Interview

De muzikale, sportieve psycholoog

Als een ding duidelijk wordt na een uitgebreid gesprek, is het dat ze behalve een succesvolle carrière in de wetenschap, ook succesvolle carrières had kunnen hebben in de muziek of sport. De twee woorden die het meest vallen, zijn ‘plezier’ en ‘inhoud’; de leidraad voor al haar keuzes. Aan carrièreplanning doet ze niet. Anita Jansen, hoogleraar experimentele klinische psychologie en decaan van de Faculty of Psychology and Neuroscience, is sinds 2017 lid van de KNAW.

“Natuurlijk ben ik blij met de benoeming, het is enorm eervol, maar persoonlijk hecht ik niet zo aan titels en hiërarchie. Het gaat mij om de inhoud. Het verbaast me hoe strategisch jonge wetenschappers tegenwoordig bezig zijn. Alles is gericht op ‘hoe kan ik professor worden?’ en ze komen bij mij langs om te “netwerken”. Terwijl ik denk: waar is de lol in je onderzoek? Dat heeft ongetwijfeld te maken met de hogere prestatiedruk. Maar toen ik hier halverwege de jaren 80 bij de groep experimentele psychopathologie (EPP) begon, hadden we het over niets anders dan ons onderzoek; overdag op het werk en ’s avonds in de kroeg. Jonge honden waren we, continu bezig experimenten te bedenken.” En tussen de middag verzorgden zij en een collega lunchconcerten. “Speelden we stukjes van Bach, hij op de gitaar, ik op de viool. Die sfeer van toen probeer ik als decaan weer een beetje terug te krijgen hier op de faculteit. Ons bestuur luncht maandelijks met groepjes universitair docenten zodat we weten wat ze bezighoudt. Wat gaat goed, wat niet en wat zou er moeten veranderen. Maar ook de ondersteunende mensen wil ik erbij betrekken. We zijn een OBP academy gestart waarin onze wetenschappers lezingen geven over hun onderzoek, zodat onze OBP’ers, die zich ook keihard voor onderzoek en onderwijs inzetten, weten waarvoor ze het doen”, vertelt ze enthousiast. “Ik wil terug naar onze kerntaken: excellente wetenschap bedrijven en excellent onderwijs geven.”

Anita Jansen UMagazine1
Annelotte Huiskes (text), Philip Driessen (photography)

Alles is leuk

Anita Jansen komt niet uit een academisch milieu. Geboren en getogen in Utrecht, is ze de middelste in een katholiek gezin met vijf kinderen. “Mijn vader legde op straat communicatiekabels aan en heeft zich later opgewerkt tot kantoorbeambte bij de PTT. Mijn moeder was huisvrouw en zorgde voor de kinderen. Een fijne jeugd. Ik vond als kind heel veel leuk: ik voetbalde graag met mijn jongere broer, maar speelde ook met poppen en las graag boeken. Als puber was ik zeer links en kritisch. Ik zat bij de schoolkrant, had linkse vrienden met lange haren en dat botste natuurlijk wel eens thuis. Maar ik hield net als mijn vader van muziek. Zijn familie was heel muzikaal. Er was geen geld voor een muziekinstrument, maar zingen in een koor kostte niets, dus dat deden veel van zijn broers en zussen. Toen ik jong was wilde ik heel graag piano en viool spelen, maar ons huis was daarvoor te klein en gehorig dus kreeg ik op mijn 15e een orgel met koptelefoon. Niet echt wat ik wilde, maar ik kon tenminste spelen. Op mijn 16ekocht ik van mijn eigen gespaarde geld mijn eerste viool voor 100 gulden bij een Chinese winkel. Die klonk natuurlijk nergens naar. Toen mijn ouders zagen dat het menens was, kochten ze een betere viool. Ik leerde heel snel en werd twee jaar later toegelaten tot het voorbereidingsjaar van het conservatorium. Daar merkte ik dat ik een te grote achterstand had op mijn medeleerlingen, die vaak vanaf heel jong speelden. Ik koos voor een studie psychologie en ontdekte al snel dat ik vooral onderzoek heel leuk vond.”
Maar alleen achter de boeken zitten is niets voor haar. Ze sportte ook graag en goed. Voetbal was haar eerste grote liefde. “Toen ik onze dames tijdens het EK zag, dacht ik nog: o dat had ik ook wel gewild, maar dat was toen nog niet. Ik voetbalde veel op straat, met de jongens, maar ik mocht van mijn ouders niet bij een vereniging want zij vonden het geen meisjessport.” Dus werd het, na een kleine uitstap naar tennis, basketbal. “Ik heb één jaar getennist en werd meteen clubkampioen. Ik had gewoon een goede conditie en kon hard slaan. Maar ik viel een beetje uit de toon, omdat ik in een sportbroek tenniste in plaats van het verplichte rokje. Ik ontdekte basketbal en dat vond ik pas echt leuk.” Ondanks dat ze ook hier redelijk laat mee begon, ging het zo goed dat ze bij de Utrechtse Cangeroes in de promotiedivisie mee kon spelen. “Ik woonde met teamgenoten in een huis en heb er vrienden voor het leven aan overgehouden.”

Het allerleukste

In 1984 vertrekt Jansen voor een stage naar Maastricht omdat daar onderzoek naar anorexia gedaan werd. “Ik vond anorexia heel interessant. Het was toen ook een hot topic, de damesbladen stonden er vol van. En hier zat de expert op dat gebied.”
Door inhoud gedreven maakt ze haar keuzes en ze is niet bang ongebaande wegen te bewandelen. Zo raakt ze na haar eerste stage bij klinische psychologie bevlogen door het vernieuwende experimentele onderzoek naar gedragsstoornissen in Maastricht. Ze blijft voor een extra stage en geeft een eigen draai aan haar afstudeertraject. “Omdat ik klinische psychologie in die tijd veel te soft vond, te weinig gericht op onderzoek, wilde ik twee hoofdrichtingen, fysiologische en klinische psychologie, met elkaar verbinden. De examencommissie stemde toe. Die combinatie van biologie en psychologie, van lichaam en geest, dat vond ik pas interessant.”
Eenmaal afgestudeerd krijgt ze in Maastricht meteen een baan als docent. Ook nu trekt ze haar eigen plan, ze zet als een van de eersten experimentele onderzoeksmethoden in om eetstoornissen te bestuderen. “Bij experimenteel onderzoek probeer je in een laboratoriumsituatie de causaliteit van iets te onderzoeken. Bijvoorbeeld: als ik mensen verdrietig maak, gaan ze dan meer eten?” En zo begint haar baanbrekend onderzoek naar eetstoornissen waarvoor ze in 2011 een Vici-beurs ontvangt. Samen met haar team ontdekt ze onder meer dat eetgedrag grotendeels aangeleerd is en dat mensen met een eetstoornis een realistischer beeld hebben van hun lichaam dan gezonde mensen. “Mijn kracht is denk ik dat ik dingen goed tot hun kern kan terugbrengen en ik ben creatief, zeggen ze. Ik heb ideeën genoeg, en kan goed simpele experimenten bedenken. Ik schrijf graag en probeer in mooie stukken mensen te overtuigen van mijn ideeën, dat is ook belangrijk.”

Tussenjaren

Terugblikkend op haar eerste tijd hier in Maastricht, wordt duidelijk dat het onderzoek hier geweldig was, maar dat de overgang van Utrecht naar Maastricht in eerste instantie nog niet meeviel. “Zeg maar gerust dat het een cultuurshock was. Ik zag er in die tijd nogal punkie uit. De mensen keken me na op straat en toen de paus hier op bezoek kwam, werd ik door de politie als verdacht sujet aangehouden”, vertelt ze lachend. Ze woont ook nog maar kort in Maastricht wanneer haar beide ouders binnen een half jaar overlijden. Haar vader, 53 jaar, sterft aan huidkanker, haar moeder aan een hartinfarct, 57 jaar oud. “Dat was een zware tijd. Mijn vader was al ernstig ziek toen ik naar Maastricht ging. Het was een reden voor mij om niet te gaan, maar daar wilde hij niet van weten. Er werd thuis niet veel over gevoelens gepraat, het was meer van ‘niet zeuren doorgaan’. Daardoor is hij ook te laat met een melanoom naar de arts gegaan. Mijn moeders dood was volkomen onverwacht. Daar sta je dan, 25 jaar en moet je dingen regelen waar je nooit over nagedacht hebt.”

Anita Jansen UMagazine2

Het leven gaat door maar na tien jaar Maastricht wil ze terug naar de Randstad. “Ik kon een baan krijgen in Utrecht maar Louis Boon, die toen decaan was, heeft het slim aangepakt. Hij zei: ‘Ga gewoon een jaar en kom daarna weer terug.’ En zo ging het, ik ben als gastonderzoeker naar Amsterdam gegaan, heb aan de UvA mijn man (Fren Smulders) leren kennen en we zijn samen teruggekomen. Hij was daar postdoc en deed EEG onderzoek. Ik wilde graag terug omdat ik het unieke Maastrichtse EPP onderzoek erg miste. Ook Fren kon hier bij de nieuwe faculteit Psychologie aan de slag. Een succesvol jaar dus”, vult ze lachend aan. Een tijdje ertussenuit, dat zou vaker en beter gefaciliteerd moeten worden voor alle onderzoekers, vindt ze. Zo heeft ze in 2007 een ‘sabbatical’ genomen waarin ze met manlief en drie kleine kinderen een jaar naar Nieuw Zeeland is gegaan. “We werkten allebei aan de University of Otago. Ik heb er tientallen artikelen geschreven, heerlijk. Daar kom je dan eindelijk aan toe.”

Zonder einde

Nu de kinderen bijna allemaal de deur uit zijn, merkt ze dat ze weer meer tijd voor andere dingen krijgt. “En dat wordt dan toch weer werk”, zegt ze schaterend. Dat de Vici-beurs is afgelopen vindt ze jammer: “Er is niets mooiers dan werken met zo’n  geweldig team van goede aio’s.” Hoe ziet ze de laatste tien jaar tot haar pensioen voor zich? “Ik kan een bijdrage leveren aan de cultuurverandering van de faculteit. Ik had het niet gedacht, maar ik vind decaan zijn enorm leuk. En hoezo ga ik ooit met pensioen?”

Lees ook

Meer nieuws