Het belang van onze taal
Over het feit dat Vlaanderen en Nederland een gemeenschappelijke taal bezigen is al veel gezegd en geschreven. Toegegeven, het Nederlands zoals gebruikt in Nederland en Vlaanderen is niet identiek en klinkt niet gelijk, maar desalniettemin kan er niet worden ontkend dat de taal van beide landen dezelfde is. Omwille van deze verenigende factor kan de vraag worden gesteld of België en Nederland niet meer inspanningen kunnen doen om de Nederlandse taal te promoten.
Vele pogingen en initiatieven hiertoe werden in het verleden reeds genomen, denk maar aan de oprichting van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV) in 1895 -een organisatie die o.a. de handhaving en de ontplooiing van de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap tot doel heeft- of aan de ondertekening van het Taalunieverdrag van 1980 dat de integratie van Nederland en Vlaanderen op gebied van de Nederlandse taal en letteren voor ogen heeft. Dit Verdrag beoogt de bevordering van de kennis en het verantwoorde gebruik van de taal en de verspreiding van het Nederlands in het buitenland. De preambule gaat er van uit dat grotere bekendheid met de Nederlandse taal en letteren in het buitenland ook zal leiden tot meer waardering voor de Nederlandse cultuur.
De vraag kan worden gesteld waarom het inderdaad nuttig is om een Nederlandse taalgemeenschap te hebben. Het promoten van een taal die op wereldniveau toch eerder beperkt is wat betreft het aantal gebruikers, kan immers worden bestempeld als patriottistisch en conservatief. Kennis van de Engelse, Chinese, Franse of Spaanse taal lijkt veel zinvoller te zijn in een wereld die gekenmerkt wordt door globalisering en standaardisering.
Hoewel hier zeker iets voor te zeggen valt dient te worden opgemerkt dat zulk standpunt enkel overeind blijft wanneer men zich beperkt tot het evalueren van de winsten die gepaard gaan met uniformiteit zoals snelheid en lagere kosten (b.v. vertalingen). Nochtans zijn de verliezen minstens zo belangrijk, nl. een verlies aan kennis, traditie en cultuur. Zulke verliezen mogen niet worden onderschat. Samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland om dit verlies tegen te gaan dient dan ook te worden geprezen. Net zoals samenwerking op mondiaal en Europees niveau van groot belang is, nu dit leidt tot toenadering van verschillende nationale mentaliteiten mét behoud van ruimte voor diversiteit in eenheid, dient ook samenwerking op regionaal niveau of op het niveau van een gemeenschappelijk taalgebied te worden bevorderd en ondersteund zodat culturele verarming kan worden tegengegaan.
Toch dient te worden opgemerkt dat samenwerking die louter gebaseerd is op een gemeenschappelijke taal niet succesvol zal zijn als men geen gezamenlijke onderliggende motieven ondersteunt en wanneer men zich niet voldoende inzet en niet voldoende open is om ook inzicht te krijgen in de culturele en maatschappelijke gelijkenissen en verschillen die er bestaan.
Vlaanderen en Nederland hebben reeds in 1995 een verdrag afgesloten inzake samenwerking op het gebied van cultuur, onderwijs, wetenschappen en welzijn (ter vervanging van het reeds bestaande akkoord van 1946) en een Commissie werd aangesteld om de uitvoering van het verdrag te evalueren. Deze Commissie werd in 2015 hervormd nadat zij zelf aangaf onvoldoende steun en draagvlak vanuit de overheden te krijgen die er vaak andere visies op na hielden. Een nieuwe Commissie werd ingesteld maar haar bevoegdheden kunnen hoogstens als beperkt worden beschouwd.
Wat moet er dan gebeuren om effectief toe te werken naar deze gemeenschappelijke doelstelling, zijnde de bevordering van de kennis en het gebruik van het Nederlands alsook nauwere samenwerking op het gebied van cultuur, waar zowel Vlaanderen als Nederland belang bij heeft?
Mijns inziens ligt de sleutel om dit te realiseren vooreerst bij het verwerven van inzicht in het belang van de taal, traditie en cultuur in ruime zin alsook in de gedeelde culturele waarden en ten tweede bij de verspreiding van dit inzicht. In dit kader mag niet worden vergeten dat cultuur niet enkel van belang is voor kunstliefhebbers maar een volwaardig aspect is van de hedendaagse samenleving en economie. Ook media, taal, architectuur en folklore behoren hiertoe. De markteconomie is dan ook verweven met culturele normen en facetten waar zij rekening mee dient te houden om de eenheid in verscheidenheid te garanderen, hetgeen ook wel de ‘cultureel gecorrigeerde markteconomie’ wordt genoemd. Alleen door hieraan voldoende en relevante aandacht aan te verstrekken kunnen Vlaanderen en Nederland ook daadwerkelijk ‘vruchtbaar’ of in ieder geval vruchtbaarder samenwerken op dit terrein. Vanzelfsprekend zal het onderwijs hierin een grote rol spelen door leerlingen bijvoorbeeld meer te laten genieten van schrijfsels van zowel de oude Ernest Claes als van de hedendaagse Ilja Leonard Pfeijffer. Ook de media, inclusief streamingdiensten zoals Netflix, dragen al bij door een voldoende ruim aanbod van interessante en relevante, dus ook komische en voor de jeugd aantrekkelijke programma’s aan te bieden in de Nederlandse taal waarbij ook aandacht wordt gegeven aan cultuur. Initiatieven zoals deBuren, een Vlaams-Nederlands huis voor cultuur en debat gelegen in Brussel zijn bijzonder verdienstelijk en interessant, maar zijn niet bekend bij het grote publiek. Ver doorgedreven samenwerking op niveaus die ook bij de gewone burger bekend zijn, is een noodzakelijke stap om meer waardering voor de taal en cultuur te verkrijgen en om een grote en betere verspreiding hiervan te bekomen.
Door te kijken naar wat ons bindt en deze gemeenschappelijke punten voldoende aandacht te geven en in de verf te zetten kan men ertoe bijdragen dat het Nederlands op termijn niet verloren gaat maar blijft bestaan naast het Engels en het Chinees, de talen die ontegensprekelijk het merendeel van de wereld gedurende de volgende eeuw(en) zullen overheersen. Op die manier zal de Vlaamse en Nederlandse burger een ruime taalkundige en culturele achtergrond verkrijgen en ook een echte Europese en/of wereldburger zijn, want dat is mijns inziens iemand die niet enkel de taal spreekt van de globalisering met de hier vaak mee samenhangede eenheidscultuur, maar ook de ‘eigen’ taal, wat die ook moge zijn.
Meer blogs op Law Blogs Maastricht |
S.L.T. Schoenmaekers
Sarah Schoenmaekers is universitair hoofddocent Europees recht aan de Universiteit Maastricht, bijzonder hoogleraar Europees recht (meer specifiek op het gebied van de 'cultureel gecorrigeerde markteconomie') aan de Open Universiteit en hoogleraar bouwrecht aan de UHasselt. Zij is de opleidingsdirecteur van de masteropleidingen van de faculteit der rechtsgeleerdheid van de Universiteit Maastricht.
Klik op 'expertise', 'loopbaan', 'onderzoek' en 'onderwijs' voor meer informatie.