Kinderen verdwijnen steeds uit beeld: hoe komt dat toch?

door: in Rechtsgeleerdheid
children

‘Honderden verdachten misbruik’ kopt De Limburger in een kort bericht van 25 juni 2015. Het zou om misschien wel 1400 kinderen gaan die in de jaren 1997-2013 zijn misbruikt en geïntimideerd in de Britse plaats Rotherham. Het bericht besluit dat zeker een derde van de slachtoffers bekend was bij de kinderbescherming.

Het lijkt verbijsterend dat kinderbeschermers geen signalen van de kinderen hebben opgepikt. Toch is dit een fenomeen dat we ook kennen uit andere zaken, en uit ons eigen land. Kinderbeschermers zijn zozeer gefocust op de problemen van de ouders, of wat zijzelf als problemen van de ouders zien, dat de kinderen bijna letterlijk uit beeld verdwijnen. Het Kinderrechtenverdrag (uit 1989) is toch duidelijk: het belang van het kind staat voorop! Hoe is dan toch te verklaren dat dit belang in de praktijk bijna stelselmatig uit het oog wordt verloren?

Is het een gebrek aan opleiding en deskundigheid? Of speelt hier een bijna universele tunnelvisie een rol? Een tunnelvisie waaraan weer verschillende ‘heilige koeien’ en vooroordelen ten grondslag liggen? Vooroordelen en taboes die net zo diep zitten als in een nog niet zo ver verleden de ontkenning en verhulling van de onderdrukking van de vrouw? Begrippen als patriarchie en seksisme hebben hier veel verheldering gebracht. Zij functioneerden als een bril waardoor zichtbaar werd wat eerst verborgen bleef. Het waren eyeopener-begrippen die werkten als een zoeklicht en een breekijzer. Zo droegen zij bij aan wijdverbreide emancipatie.

Zou er met betrekking tot kinderen iets soortgelijks spelen? Geweld tegen vrouwen stond niet in het Vrouwenverdrag (uit 1979), maar werd later als vorm van discriminatie gezien. Omdat het vrouwen als vrouwen trof. En vrouwen in overwegende mate het slachtoffer waren. In het Kinderrechtenverdrag is het net andersom. Geweld tegen kinderen wordt uitdrukkelijk benoemd. Maar wordt niet gezien als een vorm van discriminatie van kinderen als kinderen. Omdat zij kind zijn. Hoewel toch duidelijk is dat kinderen juist als kind worden getroffen door geweld, mishandeling, verwaarlozing en misbruik. En dat dat kinderen in buitensporige mate treft.

Er is hier nog maar weinig onderzoek naar gedaan. Toch is er door verschillende onderzoekers baanbrekend werk verricht, dat helaas nog maar weinig bekend is. Opmerkelijk is dat dit bijna allemaal onderzoekers uit de VS zijn, binnenkort het enige land dat nog geen partij is het bij Kinderrechtenverdrag. Zo herintroduceerde en herdefinieerde Elisabeth Young-Bruehl het begrip ‘childism’ (kindisme) als vooroordeel tegen kinderen. Volgens haar is er bij kindermishandelaars vaak sprake van dezelfde psychische symptomen als die we tegenkomen bij mensen die ‘behept’ zijn met antisemitisme, homofobie, seksisme of racisme.

De oorspronkelijke bedenker van de term kindisme, Jack Westman, heeft kort na het introduceren ervan deze vervangen door het begrip ‘juvenile ageism’ (kinderleeftijddiscriminatie), en daar menige publicatie aan gewijd. Zoals recent nog het boek ‘Parent Power.’ Ook de jurist en rechtsfilosoof James Dwyer heeft hier zijn sporen verdiend, door zijn onderzoek naar de relatierechten en de morele status van kinderen. En zijn (nog niet gepubliceerde) analyse van ‘denialism’: de ontkenning rondom kinderen en kindermishandeling.

Zelf schrijf ik al jaren over ‘parentiarchie’ en ‘transgenerationele discriminatie’ (of ‘transisme’). Onder de vlag van het begrip ‘denialism’ wordt hier aan het Maastrichtse Centrum voor de Rechten van de Mens verder onderzoek naar verricht. Onderzoek dat eraan moet bijdragen dat het belang van het kind niet alleen op verdragspapier voorop staat. Bescherming tegen geweld en discriminatie is een fundamenteel mensenrecht. Om dat mensenrecht ook voor kinderen meer werkelijkheid te maken, moeten vooroordelen en taboes uit de hoek van de ontkenning worden gehaald. Zodat kwetsbare kinderen in beeld blijven. En signalen van kinderen niet langer over het hoofd worden gezien maar worden opgepikt.