Einstein college en Project P
De Rechtbank Midden-Nederland heeft terecht de privacy van school en leerlingen laten prevaleren boven het (commerciële) belang en de vrijheid van meningsuiting van RTL.
Op 16 mei deed de rechtbank Midden Nederland (voorzieningenrechter in Lelystad) uitspraak in het kort geding aangespannen door het Einstein college en ouders en leerlingen tegen RTL en de producent, waarbij een verbod werd gevraagd om met de verborgen camera in de school gemaakte beelden uit te zenden, alsmede beelden uit te zenden die gemaakt zijn toen de tv makers de leerlingen op een weggetje opvingen bij het sportveld. De rechtbank wijst deze vorderingen toe. Evident is dat het hier gaat om een afweging van het recht van vrije meningsuiting en de persoonlijke levenssfeer. De rechtbank verwees met zovele woorden naar art. 7 Grondwet en naar art. 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting); maar niet naar art. 10 Grondwet en art. 8 EVRM (persoonlijke levenssfeer). Dat laatste recht wordt begrepen geacht onder art. 6:162 BW (onrechtmatige daad), dat door de rechter gezien wordt als een rechtvaardiging van de inbreuk op art. 10 EVRM (beperking bij wet) en kennelijk ook ten aanzien van art. 7 lid 2 (De wet stelt regels omtrent radio en televisie).
De rechtbank had de zaak ook andersom kunnen (en moeten?) benaderen en kunnen onderzoeken of in deze zaak art. 7 Grondwet resp art. 10 EVRM een voldoende reden zijn om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer als beschermd in art. 10 Grondwet en art. 8 EVRM. Beide artikelen laten eveneens beperkingen toe door de wetgever. De uitkomst was dan geweest dat de vrijheid van meningsuiting, althans de wijze waarop daarvan in deze kwestie gebruik was gemaakt, geen voldoende rechtvaardiging zijn voor de inbreuk door het uitzenden van de gemaakte beelden.
In navolging van vaste rechtspraak stelt de rechtbank vast dat in een zaak als deze de in het geding zijnde belangen moeten worden afgewogen. Relevant daarbij is in het onderhavige geval dat de leerlingen die in beeld komen geen publieke bekendheid genieten; dat de school geen openbare ruimte is, maar veeleer een veilige leeromgeving, waarbij de jongste leerling elf jaar oud is en de leerlingen de opnames niet hebben kunnen vermijden. Daartegenover staat dat RTL een misstand aan de kaak wil stellen, maar dat het daarbij niet specifiek om een misstand gaat op het Einstein college, maar om het pesten in het algemeen. Het filmen bij het sportveld was evenmin gebaseerd op vrijwilligheid van de leerlingen, er was sprake van een onverhoedse confrontatie.
En dus worden de vorderingen tot het verbieden van deze beelden toegewezen.
Hoewel de tv in toenemende mate de privésfeer induikt met soaps en real life programma’s en andere programma’s met de verborgen camera, lijkt mij hier inderdaad de grens van de persoonlijke levenssfeer overschreden. Het format van het programma is primair bepaald door de wens veel kijkers te trekken en commercieel aantrekkelijk te zijn. En dan zijn verborgen camera beelden en een onverhoedse confrontatie bij het sportveld, dus binnen de sfeer van de school, vast aantrekkelijke televisie. Maar bij kwetsbare groepen, en dat zijn jonge leerlingen, (en dat gold ook voor patiënten destijds bij de opnamen in de VU) is het goed om aandacht te hebben voor de persoonlijke levenssfeer en het commerciële motief voor een veel bekeken uitzending wat lager te waarderen. Dat ontzegt RTL niet om een mooi programma over pesten te maken.
A.W. Heringa
Author and editor of numerous books and articles on Dutch Constitutional law, the European Convention on Human Rights, the European Social Charter, comparative constitutional law, US constitutional law, Human Rights and legal education. Author of blogs on the Montesquieu Institute website.