Onderzoek ITEM naar Europese grenssluitingen eerste coronagolf:

Grensoverschrijdende aanpak van de coronacrisis vrijwel nergens in Europa

Veel Europese landsgrenzen gingen dit voorjaar op slot doordat overheden simpelweg niet in staat waren onderlinge afspraken te maken over de verschillende nationale coronamaatregelen, niet omdat het belang van de volksgezondheid voorop stond. Een en ander blijkt uit de jaarlijkse Grenseffectenrapportage van het expertisecentrum ITEM, verbonden aan de Universiteit Maastricht. In dit speciale onderzoeksproject naar de impact van de diverse coronamaatregelen op Europese grensregio’s is nauw samengewerkt met partnerinstituten in Straatsburg, Frankfurt an der Oder en Noord-Ierland. Van grensoverschrijdend gezondheidsbeleid blijkt vrijwel nergens sprake.

Dit is de eerste keer dat de Grenseffectenrapportage niet alleen kijkt naar de grensregio’s tussen België, Duitsland en Nederland, maar ook naar verschillende andere Europese grensregio’s, zoals Duitsland-Frankrijk-Zwitserland, Duitsland-Polen en de grens tussen Ierland en Noord-Ierland.

Coördinatie

Bestaande grensoverschrijdende bestuursstructuren volstaan veelal niet om adequaat op een crisis als de corona-epidemie te kunnen reageren. Uit het Maastrichtse onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de strengere in- en uitreisbeperkingen van de Belgische regering tijdens de eerste golf met name een gevolg waren van het gebrek aan afstemming van nationale maatregelen, in het bijzonder met Nederland. Vreemd genoeg werd de Benelux-unie nauwelijks door beide regeringen gebruikt als organisatie voor coördinatie. Anders dan op het gebied van rampenbestrijding (denk aan grote ongevallen in de buurt van de grens, zoals in 2000 bij de vuurwerkramp in Enschede) zijn er in het geval van Nederland, Duitsland en België geen protocollen of afspraken voor wederzijdse hulp in grensregio’s of tussen buurlanden in het geval van een pandemie. Hoewel er enkele Nederlandse patiënten in Duitse ziekenhuizen lagen, was dit meer te danken aan ad hoc samenwerking dan aan eerdere afspraken tussen de regeringen.

Sociaaleconomisch

In de Duits-Poolse grensregio is vooral de sociaaleconomische situatie aanzienlijk verslechterd. Daar was de grens drie maanden lang gesloten, ook voor mensen die over de grens werken. Vanwege de grenssluitingen moesten veel bedrijven hun activiteiten in het grensgebied staken en konden ze op korte termijn hun personeel niet meer aan het werk houden. Bovendien moesten veel ondernemers langs de grens het zonder klanten uit het andere land stellen. Een andere relevante economische factor is seizoensarbeid, zoals in de landbouw, de horeca, het toerisme en de gezondheidszorg. In deze sectoren was bijvoorbeeld aan Duitse zijde veel personeel uit Polen lange tijd noodgedwongen afwezig. In België, Nederland en Duitsland viel vooral veel gebrekkige afstemming waar te nemen op het punt van economische steunmaatregelen voor grenswerkers.

Discriminatie

In het grensgebied tussen Duitsland, Frankrijk en Zwitserland, de zogenoemde Bovenrijnregio, mochten de bijna 100.000 grenspendelaars nog wel uitsluitend voor hun werk de grens oversteken en konden zo hun sociale zekerheid behouden. Later werd het vaak aan het oordeel van de politie overgelaten of burgers wel een geldige reden hadden om de grens over te steken. Dit leidde in veel gevallen tot een gevoel van discriminatie. Het zwaarst getroffen door de grenssluiting waren families die tot twee maanden lang regelrecht uit elkaar werden gerukt, waardoor bijvoorbeeld afspraken over co-ouderschap niet meer nageleefd konden worden of familieleden die zorg nodig hadden in een buurland geen bezoek of hulp meer konden ontvangen.

Gezondheidsunie

"We kunnen niet wachten op het einde van de pandemie om ons te herstellen en ons voor te bereiden op de toekomst. We zullen de grondslag moeten leggen van een sterkere Europese gezondheidsunie, waarin 27 landen samenwerken aan collectieve monitoring, voorbereiding en respons,” merkte EC-voorzitter Ursula von der Leyen onlangs op. Deze zeer uitgesproken ambitie van de Europese Commissie blijkt volgens het rapport van de grenseffectenonderzoekers dus nog angstvallig ver weg. “Vooral in de grensregio’s lijkt de nationale crisisaanpak soms absurd. Je mag op dit moment wel vanuit Rotterdam naar Maastricht reizen zonder in quarantaine te gaan, maar niet vanuit Aken. Terwijl er in Aken veel minder besmettingen zijn”, zegt ITEM-onderzoeker Martin Unfried. “Een gemeenschappelijke EU-aanpak wat betreft de definitie van risicogebieden, reisadviezen, het inkopen van materiaal en in de toekomst zelfs afspraken over het delen van ziekenhuiscapaciteiten, dat zijn wel belangrijke stappen.  Anders kunnen ook in de toekomst de bestaande grensoverschrijdende netwerken slechts beperkt in actie komen. Het voorgestelde mechanisme, waarbij beleid gecoördineerd wordt op EU-niveau, is daarom tevens een stap in de goede richting voor de grensregio’s.” De Grenseffectenrapportage 2020 is te vinden op het ITEM Cross-Border Portal.

TEIN-netwerk

Het COVID-19 grenseffectenproject is een samenwerking tussen het expertisecentrum ITEM, verbonden aan de Universiteit Maastricht, en verschillende partners van het Transfrontier Euro-Institut Network (TEIN). Dat is een uniek netwerk van universiteiten, onderzoeksinstituten en opleidingscentra dat zich bezighoudt met grensoverschrijdende samenwerking in Europa. De Grenseffectenrapportage van 2020 bevat onder meer de resultaten van deze vruchtbare samenwerking tussen ITEM en de volgende TEIN-leden: het Euro-Institut (Bovenrijnregio voor de grensoverschrijdende samenwerking tussen Duitsland, Frankrijk en Zwitserland), het Centre for Cross Border Studies/CCBS (de grensregio tussen de Republiek Ierland en Noord-Ierland/ het Verenigd Koninkrijk) en het Viadrina Center B/ORDERS IN MOTION van de Europa-Universiteit Viadrina in Frankfurt an der Oder (de Duits-Poolse grensregio en de partnersteden Frankfurt (Oder) en Słubice).

Lees ook