Onbemiddeld, ongezond – de lange schaduw van financiële stress
Latifa Abidi en Gera Nagelhout van het Care and Public Health Research Institute van de UM onderzoeken de intergenerationele overdracht van sociaaleconomische problemen en gezondheidsklachten. De belangrijkste vraag: hoe komt het dat de financiële problemen van je ouders ervoor zorgen dat jij ongezonder wordt en minder kans hebt om vooruit te komen in het leven? Om bij te dragen aan een rechtvaardiger samenleving doen ze een beroep op burgerwetenschap. Ze organiseren focusgroepen waar ze ook zelf aan deelnemen en kijken naar de mens achter de cijfers.
Het gaat niet alleen om geld. Net als bij Fafner in de Ring van Wagner of bij die machtige Frygische koning kan een overdreven zucht naar goud je blind maken voor wat er nou echt belangrijk is. En voor vermijdbaar onheil... Als je dat niet helemaal hebt begrepen, heb je misschien te weinig cultureel kapitaal. Dat is niet echt een probleem. Maar als die zin was uitgesproken in een bepaalde sociale setting, waarbij iedereen behalve jij zelfvoldaan had gegrinnikt, dan zou je het gevoel kunnen hebben dat je daar niet thuishoort. En dan is het wél een probleem. De financiële en sociaal-culturele situatie van je ouders, je opleidingsniveau en vele andere factoren zijn van grote invloed op je welzijn.
Latifa Abidi en Gera Nagelhout bestuderen de intergenerationele overdracht van sociaaleconomische problemen en gezondheidsklachten. Kort door de bocht: betekenen arme ouders ongezonde kinderen? Ze benadrukken meteen dat de meest voor de hand liggende en kwantificeerbare indicator, geld, vaak misleidend kan zijn. “Wij hanteren een zeer brede definitie van sociaaleconomische problemen, dus niet alleen armoede, maar ook moeite om rond te komen,” zegt Abidi.
Nagelhout voegt eraan toe dat de definities van armoede die de overheid hanteert meestal gebaseerd zijn op inkomen. “Maar die vertellen niet het hele verhaal. Als mensen bijvoorbeeld een chronische ziekte hebben, kunnen al hun middelen opgaan aan medische kosten. Ze voldoen niet aan de criteria voor armoede, maar hebben wel te maken met dezelfde problemen.”
Arm en daardoor ongezond
Criteria voor armoede die zijn gebaseerd op inkomen gaan voorbij aan schulden, gezinsgrootte, uitgaven en inflatie. “De stijging van de energiekosten, vooral die van verwarming, treft de armste groepen onevenredig hard, omdat ze in slecht geïsoleerde huizen wonen,” zegt Nagelhout. “Ofwel moeten ze voorrang geven aan verwarming en afzien van gezonde voeding, ofwel de verwarming uitzetten en het risico lopen dat chronische ziekten verergeren als gevolg van de kou.” Verhuizen naar een kleinere woning om te besparen op de maandelijkse uitgaven is lang niet voor iedereen een optie, vanwege het landelijke woningtekort en de torenhoge huren.
Financiële stress leidt onvermijdelijk tot emotionele en lichamelijke stress. “Het onderzoek toont duidelijk aan dat chronische stress zeer schadelijk is voor de gezondheid,” zegt Abidi. Er is steeds meer bewijs voor een direct oorzakelijk verband. Maar ook pogingen om de stress te verzachten, bijvoorbeeld met behulp van alcohol, tabak en fastfood, kunnen de oorzaak zijn van de aanwijsbaar slechtere gezondheid van mensen met geldzorgen. Nagelhout voegt eraan toe dat “dit ongezonde gedrag een directe negatieve invloed kan hebben op de volgende generatie tijdens de vroege ontwikkeling – maar het wordt ook aan hen doorgegeven in de vorm van gewoonten.”
Das social Kapital
Onderwijs is één manier om uit de armoede te geraken, maar ook hier kunnen de intergenerationele nadelen een spelbreker zijn. Nagelhout: “Met geld kun je dingen kopen, maar ook kansen.” Hoewel geld in de vorm van privébijles en een ideale leeromgeving zeker een groot verschil maakt, geldt dat ook voor sociaal kapitaal. Daarmee bedoelen we het netwerk, de kennis, de vaardigheden, de smaak en de sociale codes die bij een bepaalde sociale klasse horen. De financiële situatie van een gezin is niet doorslaggevend voor iemands sociale kapitaal, al is er vaak wel een correlatie.
Sociaal kapitaal kan een manier zijn om aansluiting te vinden bij bepaalde groepen, maar ook, zoals hierboven geïllustreerd, een middel tot uitsluiting. Abidi hoefde er geen onderzoek naar te doen om te weten hoe dit werkt. “Mijn ouders kwamen in 1977 naar Nederland met slechts twee koffers en mijn oudere broer. Ze moesten hun leven van de grond af opbouwen, met weinig geld.” Ze groeide op in Buchten en had financiële problemen. “Ik herinner me dat de andere kinderen op school merkkleding en gadgets hadden, terwijl ik de kleren droeg die mijn moeder had gemaakt. Het waren mooie kleren, maar toch voelde ik me anders.”
Dat lijkt misschien iets tamelijk onbeduidends, maar Abidi werd ook geconfronteerd met meer expliciete hindernissen. “Ik was altijd nieuwsgierig en wilde verder leren. Maar de leraar zei dat, omdat mijn ouders niet hadden gestudeerd, het onwaarschijnlijk was dat dat zou gebeuren. Ik werd naar een middelbare school gestuurd waar ik niet echt werd uitgedaagd. Er waren dus zeker struikelblokken op mijn pad richting de universiteit.” Nagelhout wijst erop dat een advies voor een lager onderwijsniveau soms het gevolg is van sociaaleconomische vooroordelen en ongelijkheid in plaats van ondermaatse leerprestaties, iets dat ook uit hun onderzoek naar voren komt.
“Als je aanbevelingen wilt doen die een verschil maken, moet je ze ontwikkelen samen met de mensen voor wie ze bedoeld zijn. Zo weet je dat ze in de praktijk kunnen werken.”
Gera NagelhoutMeritocratie-achtig
“Nederland ziet zichzelf graag als een zeer egalitaire meritocratie,” zegt Nagelhout, “maar dat blijkt niet uit het onderzoek. Vaker wel dan niet herhaalt de geschiedenis zich en krijgen kinderen dezelfde sociaaleconomische problemen als hun ouders.” In haar kindertijd waren er periodes van financiële stress in haar gezin, hoewel ze niet voldeden aan welke officiële definitie van armoede dan ook. Omdat ze de eerste in haar gezin was die ging studeren, voelde ze dat ze er niet echt bij hoorde tussen hen voor wie een universitaire opleiding vanzelfsprekend was. “Plotseling was ik omringd door mensen die dingen wisten over poëzie, klassieke muziek en bepaalde vakantiebestemmingen. Ik moest doen alsof ik die dingen kende of toegeven dat ik anders was.”
Nagelhout wijst ook op de financiële lasten van studeren. De Nederlandse overheid biedt inmiddels weer studiefinanciering aan, maar die dekt niet eens de kosten van huisvesting. Je hebt extra leningen nodig en daar komt nog bij dat je minstens drie jaar geen of heel weinig inkomen hebt. Een aannemelijk gevolg van financiële stress tijdens het opgroeien is angst voor schulden. Kinderen uit sociaaleconomisch kwetsbare milieus kunnen niet terugvallen op ouders die voor hun studie betalen en steken zich niet graag in de schulden voor een wetenschappelijke opleiding die niet op hen is afgestemd. Daardoor worden ze er misschien van weerhouden om hoger onderwijs te volgen. Abidi zegt dat ze dankzij studiefinanciering een wetenschappelijke opleiding kon volgen zonder bang te hoeven zijn om schulden te maken.
Tekst gaat verder onder de foto.
Inzicht in een complex probleem
De achtergrond van beide onderzoekers is relevant voor zowel het onderwerp als de methode van hun onderzoek. “Het wordt een literatuuronderzoek, dat we aanvullen met kwalitatief onderzoek om onze bevindingen en de onderliggende mechanismen beter te begrijpen,” zegt Abidi. “We gaan een reeks interviews met focusgroepen houden.” Zowel Abidi en Nagelhout als hun moeders zullen ook deelnemen aan de groepen.
Abidi en Nagelhout organiseren acht focusgroepen met elk acht tot twaalf deelnemers. De groepen bestaan uit intergenerationele duo's met sociaaleconomische problemen en daarnaast beleidsmakers, zorgmedewerkers en maatschappelijk werkers. “Als je aanbevelingen wilt doen die een verschil maken, moet je ze ontwikkelen samen met de mensen voor wie ze bedoeld zijn. Zo weet je dat ze in de praktijk kunnen werken,” zegt Nagelhout.
Wetenschappers tussen de burgerwetenschappers
Zelf deelnemen aan de focusgroepen kan misschien wat ongemakkelijk lijken, maar Abidi en Nagelhout zien de deelnemers aan het onderzoek graag als gelijken. "We werken nu drie jaar samen met een groep mensen met sociaaleconomische problemen; we spreken regelmatig met hen af in een buurthuis in Maastricht. We hebben zoveel geleerd door naar hen te luisteren en hen bij het onderzoek te betrekken. We zien hen als burgerwetenschappers die veel bijdragen aan ons onderzoek,” zegt Abidi. "We hebben gemerkt dat we veel meer leren als we open zijn over onze eigen ervaringen en onszelf kwetsbaar opstellen.”
“Mensen voelen zich meer op hun gemak,” zegt Nagelhout. “Dat maakt het makkelijker om het echte verhaal boven te halen, en de verbanden die met cijfers of zelfs enquêtes en interviews niet aan het licht komen. Het stelt ons ook in staat om ons onderzoek af te stemmen op de vragen die voor hen van belang zijn. Het viel ons bijvoorbeeld op hoe belangrijk toegang tot gezondheidszorg is en hoe vaak zij het gevoel hebben dat ze niet serieus worden genomen.” Abidi voegt eraan toe dat deze adviesgroep hen ook heeft geholpen bij het werven van deelnemers voor hun focusgroepen, zowel via hun netwerk als door hun input met betrekking tot het communicatiemateriaal.
“Het is een intergenerationeel probleem dat bijna nooit als zodanig wordt bestudeerd, dus we denken dat dit een zeer nuttige methode is,” zegt Nagelhout tot besluit. "Statistieken zijn heel belangrijk, maar we moeten de mensen achter de cijfers niet uit het oog verliezen. Het is echt moeilijk om te begrijpen hoe het is als je het zelf niet hebt meegemaakt.”
Tekst: Florian Raith
Foto's: Domonkos (Doma) Barkovits
"We hebben gemerkt dat we veel meer leren als we open zijn over onze eigen ervaringen en onszelf kwetsbaar opstellen.”
Latifa AbidiLees ook
-
Op 22 november 2024 organiseerde het Maastricht Centre for the Innovation of Classical Music (MCICM) de workshop ‘Collaborative Ecologies for Classical Music’ samen met het Sheffield Performer and Audience Research Center (SPARC).
-
Voor de tweede keer op rij is een UM-team erin geslaagd een gouden medaille te winnen in de prestigieuze iGEM-competitie (International Genetic Engineered Machine) in de synthetische biologie.
-
Onderzoekers van CARIM en MUMC+ ontdekten een mogelijke nieuwe behandeloptie voor patiënten met diastolisch hartfalen en boezemfibrilleren.