Gebouwde muziek
‘Wij maken onze gebouwen en daarna maken die gebouwen ons.’ Niemand minder dan Winston Churchill deed deze uitspraak, verwijzend naar de oude Kamer in het Britse Lagerhuis. Hoe we instellingen zoals een parlement ervaren, hangt in verrassende mate af van de manier waarop ze vorm krijgen in de gebouwde omgeving. Het symfonieorkest en zijn concertzaal vormen geen uitzondering op deze regel. De 19de-eeuwse zaal wordt vaak beschouwd als een tempel voor het geconcentreerde luisteren dat symfonische muziek vereist: niet praten met je buurman en niet dansen in de gangpaden.
De relatie tussen muziek en haar gebouwen, en concertzalen in het bijzonder, staat centraal in mijn onderzoek. Vanuit mijn achtergrond als musicus, componist en muzieksocioloog draag ik hiermee bij aan de MCICM-onderzoekslijn die zich richt op de vraag hoe orkesten op nieuwe manieren relevant kunnen zijn in de maatschappij. Concertzalen spelen hierbij een belangrijke rol. Vaak gaan plannen voor nieuwe zalen gepaard met hoge verwachtingen. Ze zullen ertoe bijdragen dat klassieke muziek een meer divers publiek bereikt. Of ze zijn van groot belang voor de lokale en regionale gemeenschap van muziekliefhebbers en -amateurs. De vraag of die verwachtingen terecht zijn blijft vaak onbeantwoord. Dit wordt duidelijk uit de pogingen om een nieuwe concertzaal te bouwen in Edinburgh, Schotland. Het project kreeg te maken met allerlei obstakels: financieel, politiek, economisch en sociaal. Om deze te overwinnen, werd een coalitie gevormd van kunstorganisaties, de nationale en lokale overheid en particuliere investeerders (de filantroop Carol Grigor heeft minstens £ 35 miljoen toegezegd). Uit mijn onderzoek wordt duidelijk hoe deze groepen elk vanuit hun eigen belang trachten de discussie rond de nieuwe zaal te controleren. Net als in de 19de eeuw blijkt dat het bouwen van concertzalen vaak nogal ver afstaat van democratisch debat of rationele besluitvorming op basis van wat zinvol is voor het culturele landschap.
Veel concertzalen van vandaag zien er niet heel anders uit dan tweehonderd jaar geleden. Maar dat wil niet zeggen dat ze niet vernieuwd zouden kunnen worden. Hoe zou een concertzaal eruit moeten zien die ruimte biedt aan mensen om op eigentijdse manieren met klassieke muziek om te gaan? Mijn onderzoek brengt historische en eigentijdse voorbeelden in kaart: een grotere flexibiliteit in de opstelling, zodat het concertpodium het publiek en de musici niet scheidt; het gebruik van technologisch ondersteunde akoestiek, waardoor een kleine zaal groter kan klinken; en de plaats en rol van concertzalen in de stad. Zijn het vooral centrale ‘tempels’ van cultuur of bedienen ze kleinere, meer lokale gemeenschappen? Mijn onderzoek laat zien dat elke nieuwe zaal, al is het maar op de tekentafel, een hoofdstuk toegevoegt aan het verhaal dat gebouwen voor muziek over onze muziekcultuur vertellen.
Neil Smith, postdoctoraal onderzoeker bij het MCICM
Dit artikel werd voor het eerst gepubliceerd in deKlank uit philharmonie zuidnederland.