Olie-industrie en wetenschap: een innige relatie

“Als we een overgang willen maken naar een meer duurzame wereld, waarin we nieuwe technieken en alternatieve energiebronnen willen ontwikkelen zodat we minder afhankelijk zijn van olie, moeten we ons realiseren dat juist de olie-industrie diep verweven is met wetenschappelijk onderzoek en innovatie”, zegt Cyrus Mody, hoogleraar Geschiedenis van Wetenschap en Technologie. “En die sector zal zich niet echt hard maken voor een duurzame economie.” Zie hier het dilemma van de verstrengeling tussen de olie-industrie en de wetenschap, een van de pijlers onder zijn onderzoek naar hoe om te gaan met duurzaamheid in tijden van schaarste. Hij ontving hiervoor dit jaar een NWO Vici-beurs.  

Cyrus Mody hield zich tot nu toe voornamelijk bezig met de geschiedenis van nanotechnologie en aanverwante onderwerpen. “In mijn onderzoek bleef ik cases tegenkomen waarin de olie-industrie in de marge een rol speelde ofwel in de vorm van geld of in de opleiding van onderzoekers. Zo heb ik me verdiept in de eerste biotechnologiebedrijven die onder meer gebruik maakten van nanotechnologie en genetische manipulatie, en daar zag ik hetzelfde patroon. In de geschiedenis van enkele belangrijke biotechnologiebedrijven stond altijd een paragraaf ergens middenin waarin stond vermeld dat een groot deel van het geld voor de oprichting van het bedrijf uit de olie-industrie kwam. Zonder verder commentaar. Dit bleek het geval te zijn bij drie van de vier belangrijke bedrijven in die tak: Amgen, Hybritech en Cetus. De olie-industrie had dus vanaf het begin een grote invloed in de biotechnologie.  

Waarom stak de olie-industrie zoveel geld in biotechnologie?

“Dat is een van mijn onderzoeksvragen. Mijn hypothese is dat na de oliecrisis van 1973, waar de olie-industrie goed van geprofiteerd heeft, ze een hoop geld over hadden dat ze wilden uitgeven. De biotechnologie kwam juist op dat moment tot ontwikkeling, dus voor bedrijven die geld wilden investeren, leek dat een goede investering. En biotechnologie had ook de potentie een bijdrage te kunnen leveren in technologieën die interessant waren voor de olie-industrie. Zo werden er bijvoorbeeld genetisch gemanipuleerde organismen gebruikt om olie schalie af te breken, zodat er gemakkelijker olie kon worden gewonnen uit gesteente. In de jaren 70, de tijd van olieschaarste, was de olie-industrie natuurlijk erg geïnteresseerd in alternatieve energiebronnen, maar in de jaren 80 verloren ze een groot deel van deze interesse. In de jaren 90 claimden veel oliebedrijven weer geïnteresseerd te zijn in alternatieven maar het is niet duidelijk hoe oprecht die interesse was. Want als je hun plannen zorgvuldig bekijkt, dan waren en zijn ze nog steeds van plan vele tientallen jaren olie te winnen.”

Annelotte Huiskes (text)
mody

Waarom richt uw onderzoek zich op het tijdvak 1968-1986?

“In 1968 werd de Club van Rome opgericht en verscheen The population bomb van Paul Ehrlich. Men begon zich bewust te worden van de schaarste van energiebronnen. In de jaren 70 leek er echt een verandering mogelijk, olie zou een kleinere rol in de economie gaan spelen. Maar ook in politieke zin stond de olieproductie onder druk. Veel plekken waar olie gewonnen werd, waren instabiel door oorlogen of de olie-industrie werd er genationaliseerd (o.a. in het Midden-Oosten) waardoor westerse oliemaatschappijen als Exxon, BP en Shell bang waren dat ze geen toegang meer zouden hebben tot deze olie. Men dacht toen geen andere keuze te hebben dan op zoek te gaan naar alternatieven.
Dit inzicht veranderde weer door de jaren heen omdat er nieuwe oliebronnen gevonden werden, bijvoorbeeld in de Noordzee en in Alaska. De politieke instabiliteit en de nationaliseringen van oliemaatschappijen in de vroege jaren 70 bleken in de jaren 80 minder een probleem te zijn. OPEC, de organisatie van veertien olieproducerende landen die in 1960 in Irak is opgericht, werd een soort partner van de westerse oliemaatschappijen. En ik denk, maar dat moet nog echt onderzocht worden, dat het financiële model veranderde. Dit leidde ertoe dat de oliemaatschappijen zich vooral gingen richtten op korte termijn investeringen in plaats van lange termijn investeringen. Aandeelhouders vonden het minder belangrijk om geld te investeren in onderzoek naar nieuwe technologieën die pas na jaren geld op zou kunnen leveren, maar kozen vooral voor cashen, dus voor olie uit de grond halen. En deze ontwikkelingen zie je terug in de olieprijs. Die steeg gedurende de jaren 70, daalde weer na 1980 en in 1986 was de olieprijs weer hetzelfde als in 1973 voor de crisis. Vandaar dat ik 1986 als eindpunt neem.”

Wat hoopt u tegen te komen in uw onderzoek?

“Ik hoop veel onverwachte ontdekkingen te doen, maar waar ik vrijwel zeker van ben is dat we kunnen aantonen dat de olie-industrie veel nauwer betrokken is bij het vinden van nieuwe technologieën dan we denken.  De olie-industrie is niet alleen belangrijk voor wetenschappelijk onderzoek vanwege haar geld, maar ook vanwege haar opleiding. Veel belangrijke onderzoekers hebben een deel van hun carrière bij de olie-industrie gewerkt. De olie-industrie heeft dus zeker invloed op wat en hoe er onderzocht wordt. Meestal wordt deze invloed in een negatief daglicht geplaatst: ze ondermijnen de klimaatdiscussie, ze promoten het ontkennen van de klimaatcrisis. Dat hebben ze óók gedaan en daar zullen we in dit project zeker naar kijken. Bijvoorbeeld naar hoe de olie-industrie zich terugtrok uit de zonne-energie discussie in de jaren 80 en deze op die manier ondermijnde. Maar ze hebben ook veel goeds gedaan voor de wetenschap en bijgedragen aan grote en mooie ontdekkingen. Een van de Nobelprijswinnaars voor chemie uit 2019 heeft een groot gedeelte van zijn leven in de olie-industrie gewerkt. Hij werkte aan de lithiumionbatterij, een oplaadbare accu die vaak in mobiele telefoons, laptops en elektrische voertuigen wordt gebruikt. Daar moeten we ze dan ook weer de credits voor geven.  Maar als we een meer duurzame samenleving willen, met een goed functionerend innovatiesysteem en onderzoekstructuur zullen we ook naar alternatieven moeten zoeken voor de bijdrage van de olie-industrie.”

 Zou de huidige coronacrisis verandering kunnen brengen?

“Ik zou graag optimistisch willen zijn. Maar de huidige terugval in vraag naar olie zal niet eeuwig duren. Sommige industrieën zullen niet teruggaan naar hun pre-corona niveau van olieconsumptie, maar over het algemeen zullen we teruggaan naar de olieconsumptie als daarvoor. Waar ik me zorgen over maak is dat de economische recessie die het gevolg zal zijn van deze crisis grote nadelige gevolgen zal hebben voor de alternatieve energie-industrie, terwijl de gangbare olie-industrie hier veel minder last van zal hebben omdat ze meer reserves hebben. Dat is het pessimistische scenario. Het optimistische scenario zou zijn dat de overheid geld gaat stoppen in de economie om alles weer aan de gang te krijgen en dat zij zich dan vooral richt op de alternatieve energie-industrie om zo te werken aan een meer duurzame economie, maar daarvoor is politieke wil nodig. En of die wil er is, is nu nog onduidelijk.”

Lees ook

  • Alisa verhuisde op 17-jarige leeftijd van Moskou naar Nederland om eerstejaars bachelorstudent Regenerative Medicine and Technology (RMT) te worden. De avontuurlijke geest van Alisa drijft haar steeds naar gloednieuwe ervaringen, zoals de RMT bacheloropleiding en haar hobby Tribal Fusion dansen.

  • Maak kennis met Lillianne Evertsz, wiens reis van het hbo naar het hoger onderwijs veerkracht belichaamt. Aanvankelijk uitgedaagd door hoge collegegelden, leken Lillianne's dromen van universitair onderwijs onbereikbaar, totdat ze een beurs ontving. Deze steun stelde haar in staat om haar gewenste...

  • In de komende maanden deelt de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences op Instagram tips over hoe je gezonder kan leven. Niet zomaar een verzameling van tips, wel gebaseerd op lopende onderzoeken binnen onze faculteit. Initiatiefnemers van dit idee zijn Lieve Vonken en Gido Metz, promovendi...