Ontsteking en trombose, eindelijk herenigd!
Afgelopen november hield Rory Koenen zijn oratie naar aanleiding van zijn benoeming tot hoogleraar in 2023 bij onderzoeksinstituut CARIM. De leerstoel die hij bekleedt is “Biochemie van Vasculaire Ontsteking en Trombose” en het onderzoek van Rory laat zich het beste omschrijven als de zoektocht naar de rol van ontstekingsprocessen bij het ontwikkelen van trombose. Hierin beperkt hij zich niet tot de welbekende arteriële- en veneuze trombose, maar neemt hij ook de microtrombose onder de loep, aangezien Koenen van mening is dat kleine stolsels vele malen meer ontsteking-gerelateerd zijn dan grote bloedstolsels. Zijn inaugurele rede was dan ook getiteld: “Ontsteking en trombose, eindelijk herenigd!”
Trombose
Er zijn twee klassieke hoofdtakken binnen trombose: arteriële trombose en veneuze trombose. “Arteriële trombose is hoofdzakelijk een leefstijl ziekte, waarvan we weten dat deze wordt veroorzaakt door weinig bewegen, vet- en ongezond eten en roken”, zo vertelt Rory Koenen. “Dit leidt uiteindelijk tot een pathologische verdikking van de vaatwand van de kransslagader die vervolgens kapot kan gaan. Het is in principe een wond, waardoor de bloedplaatjes in het lichaam denken “die moeten we dichten” en dat doen ze dan ook netjes door een afsluitende plug te vormen. Echter, wordt hierdoor dan tevens gelijk de rest van de bloedstroom afgesloten wat leidt tot een hartinfarct of beroerte”.
Bij veneuze trombose, een bloedprop in een van de oppervlakkige aders, zijn de risicofactoren wat minder duidelijk en niet op leefstijl terug te voeren, zoals bij arteriële trombose wel het geval is. Gedeeltelijk kan een verhoogd risico op veneuze trombose worden verklaard door het gebruik van de anticonceptiepil en de hormonen die het lichaam door inname hiervan binnenkrijgt. Een andere welbekende factor is de lange zit in een vliegtuig of een bus die een (in de volksmond genoemd) trombosebeen kan veroorzaken. Deze factoren verklaren echter maar een klein deel van de gevallen.
Trombose in de haarvaten
Naast arteriële- en veneuze trombose, bestaat er ook een vorm van trombose in de haarvaten, de kleine bloedvaatjes rondom de organen, ook wel micro vasculaire trombose of microtrombose genoemd. Dit komt o.a. voor bij de zeldzame auto-immuunziekte Trombotische Trombocytopenische Purpura, of kortweg TTP. Een vervelende aandoening, want de klassieke anti-trombose medicijnen werken nauwelijks bij trombose in de haarvaten, aangezien deze medicijnen een anti-stollende werking hebben specifiek ontwikkeld voor grotere aders. Artsen grijpen bij de behandeling van TTP dan ook naar minder voor de hand liggende methoden om deze kleine stolsels in de haarvaten aan te pakken, zoals bijvoorbeeld bloedplasma uitwisseling en immuun onderdrukkers.
Ontsteking
Sinds het afgelopen decennium bestaat er binnen de wetenschap het vermoeden dat er naast de eerdergenoemde risicofactoren ook ontsteking gerelateerde factoren een rol spelen in het ontwikkelen van trombose.
“Dat vond ik natuurlijk heel erg leuk, aangezien ik aan de universiteit van München en Aken veel onderzoek heb gedaan naar ontstekingen. Nu vielen voor mij de twee achtergronden die ik heb opgedaan in mijn onderzoeken samen, trombose en ontsteking, en er zijn niet veel mensen die deze combinatie van expertise bezitten”, aldus Rory Koenen.
Hij wil zijn leerstoel getiteld “Biochemie van Vasculaire Ontsteking en Trombose” in de richting sturen van de rol van ontstekingsprocessen bij trombose. Tijdens de COVID-19 pandemie waren er opvallend veel patiënten met trombose, veel meer dan tijdens een infectie met de griep. Ook bij een infectie als sepsis, een bloedvergiftiging met bacteriën, wordt dit verband geconstateerd. Rory vindt het dan ook bijster interessant om verder te onderzoeken hoe ontstekingen tot trombose kunnen leiden.
Modelleren van trombose
Om de rol van ontstekingsprocessen vast te leggen is het volgens Koenen van belang de drie vormen van trombose goed te modelleren.
Rory: “Grote stolsels, zoals bij arteriële- en veneuze trombose, zijn in mijn ogen gedeeltelijk ontsteking gerelateerd, maar kleine stolsels, zoals bij micro-trombose, zijn waarschijnlijk vele malen sterker ontsteking gerelateerd. Belangrijk dus om dit aan te tonen en in kaart te brengen”.
Bij het modelleren en ook tijdens het onderzoek, wil Rory bij elk van de drie vormen van trombose de ontstekingscomponent goed afdekken. Inmiddels zijn ze redelijk goed in staat om arteriële trombose te modelleren met behulp van zogeheten “flowchambers” en in mindere mate ook de veneuze variant, maar daarnaast wil hij samen met andere collega-onderzoekers proberen om eveneens de micro vasculaire trombose in een modelsysteem onder te brengen. Dat laatste blijkt echter nog niet zo gemakkelijk omdat het model diverse componenten van het immuun-, bloedvat- en stolsysteem moet bevatten.
Zodra er in de toekomst een goed model ontwikkeld is dat trombose in de haarvaten adequaat weergeeft en exact in kaart brengt hoe dit ontstaat, dan kan er gestart worden met het ontwikkelen van een medicijn dat deze kleine stolsels in de bloedvaatjes rondom de organen aanpakt, zodat er eindelijk een meer effectieve behandelmethode mogelijk is voor microtrombose die gericht is op antistolling.
Impact van het onderzoek
Volgens Rory Koenen wordt er bij de diagnose en behandeling van trombose van oudsher slechts gekeken naar één systeem in het lichaam, namelijk het bloed, en trombose wordt dan ook al een eeuw lang gezien als een obstructie van bloed. Echter liet men de andere gemene deler in verschillende vormen van trombose, te weten ontstekingsprocessen, hierin vooralsnog volledig links liggen.
“Ontsteking en stolling zijn veel sterker met elkaar verweven dan wij denken. In de diagnostiek zou dus veel meer aandacht moeten komen voor specifieke biomarkers van ontsteking en wat deze ons kunnen leren over de trombotische patiënt”, vertelt Rory.
Hij hoopt dat er in de toekomst, mede door zijn onderzoek, door artsen bij een aandoening als trombose niet meer alleen naar de klassieke methode wordt gegrepen, maar er ook nieuwe wegen worden bewandeld door tevens naar ontstekingsmarkers te kijken.
Toekomstmuziek
Momenteel is het nog onmogelijk, zeker bij veneuze trombose, om te voorspellen welke personen deze aandoening krijgen en wie niet, in ieder geval voor degenen bij wie dit niet genetisch bepaald is. Het is ook nog niet eenvoudig specifieke risicogroepen te identificeren, afgezien van patiënten met bepaalde vormen van kanker. Natuurlijk is er wel data beschikbaar van patiënten die reeds veneuze trombose hebben of gehad hebben.
Rory: “Het is dan ook mijn droom om met behulp van deze patiëntgegevens een of meerdere prognostische markers vast te stellen, zodat het in de toekomst wel mogelijk is, of in ieder geval beter mogelijk is, om deze voorspelling te maken”.
Hij hoopt academici én patiënten te inspireren om een andere kijk op zaken te hebben en de wetenschap te blijven uitdagen door niet zomaar iets voor lief aan te nemen wat al jaren zo in de medische handboeken staat. “Je moet altijd in het achterhoofd te houden dat dingen in de medische wereld nu zo staan zoals ze staan, maar dat dit over pakweg 15 jaar zomaar anders kan zijn”.
Tekst: Tonita Perea y Monsuwé
Foto's: Joey Roberts
Lees ook
-
Bloedprikken, een infuus aanleggen of in het oor kijken; zelfs ogenschijnlijk eenvoudige medische handelingen kunnen bij kinderen angst, pijn en stress veroorzaken. Volgens kinderarts-intensivist Piet Leroy zijn comfort en vertrouwen net zo belangrijk als de medische behandeling zelf. Hij onderzoekt daarom hoe zorgverleners traumavrije zorg kunnen bieden en op welke manier zorgverleners comfortzorg kunnen leren toepassen. Leroy is benoemd tot hoogleraar ‘procedurele comfortzorg, sedatie en analgesie bij kinderen voor traumavrije zorgverlening’, en sprak op 8 maart 2024 zijn inaugurele rede uit, getiteld “Omarm de kwetsbaarheid”.
-
Mayke Oosterloo is bewegingsstoornissen neuroloog in het Maastricht UMC+ en onderzoeker bij instituut MHeNs van Maastricht University. Op de poli en in verschillende verpleeghuizen in Limburg begeleidt en behandelt ze patiënten (en hun naasten) met de ziekte van Huntington
-
Als patiënt in een ziekenhuis zie je dagelijks veel verschillende gezichten aan je bed: een verpleegkundige die je bloeddruk meet, een arts of verpleegkundig specialist die jou informeert over het zorgplan en een voedingsdeskundige die jou voorziet van het juiste eten en drinken. Hoewel al deze zorgverleners hun eigen rol hebben, is zorg voor patiënten uiteindelijk een gezamenlijke inspanning. Om patiëntveiligheid te waarborgen is het belangrijk dat zij allemaal goed onderling samenwerken, maar dit is makkelijker gezegd dan gedaan. Samenwerken in de zorg moet je leren!