Voortdurend plaatsvinden

Onverwacht heeft de wereld in de 21e eeuw opnieuw het toneel gegeven aan een vorm van oorlogvoering die, naar men dacht of hoopte, tot het verleden behoorde: het bevechten of uitroeien van een burgerbevolking. In deze korte bijdrage wil ik stilstaan bij een vraag naar het gebeuren of plaatsvinden van deze vorm van geweld. Ik zal proberen te beargumenteren dat een dergelijk plaatsvinden zich niet laat lokaliseren in termen van tijd of plaats, maar dat zij, omgekeerd, de normaliteit en norm waaronder de mens leeft onherroepelijk zal aantasten.

We laten het geweld achter ons…

‘Hofnung aber knüpft sich im Bericht von der Untat daran, daβ es schon lange her ist.’[1] In de Dialektiek van der Verlichting (1944), het legendarische boek van Max Horkheimer en Theodor Adorno, wordt het cynisme van een bepaald Verlichtingsdenken aldus doorgeprikt. Voor de auteurs is de Griekse held Odysseus, met zijn vermogen zich boven de Natuur te plaatsen, en vooral vanwege zijn vernuft om de daartoe noodzakelijke zekerheden te realiseren, de held van de Verlichting. Deze verlichte logica is zodanig dat de meest brute wandaden een vreedzame rustplaats vinden in de taal en het archief. Hoe vals die hoop is, bewijzen wij allen wanneer wij het typische ongeduld ten toon spreiden om ons op een veilige, historische afstand van het geweld te plaatsen.

Enkel een consequent en radicaal pacifisme heeft recht van spreken; elk ander beroep op vrede hangt zich op aan de een of andere rationalisatie of rechtvaardiging van hoe we de macht doorgaans verdelen in deze wereld. In de film Women Talking (2022), van regisseur Sarah Polley, wordt een coherent pleidooi gehouden vanuit pacifisme: omdat de vrouwen in de film tot een doopsgezinde gemeenschap behoren, en alle geweld afzweren, zien zij zich genoodzaakt hun echtgenoten te verlaten. Te blijven zou het systematische seksuele geweld dat de mannen op hen botvieren immers faciliteren en doen voortduren. Dat mogen ze niet doen, en daarom moeten ze vertrekken. Interessant is dat als de vrouwen besluiten dat zij het geweld niet mogen laten voortduren, zij de conclusie nemen dat zij zich daarom moeten verplaatsen. Zo komt het tijds- en ruimtebestek van vrede en geweld en beeld. Maar hoe is de verhouding tussen de vrede, als de voorlopige opschorting van de oorlog, en, aan de andere kant, haar eigen gebeuren?

Plaatsvinden

De Italiaanse filosoof Giorgio Agamben (1942–) vond een kernmotief in het begrip “aver luogo”, plaatsvinden – iets dat zich in filosofisch opzicht maar zeer moeilijk laat denken. Hoe leren wij een gebeurtenis of manifestatie kennen, niet als de loutere actualisatie van een voorbepaalde mogelijkheid, maar op zichzelf, als plaatsvinden? Op tal van plekken in zijn werk zien we hoe Agamben zijn thema’s naar een moment van voltooiing tracht te brengen: de zeggingskracht van de wet, van de eed, de kindsheid, de taal en het vermogen in metafysische zin; voor al deze thema’s zoekt Agamben naar hun uiterste bereik in de formulering van hun eigenste plaatsvinden. Hiermee werkt Agamben naar een moment dat intrinsiek vreedzaam schijnt te zijn; immers, het is het punt van de inactiviteit, l’inoperosità. Agamben verbindt dit plaatsvinden met de contingentie: enkel het contingente, het niet-noodzakelijke, kan daadwerkelijk gebeuren. Immers, het noodzakelijke ontvouwt zich slechts; het gebeurt niet, het constitueert geen gebeurtenis.

Plaatsmaken  

Het ideaal vrede kan op gespannen voet komen te staan met het ideaal rechtvaardigheid. De reden dat Europa Oekraïne steunt in het verzet tegen de Russische invasie (de Verenigde Staten hebben hun steun kennelijk ingetrokken), en – zo wordt wel gehoord – daarmee de oorlog verlengen, is dat het voeren van een agressieve oorlog niet mag lonen. Anders dan de vrouwen uit Women Talking verwachten wij niet van de Oekraïense natie dat zij zich onttrekt aan het geweld door weg te gaan: men mag blijven, men mag zich verzetten. Men heeft een legitieme aanspraak om de strijd aan te gaan. Hier betekent het ideaal rechtvaardigheid dat het ideaal vrede secundaire prioriteit krijgt. Maken wij, in het geval van het Israëlisch-Palestijnse conflict, dat sinds de terreuraanval door Hamas op onschuldige Israëlische burgers op 7 oktober 2023 geëscaleerd is tot een hevige en vernietigende volkerenmoord, dezelfde afweging? Aan het begin van het conflict schreef Arwa Mahdawi voor The Guardian: ‘[…] What are Palestinians supposed to do? That’s a rhetorical question because the last three weeks have made the answer to this crystal clear: we are supposed to shut up and die.’[2] Het voortbestaan van het Palestijnse volk is ongemakkelijk, aangezien het de genocide verlengt. Rechtvaardigheid eist dat Oekraïne standhoudt; de vrede verlangt dat het Palestijnse volk sterft.

Het discours eromheen nam de vorm aan van een begoocheling, een aanhoudende mantra. Dit mantra is herkenbaar bijvoorbeeld in de herhaalde aanmaning door Westerse politici dat Israël meer zou moeten doen om het aantal burgerslachtoffers te beperken, terwijl Israël er overduidelijk alles aan doet dit aantal te maximaliseren. Een ander aspect van het discours is de eis, gesteld aan de Palestijnen en aan hen die voor hen opkomen, is dat men zich niet onoorbaar uitlaat: het fenomeen van de ‘perfect victim.’ Prettige tafelmanieren krijgen hier prioriteit boven mensenlevens. Deze meditatie lijkt aan te houden net zolang tot de Palestijnen, net als de vrouwen in Women Talking, plaats hebben gemaakt – gevlucht zijn of gedood. Hoe dorstig zijn we wel niet naar het moment waarop Horkheimer en Adorno de Verlichting cynisch laten zeggen ‘es ist schon lange her?’

Het geweld blijft ons achtervolgen…

Om deze twee begrippen, plaatsvinden en voortduren, uit te vergroten, wil ik refereren aan een verhaal uit de context van de oudste broedermoord in onze geschiedenis. In zijn roman En Tid For Alt (2004) beschrijft de Noor Karl Ove Knausgård hoe Kain en Abel een door een beer zwaar verwonde man, Jared, aantreffen in het bos. De man is niet meer te redden. Abel, echter, grijpt de gelegenheid aan om te experimenteren met de pijn van de man en snijdt hem langzaam een oog uit. Wanneer zijn broer Kain onthutst reageert, zegt Abel:

Je hebt gelijk, hij lijdt, maar wat gebeurt er met dat lijden wanneer hij sterft? Het verdwijnt. Voorgoed. Het lijden is daar,’ zegt hij, wijzend op Jared. ‘En dan is het lijden er niet meer.[3] 

Abel is in Knausgårds vertelling een ongevoelig en manipulatief persoon. Het kan niet kloppen wat Knausgård Abel hier laat suggereren – in tegendeel, het is deze suggestie die zijn personage zo weerzinwekkend maakt: dat de vrede uiteindelijk in de plaats treedt van het lijden. In plaats daarvan manifesteren zich hier het lijden en het geweld zelf, het vindt plaats op eigen titel: het gebeurt. Een contingent, niet-noodzakelijk lijden, dat, wanneer het immers heeft plaatsgevonden, onuitwisbaar zal blijven bestaan.

Agamben heeft ook over dergelijke situaties geschreven, naar aanleiding van Primo Levi’s I sommersi e i salvati (1986), over een voetbalwedstrijd tussen gevangenen en bewakers in een Duits concentratiekamp: ‘[…] we kunnen misschien denken dat de moordpartijen voorbij zijn – alhoewel ze hier en daar herhaald worden, niet zo ver van ons vandaan. Maar die wedstrijd gaat nooit voorbij; hij duurt ononderbroken voort.’[4] De reden dat de voetbalwedstrijd onherroepelijk doorgaat, is dat de zone van kennelijke normaliteit die zij creëert binnen het kamp, omgekeerd voorgoed in de normaliteit gebracht wordt en daar het onderscheid tussen beiden uitwist. Op een vergelijkbare manier betekenden de machteloze, nutteloze, en daarom onoprechte politieke oproepen om een staakt-het-vuren geen correctie op de genocide op Palestina, maar de begeleidende stem erop. Zolang het koor de handeling kan uitleggen – en dus bereid is om te zeggen dat er eigenlijk minder Palestijnen zouden moeten sterven – is er niets aan de hand; nothing to see here, rustig doorlopen. Deze stem laat de doden achter, bij het begin, als de rotzooi waarvan Benjamins Angelus Novus de enige getuige is.

Kort bestond er een broos staakt-het-vuren, maar in maart 2025 heeft Israël de oorlog tegen Palestina weer hervat. Welnu, is het lang geleden? Nee, het duurt nog steeds, op de manier die Peter Handke probeert te laten zien in zijn Gedicht an die Dauer

Zeitruck der Dauer | du umgibst mich mit einem beschreiblichen Raum | und das Beschreiben schafft dessen Folgeraum.[5]

De duur is onlosmakelijk verbonden met een plaats, waar het de beschrijving en zelfs de inauguratie van vormt. Dat tijd duurt, en dus een bepaalde elasticiteit of stroperigheid heeft, betekent dat het nooit enkel een natuurlijk proces kan zijn; het is daarom niet zo dat de volkerenmoord ooit voorbij zal zijn gegaanBenjamin Franklin schreef ooit: ‘There never was a good war or a bad peace.’ De vrede die volgt op de oorlog in Gaza zal geen goede zijn.

 

[1] Max Horkheimer und Theodor W. Adorno, Dialektik der Aufklärung: Philosophische Fragmente (Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1984), p. 99.

[2] Arwa Mahdawi, The Guardian, 7 November 2023: https://www.theguardian.com/commentisfree/2023/nov/07/palestinians-human-rights-israel-gazaGeraadpleegd 29 oktober 2024.

[3] Karl Ove Knausgård, En Tid For Alt, (Oslo: Oktober, 2004), p. 89. 

[4] Giorgio Agamben, Quel che resta di Auschwitz : l'archivio e il testimone, (Torino: Bollati Boringhieri, 1998), p. 24. 

[5] Peter Handke, Gedicht an die Dauer, (Frankfurt am Main: Suhrkamp, 1986), p. 51. Handke vervolgt: ‘Die Dauer ist meine Ablöse;’ Verlossing bestaat in de duur zelf, niet in het achterlaten van wat duurde.

Labels:

A.A. Willemse

Sinds 2019 ben ik docent binnen de vakgroep Grondslagen en Methoden van het Recht van de Faculty of Law, Maastricht University. Mijn academisch specialisme is de hedendaagse Europese filosofie (PhD, University of Sussex); in Nijmegen studeerde ik Rechten en Wijsbegeerte. Mijn boek over Agamben en Derrida, The Motif of the Messianic, verscheen in 2017.