Belediging van de koning
In het land wordt het niet onrustig als iemand roept Fuck the King . Wel als blijkt dat het openbaar ministerie besloten heeft om tot strafvervolging over te gaan van degene die een dergelijke uitspraak deed in het kader van een zwarte pieten manifestatie. In wat voor een kleurrijk land leven we toch. Aan de verdachte was een strafbeschikking opgelegd ter hoogte van 500 euro. Daartegen heeft de verdachte zich verzet en dat betekent dat de zaak aan de rechter wordt voorgelegd. Een normale gang van zaken. De opwinding is ontstaan doordat het openbaar ministerie überhaupt besloten heeft tot een strafrechtelijke reactie, en de vraag is gerechtvaardigd of die opwinding terecht is.
Majesteitschennis is een oude en volgens sommigen volstrekt verouderde strafbepaling, daterend uit het begin van het wetboek van strafrecht, 1881. Maar de enkele datering betekent nog niet dat daarmee ook de betekenis van die bepaling is verdwenen. Eigenlijk is die betekenis alleen maar toegenomen in het huidige tijdsgewricht waarin voor niemand meer duidelijk is wat nu nog wel en niet meer geoorloofd is. Wie een agent voor homo uitmaakt of mierenneuker, die loopt het risico op een strafrechtelijke vervolging en een veroordeling. Een advocaat die een rechercheur een sukkel noemt wordt vervolgd maar uiteindelijk vrijgesproken omdat het opzet op belediging ontbreekt. Er is niets op tegen wanneer de rechter in de gelegenheid wordt gesteld om aan te geven waar de grens ligt. Dat is te meer nodig nu de vrijheid van meningsuiting nogal sterk lijkt te varen op het kompas dat nagenoeg alles geoorloofd is. En dat is toch nog maar de vraag.
Tegelijkertijd kan de roeper van de gewraakte uitingen zich verheugen op een aandacht die er niet was geweest wanneer het openbaar ministerie had berust. Een betere reclame had de verdachte zich niet kunnen wensen en het zou mij niet verbazen als inmiddels het openbaar ministerie met enige spijt tegen de vervolgingsbeslissing zit aan te kijken. Want we zitten nu nog slechts in de voorfase. Het eigenlijke proces moet nog beginnen. En dan komt de vraag boven wie nu de meeste schade heeft veroorzaakt.
Een en ander klemt temeer nu de koning naar het schijnt zelf zich eerder heeft uitgelaten in termen die nogal wat ruimte bieden voor kritische en naar belediging neigende opmerkingen over het koningshuis en derzelve leden. Een beetje koning kan daar uiteindelijk ook goed tegen. Maar los van het persoonlijke moet een dergelijk instituut binnen een democratische rechtsstaat opgewassen zijn tegen en openstaan voor geluiden die afwijkend zijn van wat de gevestigde orde van de onderdanen, die overigens ontkennen dat te zijn, verwacht. Men kan nog twisten over de correctheid van de woordkeuze in het onderhavige geval, maar dat hoort nu eenmaal bij de democratische orde die zich naast vele andere aspecten, ook kenmerkt door een grote diversiteit aan personen en moraliteit.
Een democratische samenleving die dat ontkent door een strafvervolging in te stellen moet aan serieuze zelfreflectie gaan doen.