenschappers het wel over eens. Ook is duidelijk dat mensen door een intensieve leefstijlinterventie gemiddeld genomen gewicht verliezen. Toch heeft niet iedereen baat bij zo’n behandeling, en daarom wil Anne Roefs verder kijken dan dat gemiddelde van een groep mensen. Ze verwacht dat de belangrijkste oorzaak van overgewicht en obesitas per persoon verschilt. “Voor sommigen heeft de sociale omgeving een grotere invloed op een ongezond voedingspatroon dan voor anderen, en weer iemand anders heeft misschien te weinig geld voor gezonde voeding of een sportabonnement. Verschillende oorzaken vragen om verschillende benaderingen.” 

Met haar nieuwe onderzoek wil Roefs de oorzaak en instandhouding van overgewicht beter begrijpen, om in de toekomst op maat gesneden behandelingen te ontwikkelen. Daarvoor zoekt ze 600 deelnemers: 200 mensen met een gezond gewicht, 200 met overgewicht en 200 met obesitas die tijdens een testdag op de Universiteit Maastricht vragenlijsten willen invullen, bloed willen laten afnemen, hun vetpercentage willen laten bepalen, een botscan en een korte fitheidstest willen doen. Samen met Gijs Goossens, hoogleraar cardiometabole fysiologie van obesitas bij onderzoeksinstituut NUTRIM, en dr. Lotte Lemmens, universitair docent, begeleidt ze drie promovendi en een onderzoeksmedewerker die met de gegevens aan de slag gaan om de oorzaak en instandhouding van obesitas te ontrafelen.

Profielen

Een van die promovendi is Jikke Hesen. Zij zal de verzameling van persoonlijke, biologische, psychologische, omgevings- en gedragsinformatie per deelnemer omzetten in individuele profielen. “Omdat er niet oneindig veel verschillende profielen zullen zijn, willen we subgroepen met vergelijkbare profielen identificeren. Stel dat er bijvoorbeeld zes verschillende profielen naar voren komen, zou je dan op basis van iemands profiel kunnen voorspellen hoe actief iemand is, of hoe gezond iemand eet in het dagelijks leven?" 

Om deze vraag te beantwoorden, legt ze gedurende drie weken het dagelijkse bewegings- en eetgedrag van deelnemers onder een vergrootglas. Deelnemers krijgen een Garminhorloge dat hun fysieke activiteit bijhoudt, en in een app ontvangen ze acht keer per dag korte vragen over wat ze doen en met wie ze zijn. "Hiermee kunnen we nagaan of mensen in het dagelijks leven vaker gezond of ongezond eten wanneer ze zich bijvoorbeeld gestrest voelen, in het gezelschap van anderen zijn, of juist wanneer ze alleen zijn. Ook kunnen we bijvoorbeeld onderzoeken of mensen met een specifiek profiel vaker een minder actieve leefstijl hebben dan andere groepen.”

Leefstijlinterventie

Eva Vanbrabant richt haar promotie-onderzoek op de behandeling van overgewicht en onderzoekt of de profielen kunnen voorspellen wie baat heeft bij een leefstijlinterventie. Daarom krijgt de helft van de deelnemers met overgewicht of obesitas een intensieve leefstijlinterventie, waarbij ze onder begeleiding van een leefstijlcoach werken aan een gezond voedings- en beweegpatroon en psychologische begeleiding krijgen in de vorm van cognitieve gedragstherapie (CGT). Om te bepalen welke mensen met goede informatie zelfstandig kunnen afvallen, ontvangt de andere helft van de deelnemers wel het boek dat bij de leefstijlinterventie hoort, maar krijgen zij geen begeleiding van een coach. Het lot bepaalt welke behandeling de deelnemer krijgt. 

Vanbrabant toetst vervolgens of het dagelijks eet- en beweeggedrag van de deelnemers gezonder wordt tijdens en na de interventie, en of er een samenhang is met gewichtsverandering. “Het probleem is dat je op dit moment pas wordt doorverwezen naar een gecombineerde leefstijlinterventie als je al obesitas hebt, of overgewicht met comorbiditeit. Die interventie is niet intensief genoeg en er is een enorme wachtlijst. Als we straks weten welke mensen met de juiste informatie zelf kunnen afvallen en bij wie een intensievere interventie de meeste kans van slagen heeft, dan kun je eerder en gerichter gaan doorverwijzen.” 

Anne Roefs en team

Jojo-effect

Na een interventie komen mensen soms weer aan. Daarom onderzoekt promovendus Codrin Mironiuc wat er na afloop van de interventie met gedrag en gewicht gebeurt. Bij mensen die in het eerste half jaar na de interventie drie kilo of meer aankomen of afvallen, onderzoekt hij veranderingen in bijvoorbeeld gedrag, emoties en sociale omstandigheden. “Wat voorspelt nou dat jojo-effect, wat verklaart nu dat je weer aankomt nadat je eerst bent afgevallen of juist nog meer afvalt? Daar zou een gedragsverandering aan vooraf moeten gaan, en als we weten wanneer dat gebeurt dan kunnen we op dat moment ingrijpen.” Daarvoor kijkt hij zowel naar de profielen, als naar het gedrag in het dagelijks leven.

Snelle verwijzing

Voor het onderzoek bepaalde het onderzoeksteam in nauwe samenwerking met andere experts welke psychologische, biologische, gedrags-, persoonlijke gegevens verzameld moeten worden om goed inzicht te krijgen in persoonlijke oorzaken van overgewicht en obesitas. Maar met het de testdag voor het onderzoek van Roefs is een deelnemer nog steeds vijf uur bezig. Daarom is Roefs ook geïnteresseerd in het identificeren van de meest voorspellende factoren voor gedrag en het succes van een interventie. “Stel bijvoorbeeld dat we met al onze variabelen zes verschillende groepen kunnen onderscheiden. Als dezelfde groepen ook kunnen worden geïdentificeerd met minder en makkelijk te meten gegevens, dan kan een huisarts straks sneller beoordelen welke behandeling het meest effectief zou kunnen zijn voor een specifieke patiënt.”

Meedoen aan dit onderzoek? Kijk voor meer informatie op de website.

Dit verhaal is eerder gepubliceerd op de website van Maastricht UMC+.

Lees ook