Internationale berechting van misdrijven: wat doen we wel en wat doen we niet?

door: in Rechtsgeleerdheid
Placeholder

de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)

Burundi heeft zich zojuist teruggetrokken uit het Internationaal Strafhof (ICC); degenen die verantwoordelijk zijn voor het neerhalen van vlucht MH17 zijn nog steeds op vrije voeten; tegelijkertijd heeft het geweld in Syrië, de Democratische Republiek Congo en Darfur geleid tot de dood of ontheemding van honderdduizenden mannen, vrouwen en kinderen, met nog vele anderen die in levensgevaar verkeren.

Toch is ondanks de honderdduizenden daders die betrokken zijn bij het plegen van internationale misdrijven, de kans groter om te worden vervolgd voor winkeldiefstal dan voor het plegen van dergelijke zeer ernstige misdrijven.

Ondanks het feit dat de internationale gemeenschap “nooit meer” heeft geroepen na de Holocaust, lijken verschrikkelijke gebeurtenissen voort te duren.

Waarom is dit het geval? Ruim zeventig jaar na de rechtszaken in Neurenberg en Tokio, en meer dan twintig jaar sinds de instelling van de ad hoc-tribunalen voor het voormalig Joegoslavië en Rwanda, stellen wij ons de vraag: is er iets mis met het Internationaal Strafhof? Zijn de juiste structuren aanwezig? Wat gebeurt er met de slachtoffers? Lijden zij decennia later nog steeds onder de gevolgen?

Dit leidt ons tot de vraag: als het gaat om de internationale berechting van misdrijven, wat doen we wel en wat doen we niet?

Drie sprekers hebben deze vraag aan de orde gesteld door te kijken naar: de berechting van internationale misdrijven (Professor André Klip, Universiteit Maastricht); de rechten van de slachtoffers (Professor Liesbeth Zegveld, Universiteit van Amsterdam); en de kosten en effectiviteit van het internationaal rechtssysteem (Professor Ernst Hirsch Ballin, Tilburg University en Universiteit van Amsterdam).

Professor Klip opende de avond door de grote verwachtingen te benadrukken die worden gesteld aan het internationaal strafrechtstelsel, onder andere door de realiteit rondom internationaal strafrecht in deze complexe geopolitieke wereld onder de loep te nemen. De betrokkenheid van staten bij het aanpakken van misdrijven die in of door andere staten worden gepleegd, brengt namelijk niet alleen problemen rondom staatssoevereiniteit met zich mee, maar het is ook een ondankbare taak die politieke en diplomatieke gevolgen heeft. Hierdoor hebben slechts een zeer beperkt aantal landen de taak op zich genomen om misdrijven te berechten die buiten hun eigen grenzen zijn begaan. Deze inspanningen door een handvol staten worden vaak niet onderling gecoördineerd, wat leidt tot dubbel werk.

Professor Klip doet een suggestie voor een alternatieve manier van werken: iedere onafhankelijke staat focust zich op een specifiek land of conflict, om zodoende middelen efficiënter in te zetten.

Professor Zegveld, een praktiserende advocaat gespecialiseerd in de rechten van de slachtoffers, bracht de complexiteit van de positie van de slachtoffers van internationale misdrijven ter sprake. De grote aantallen slachtoffers, en de moeilijkheid om de causaliteit tussen de zwaarste misdadigers vast te stellen - die vaak ver van de plaats delict handelen - maken het moeilijk om rechtvaardigheid te verkrijgen evenals vergoedingen voor slachtoffers. Hoewel zowel internationale als nationale rechtbanken in toenemende mate aandacht besteden aan de rechten van de slachtoffers, lijken slachtoffers steeds vaker te worden behandeld als de kwetsbare derde partij, in plaats van als individuen die recht hebben om gecompenseerd te worden voor de schending van hun mensenrechten. Frans van Anraat, een Nederlandse zakenman die grondstoffen leverde aan Irak voor het maken van mosterdgas dat tegen burgers werd gebruikt, is door het Gerechtshof in Den Haag tot 17 jaar gevangenisstraf veroordeeld. De slachtoffers werden echter verwezen naar de Nederlandse civiele rechter voor het verkrijgen van vergoedingen. Het verkrijgen van vergoedingen voor (alle) slachtoffers is een uitdaging gebleken - er blijkt geen eenduidige oplossing te zijn die een antwoord biedt op alle problemen.

Professor Ballin heeft de avond afgesloten door de voor- en nadelen van het internationale rechtssysteem te benoemen: met name door vragen te stellen met betrekking tot de effectiviteit en de kosten van het Internationaal Strafhof, zeker gezien het feit dat er tot op heden slechts een klein aantal daders van internationale misdaden zijn veroordeeld, terwijl vele anderen vervolging vermijden als gevolg van staatsimmuniteit of andere complicerende juridische factoren. Positieve ontwikkelingen met betrekking tot het internationale rechtssysteem omvatten onder andere de oprichting van internationale instellingen zoals de International Commission of Missing Persons in Den Haag. Dergelijke initiatieven zijn bedoeld om bij te dragen aan grensoverschrijdende inspanningen om degenen die internationale misdaden hebben gepleegd terecht te stellen. Uiteindelijk is het doel van het versterken van het internationale rechtssysteem, het vervullen van een preventieve rol door een globale consensus te bereiken over het feit dat ernstige schendingen van de mensenrechten niet ongestraft mogen blijven.

Tot slot: het internationale strafrechtssysteem is zeker niet de panacee, maar het vervult een belangrijke en noodzakelijke rol. De huidige inspanningen van zowel internationale als binnenlandse rechtbanken kunnen, gezien de omvang van de internationale misdaden, als beperkt worden beschouwd. Toch blijven zij onmisbaar in het uitbrengen van een duidelijke boodschap en anders dan vroeger, is de kans zeer wel aanwezig, dat daders ter verantwoording worden geroepen.

Labels: